toegestaan: komt er een razzia intussen, dan ben ik nog vrij veilig. Maar ik ga me,
voor ze om zijn, bij Rau melden.
2 augustus.
Gisteren transport uit Westerbork. Veel strafgevallen, die de ‘s’ kwijtgeraakt waren,
o.w. de Luza's. Van Zusje dit: heel de winter was ze in Amsterdam, in 't voorjaar
ging ze ergens als verpleegster werken. Brutale donder! Ook al mocht het misgaan,
dan kan ze dus nog hierheen komen. Erger is dat Hans denkt dat we wel méé zullen
zijn met het Austausch-transport. Dit denkt men ook van arme Abel. Deze, toen
hem gisteren ‘op kantoor’ een extra portie van iets werd aangeboden, weigerde en
zei: ‘Ik voel me voldaan met de portie, waarop ik r e c h t heb.’ Welk een moed, en
welk een kracht van iemand die zo veel honger heeft.
Anders dan sommige mensen van het vorige transport waren de L.'s héél gul en
hartelijk. Men heeft hun een koffer levensmiddelen ontstolen, en desondanks gaven
ze ons boterhammen met worst, kunsthoning, ei. Van Bob kregen Paps en ik een
sigaret.
Er zijn in vele bedden wantsen geconstateerd; er kan niets tegen gedaan worden.
Ik ‘drukte’ me gisteren, werk vandaag in een commando voor jeugdige
reconvalescenten. Ik moest wel zoiets doen, omdat ik bij het zogenaamde telappèl,
2 uur na het werkappèl, en waarop iedereen komen moet, baraksgewijs opgesteld,
ondet dak
wilde wezen. In mijn barak lig ik nu in het bed van de zoon van de onderbarakleider.
Bij wijze van gunst mag ik, totdat de infant uit het ziekenhuis terugkeert, hier slapen.
Het gaat me op de zenuwen steeds eraan herinnerd te worden welk een net
jongmens ik vervang en bovendien is het licht hier slecht. De barakleiding is crapuul
dat er eerlijk voor uitkomt, en het als hun recht beschouwt twee porties eten te
nemen. Daarmee in tegenstelling is hun verontwaardiging over brooddiefstallen.
Vanmiddag wordt een openbare gerechtszitting gehouden, waar de commandant
bij is. Abel is aanklager. Als ik durf ga ik de zaak bijwonen, met een bezem bij de
hand om werk te markeren.
3 aug.
Als alle geruchten wáár zijn, is de oorlog nog wel voor de herfst afgelopen. Voor de
keuken ben ik te zwak: ik merkte dat vanmorgen bij 't gamellen-dragen. Petra bracht
gisteren spekkaantjes uit de keuken mee; at daarvan, gulzig, zonder aan mijn ouders
te denken en heb daardoor - wat doet God? - m'n maag bedorven.
De rechtszitting was vanmorgen: in plaats van de commandant, die er niet is (?!)
waren er drie andere, van wie twee Wehrmacht. Toevallig waren de bewijzen tegen
de eerste brooddief zeer overtuigend, zodat ik Paps' mening, dat er vaak op
onvoldoende bewijs (voldoende bewijs bestaat haast niet, omdat het brood meestal
opgegeten is) veroordeeld wordt, niet kon verifiëren. De man in kwestie had, op de
dag dat we weer brood kregen na er twee dagen zonder te zijn geweest, zijn
buurjongen aangeraden: ‘Snij er niet te veel af, maar bewaar wat voor 's avonds’,
daarna had hij geïnformeerd wat de jongen 's middags doen zou, en toen deze
weggegaan was had hij, in de zekerheid niet gestoord te zullen worden, het brood
gestolen. Zijn eigen brood ruilde hij voor sigaretten, en bracht het gestolene naar
z'n
vrouw, waar het gevonden is, herkenbaar doordat het paste op de rest van de andere
helft. Hij kreeg 3 weken bunker, twee keer per week op water en brood, en een
permanent rookverbod. Wordt hij rokende aangetroffen, dan wordt hem 1 rantsoen
brood ingehouden. Hij moet het gestolene vergoeden, hij moet verhuizen en het
vonnis wordt publiek gemaakt. Abel was aanklager, en liet duidelijk uitkomen hoe
erg het is twee dagen geen brood te hebben. Het was een waardige vertoning en
de Duitsers, heel correct, hebben zich nergens in gemengd. Dasberg, die ik
vanmorgen in het waslokaal sprak, blijkt in z'n jeugd natuurlyriek geschreven te
hebben, toen hij wegens tb in een sanatorium lag. Hij was ermee opgehouden,
omdat hij eens zijn werk aan een criticus stuurde, en ten antwoord kreeg: ‘Geachte
mejuffrouw Dasberg...’ Hij deelt mijn mening over Wintervoet,(vandaag hoorde ik
toevallig, dat deze te Tröbitz gestorven is, met zijn vrouw. Zijn werk is verloren
gegaan) de ‘patentdichter’ die met alle geweld over joodse onderwerpen moet
schrijven. Ook dit valt me van hem (die de zoon is van een rabbijn) mee. Hij benadert
heel dicht het ideaal van een leider: hij is één dier weinigen, die ambitie paren aan
geschiktheid. Wanneer hem zijn zwak gestel geen parten speelt, kan hij veel goed
doen en ik ben er trots op die man gekend te hebben. Dit lijkt op een lijkrede, god
geve dat het er geen wordt. Abel valt me ook niet tegen, en ik had al een hoge dunk
van hem.
Landauer wil me 1 uur per dag lesgeven; jammer dat het geen analyse kan worden,
omdat datgene wat P. van hem gezegd heeft, eenmaal zoals 't behoort
-overgebracht, hun verstandhouding niet ten goede zou komen. Vandaag was het
heel interessant, al heeft hij de lastige gewoonte stof voor een kwartier tot een uur
uit te dijen.
De vrouw van mijn chef, G. (een aap), is literair geïnteresseerd. Niet daarom,
maar omdat ze familie van V. is, zal ik haar
In document
Loden Vogel, Dagboek uit een kamp · dbnl
(pagina 50-53)