• No results found

3. Interviews en groepsgesprekken

3.2 Aard ongewenst gedrag externen: een nadere beschouwing

3.2.1 Verbaal geweld

Een meerderheid van 60% van de werknemers in de onderzochte publieke sectoren geeft aan in de afgelopen 12 maanden met verbaal geweld vanuit externen te maken te hebben gehad. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de typen verbaal geweld die respondenten hebben gerapporteerd wat betreft het meest recente voorval van ver-baal geweld.

Tabel 3.1 Verbaal geweld door externen: percentage respondenten dat in het meest recente voorval met de verschillende typen van verbaal geweld te maken heeft gehad (nulmeting: n = 2477, éénmeting: n = 1704)

Type 2007 2009

Deze percentages zijn zowel gewogen naar sectorgrootte als naar sekseverdeling binnen de sectoren.

We zien dat het verbaal geweld in verreweg de meeste gevallen de vorm aanneemt van schelden en schreeuwen. Vernederen, treiteren en pesten komen minder vaak voor. De analyse van de ‘anders’-categorie –eveneens door een aanzienlijk deel van de respondenten (14%) ingevuld– blijkt hoofdzakelijk betrekking te hebben op drei-gen en bedreidrei-gen. Ook vals beschuldidrei-gen en intimideren worden door enkelen ge-noemd. De verschillen met de nulmeting zijn gering.

Tabel 3.2 laat zien of en met wie binnen hun organisatie slachtoffers een voorval be-spreken57. Tevens is respondenten gevraagd of zij het voorval hebben gemeld bij de politie en of er aangifte van is gedaan door de respondent en/of zijn of haar werkge-ver58. In de één na laatste rij van deze tabel staat het percentage respondenten

56 Belangrijk is zich te realiseren dat de gegevens over de aard van het ongewenste gedrag uit een andere steekproef afkomstig zijn dan die over de omvang ervan. De aantallen respondenten in deze steekproef zijn lager dan die welke is gebruikt voor de omvangsberekeningen. Hierdoor zijn de weergegeven aantallen bij deze analyses wellicht minder nauwkeurig dan de aantallen voor de omvangsberekeningen. Zie de onderzoeksverantwoording voor een nadere omschrijving.

57 Respondenten konden hier meerdere antwoorden aankruisen. Dit betekent dat de percentages uit rij twee tot en met vier niet noodzakelijkerwijs optellen tot 100%.

58 De vragen met betrekking tot bespreken, melden en aangifte doen hadden betrekking op het voorval in zijn geheel en niet op de afzonderlijke facetten van het incident.

weergegeven dat aangaf in contact te zijn getreden met de politie over het voorval (door middel van het doen van een melding of het doen van aangifte). In de laatste rij staat het percentage respondenten weergegeven dat van het voorval aangifte is ge-daan, in dit getal zijn de respondenten die het slechts bij de politie gemeld hebben buiten beschouwing gelaten.

Tabel 3.2 Verbaal geweld: besproken, gemeld en/of aangifte gedaan (nul-meting: n = 2477, één(nul-meting: n = 1704)

Verbaal geweld 2007 2009

Besproken met collega 73% 73%

Besproken met leidinggevende 29% 41%

Besproken met vertrouwenspersoon of bedrijfsmaatschappelijk werker

1% 3%

Ingevuld in registratiesysteem* -- 11%

Voorval gemeld en/of aangifte gedaan bij de politie 11% 13%

Aangifte gedaan bij de politie** -- 5%

* In de nulmeting was deze antwoordmogelijkheid niet aanwezig.

** Doordat deze vraag in de nulmeting alleen betrekking heeft op het feit of men zelf aangifte heeft gedaan, is dit percentage niet te vergelijken met het percentage uit de éénmeting.

Deze percentages zijn zowel gewogen naar sectorgrootte als naar sekseverdeling binnen sectoren.

Ongeveer driekwart van de voorvallen wordt besproken met een collega. Ondanks het feit dat dit percentage is toegenomen ten opzichte van de nulmeting (van 29%

naar 41%), valt op dat slechts een minderheid van de respondenten aangeeft het voorval te bespreken met de leidinggevende. Het registreren van het voorval en het bij de politie melden en/of aangifte doen komen eveneens nog steeds weinig voor, al zien we wat betreft het doen van melding/aangifte bij de politie een kleine toename.

Verder zijn de verschillen ten opzichte van de nulmeting gering.

Tabel 3.3 Redenen voor het niet doen van aangifte bij voorvallen van ver-baal geweld (n = 1661)

Verbaal geweld 2007 2009

Dit had mijn werkgever al gedaan -- 2%

Ik had er niet aan gedacht -- 10%

Ik vond het daarvoor niet erg genoeg -- 72%

Ik durfde niet vanwege de gevolgen voor mezelf -- 2%

Ik wilde niet vanwege de gevolgen voor de dader -- 2%

* Antwoordcategorie niet voorgelegd aan respondenten van de politie

Tabel 3.3 biedt een overzicht van de redenen waarom er geen aangifte is gedaan.

Een grote meerderheid (72%) noemt de te geringe ernst vanhet voorval als reden. Bij de ‘anders-categorie’, die ook veel genoemd wordt, vinden we veel varianten van

manieren waarop het slachtoffer de zaak op bevredigende wijze zelf heeft kunnen oplossen.

Wanneer we kijken naar de scores van de afzonderlijke sectoren, zien we dat er vooral veranderingen zijn opgetreden in bepaalde sectoren. Zo zijn het vooral werk-nemers van NS, het voortgezet onderwijs en de sociale diensten die ten opzichte van 2007 vaker voorvallen van ongewenst gedrag bespreken met de leidinggevende. Het primair onderwijs kent een relatief grote bereidheid tot het bespreken van incidenten met de leidinggevende, terwijl dit bij burgemeesters en wethouders, gemeente-raadsleden59 en ambulancepersoneel relatief weinig voorkomt. Het aantal voorvallen dat is gemeld bij de politie of waarvan aangifte is gedaan is iets toegenomen in de afgelopen twee jaar, hierbij springen de sectoren NS, brandweer, burgemeesters en wethouders, sociale diensten en politie – met een toename van meer dan 10% - in het oog.

Een ruime meerderheid van de respondenten geeft aan voorvallen van verbaal ge-weld intern te bespreken, vooral met collega’s (73%). Van degenen die het voorval van verbaal geweld met iemand van de organisatie –een collega of de leidinggeven-de– hebben besproken, meldt een kleine meerderheid (54%) dat er voldoende na-zorg is geweest (tabel 3.4). Opvallend is dat een grote minderheid (43%) aangeeft dat er niet of nauwelijks is gereageerd. Omdat deze vraag niet is gesteld bij de nul-meting, is er geen vergelijking mogelijk met cijfers uit 2007.

Tabel 3.4 Verbaal geweld: nazorg na intern bespreken (éénmeting: n = 1555)

Verbaal geweld 2007 2009

Er is niet of nauwelijks op gereageerd -- 43%

Er is onvoldoende nazorg geweest -- 3%

Er is voldoende nazorg geweest -- 54%

Deze percentages zijn zowel gewogen naar sectorgrootte als naar sekseverdeling binnen sectoren.

Tabel 3.5 geeft weer in hoeverre er volgens de werknemers die een voorval van ver-baal geweld hebben gemeld binnen hun organisatie door de werkgever actie is on-dernemen richting de dader.

Tabel 3.5 Verbaal geweld: actie ondernomen door organisatie richting da-der (éénmeting: n = 1704)

Verbaal geweld 2007 2009

Nee -- 56%

Ja -- 33%

Weet niet -- 11%

59 Hierbij speelt de kwestie dat burgemeesters, wethouders en gemeenteraadsleden geen leidinggevende hebben, althans niet iemand die zich vanuit die positie met de dagelijkse praktijk bemoeit. Melden bij de leidinggeven-de is leidinggeven-derhalve voor leidinggeven-deze mensen meestal niet mogelijk.

Deze percentages zijn zowel gewogen naar sectorgrootte als naar sekseverdeling binnen sectoren.

Van de respondenten die binnen hun organisatie melding doen van verbaal geweld is er in een derde van de gevallen door de organisatie actie ondernomen richting de dader. Iets meer dan de helft (56%) van de respondenten geeft aan dat dit niet is ge-beurd en 11% weet het niet. Omdat deze vraag niet is gesteld bij de nulmeting, is er geen vergelijking mogelijk met cijfers uit 2007. Splitsen we deze gegevens uit per sector (tabel 3.6) dan zien we dat gemeenteraadsleden, ambulancediensten, zieken-huizen, brandweer en belastingdienst verhoudingsgewijs relatief laag scoren wat be-treft het reageren richting de dader en het bieden van voldoende nazorg en primair onderwijs, voortgezet onderwijs, Jeugdzorg, burgemeesters en wethouders en ge-vangeniswezen relatief hoog.

Tabel 3.6 Verbaal geweld: nazorg geboden en actie ondernomen uitge-splitst naar sector (éénmeting)

Voorgezet Onderwijs 54% 52%

Politie 56% 21%

Ambulancepersoneel 42% 7%

Brandweer 52% 14%

Gevangeniswezen 43% 55%

Ziekenhuizen 41% 10%

Treinpersoneel 61% 15%

Arbeidsinspectie 60% 11%

Belastingdienst 47% 20%

Burgermeesters en Wethouders 61% 32%

Gemeenteraadsleden 31% 10%

Sociale diensten 64% 45%

UWV 50% 18%

Jeugdzorg 62% 28%

Totaal éénmeting 54% 33%

De percentages per sector zijn gewogen naar sekseverdeling binnen de sector. De totale percentages zijn zowel gewogen naar sekseverdeling binnen de sector als naar sectorgrootte. De hoogste en laagste percen-tages zijn cursief gedrukt