• No results found

Actiegerichtheid organisatie na ongewenst gedrag

3. Interviews en groepsgesprekken

4.4 Maatregelen die zijn getroffen door de werkgever

4.4.1 Actiegerichtheid organisatie na ongewenst gedrag

Onderdeel van de enquête waren ook zeven stellingen waarin respondenten werd gevraagd wat er in de organisatie gebeurt na een incident van ongewenst gedrag.

Hierbij gaat het om weten wat je moet doen, de steun die het slachtoffer krijgt, of het incident gemeld wordt en of er door de werkgever nazorg wordt geboden. Respon-denten konden antwoord geven op een schaal van 1 (= helemaal mee oneens) tot 5 (= helemaal mee eens), het antwoord 'weet niet' kon bij deze vraag niet worden ge-geven. Zes van deze stellingen zijn ook in de nulmeting gesteld. In tabel 4.8 zijn de gemiddelde scores weergegeven van beide metingen.

Tabel 4.8 Actiegerichtheid organisatie na ongewenst gedrag: ge-middelde scores op stellingen (nulmeting n = 3574, éénmeting n = 5194)

Stelling 2007 2009

Ik weet wat ik moet doen als ik last heb van ongewenst gedrag op mijn werk.

4,06 4,04

Ongewenste gedragingen worden meestal gemeld binnen de organi-satie.

3,65 3,71

Ik krijg voldoende steun van collega’s als ik last heb van ongewenst gedrag.

4,20 4,16

Ik krijg voldoende steun van leidinggevenden als ik last heb van ongewenst gedrag.

3,86 3,97

Meldingen van ongewenst gedrag moeten meer serieus worden genomen in mijn organisatie.

3,33 3,34

Er is voldoende nazorg na ongewenst gedrag. 3,63 3,62 Er is in mijn organisatie alleen aandacht voor ongewenst gedrag als

er een incident is geweest, daarna niet meer.

- 3,06

Alleen de sectoren die ook in de nulmeting aanwezig waren zijn meegenomen bij de analyse van de éénmeting. Er is gewogen naar sectorgrootte en naar sekseverdeling binnen de sectoren.

Een vergelijking van beide metingen toont een stabiel patroon. De gemiddelde scores wijken weinig van elkaar af. Over het algemeen zijn werknemers het eens met de stellingen, behalve met de stelling dat ongewenst gedrag meer serieus zou moeten worden genomen in de organisatie. Daar neigt de gemiddelde score iets naar de middencategorie 'niet mee eens / niet mee oneens', hetgeen ook het geval is bij de stelling dat er alleen aandacht is vanuit de organisatie na incidenten.

Opvallend is het feit dat een groot aantal respondenten denkt dat ongewenste ge-dragingen 'meestal' worden gemeld binnen de organisatie. Uit de analyses van de aard van het ongewenst gedrag bleek immers hoe weinig er soms gemeld wordt.

Mogelijk zit de coulance ten aanzien van deze stelling in een ruime interpretatie van het woord 'meestal'.

Een principale componentenanalyse op de zeven stellingen uit de éénmeting laat zien dat er twee componenten kunnen worden onderscheiden in de stellingen. De eerste component omvat ‘de actiegerichtheid van de organisatie na ongewenst ge-drag’. Alle stellingen laden hier positief op, met uitzonderingen van de stellingen:

‘Meldingen van ongewenst gedrag moeten meer serieus worden genomen in mijn

organisatie’ en ‘Er is binnen mijn organisatie alleen aandacht voor ongewenst gedrag als er een incident is geweest, daarna niet meer’. Deze stellingen laden negatief op de eerste component en positief op de tweede component die benoemd kan worden als ‘de mate waarin de organisatie ongewenst gedrag serieus neemt’.

Om te bekijken hoe de actiegerichtheid van de organisatie na ongewenst gedrag per sector is verdeeld, is er een schaal berekend van de zeven stellingen van de eerste component (Cronbach’s alpha is 0,7664). In onderstaande tabel (4.9) zijn de gemid-delde scores en een rangschikking van de verschillende sectoren op deze gecombi-neerde variabele per sector weergegeven. Hieruit blijkt dat de variatie in deze ge-middelden redelijk klein is (de verschillen tussen sectoren zijn niet erg groot). Res-pondenten uit het gevangeniswezen zijn het minst positief over de actiegerichtheid van de organisatie en burgemeesters en wethouders het meest.

Tabel 4.9 Actiegerichtheid van de organisatie na ongewenst gedrag: ge-middelde score per sector gesorteerd van laag naar hoog (éénmeting: n = 5828)

Burgermeesters en wethouders 3,90

Er is gewogen naar sectorgrootte en naar sekseverdeling binnen de sectoren.

Ook is gekeken of deze combinatievariabele gerelateerd is aan de vraag of de res-pondent wel of niet te maken heeft gehad met ongewenst gedrag door externen. Met behulp van een logistische regressie zijn de verbanden tussen de verschillende vor-men van ongewenst gedrag en de actiegerichtheid van de organisatie na ongewenst gedrag getoetst. Hieruit blijkt dat de actiegerichtheid van de organisatie na onwenst gedrag significant negatief is gerelateerd aan een hogere kans op fysiek ge-weld, seksuele intimidatie, niet-seksuele intimidatie en discriminatie. Slachtoffers van deze vormen van ongewenst gedrag uiten een negatiever oordeel over

64 Waarbij de scores van de twee stellingen die negatief laden op de eerste component zijn gespiegeld.

heid van de organisatie na ongewenst gedrag. Er is geen relatie met verbaal geweld of met ongewenst gedrag als geheel.

Tabel 4.10 Relatie tussen actiegerichtheid van de organisatie na onge-wenst gedrag en slachtofferschap van ongeonge-wenst gedrag door externen

Actiegerichtheid

Voor een verdere verdiepende analyse zijn de scores van de twee stellingen die op de tweede component laden samengevoegd. De samengestelde score representeert de mate waarin de respondent van mening is dat ongewenst gedrag onvoldoende serieus wordt genomen door zijn of haar werkgever. In tabel 4.11 zijn de gemiddel-den op deze samengestelde variabele weergegeven per sector. Hoe lager de score, hoe vaker respondenten vinden dat de eigen werkgever het thema ongewenst ge-drag serieus neemt. Werknemers in het gevangeniswezen zijn het vaakst van me-ning dat ongewenst gedrag onvoldoende serieus wordt genomen in de organisatie.

Bij burgermeesters en wethouders is het aantal respondenten die dat vindt het kleinst.

Tabel 4.11 Gemiddelde mate onvoldoende serieus nemen ongewenst ge-drag door organisatie, per sector gesorteerd van laag naar hoog (éénme-ting: 5828)

Sector Gemiddelde

Burgermeesters en wethouders 2,73

Arbeidsinspectie 2,93

Er is gewogen naar sectorgrootte en naar sekseverdeling binnen de sectoren.

Hierin is te zien dat in het gevangeniswezen de meeste respondenten van mening zijn dat ongewenst gedrag onvoldoende serieus wordt genomen in de organisatie. Bij burgermeesters en wethouders is dit aantal respondenten het kleinste vergeleken met de overige sectoren.