• No results found

5.4 S OORTENINVENTARISATIES

5.4.1 Vaatplanten

5.4.1.1 Inleiding

De oudste systematische flora-waarnemingen in het Hallerbos zijn afkomstig van Jan Van Schepdael, een veelzijdige biologieleraar die de streek rond Halle goed kende en er geregeld het veld introk. Zijn handschrift Monographie systématique de la Flore du territoire d’Esschenbeek uit 1934, omvat waarnemingen uit het gehele bos91. Ze werden vergeleken met inventarisaties uit 2001 en vervolgens gepubliceerd (Van Schepdael et al. 2003).

De meeste andere waarnemingen komen uit Florabank, een geïnformatiseerde databank met verspreidingsgegevens op kilometerhok- (1 km2) en uurhokniveau (16 km²). Het tot hiertoe gebruikte raster is dat van het vroegere Instituut voor de Floristiek van België en Luxemburg (IFBL). Het bosreservaat Jansheideberg strekt zich uit over twee kilometerhokken in het uurhok f4-14. Het grootste deel - inclusief de kernvlakte - behoort tot kilometerhok f4-14-34. Het meest noordelijke deel maakt deel uit van het het hok f4-14-32 (Figuur 5-12).

Eigen waarnemingen uit Jansheideberg (2003-2005) zijn terug te vinden in bijlage 8.2 en in het monitoringrapport (De Keersmaeker et al. in voorbereiding).

Figuur 5-12 Situering van het bosreservaat en de kernvlakte in het IFBL-raster (kilometerhokniveau) Location of the reserve and core area in a national floristic monitoring grid (1 km²)

De tabellen uit Florabank bevatten heel wat zeldzame en ecologisch veeleisende soorten. Na-oorlogse waarnemingen van bijvoorbeeld Vlozegge en Grote muggeorchis92 spreken tot de verbeelding. Dergelijke bijzonderheden kunnen worden beschouwd als getuigen van de eertijds bijzonder rijke flora in het Brusselse (zie Baeté et al. 2002: 21-23). Verschillende soorten zijn relicten

91

Cette partie de la riche region de Hal comprend donc tout le bois de Hal et les campagnes situées à l’Est de la Steenputbeek.

92

van de zogenaamde Brabantse Heide op de dagzomende Brusseliaan-zanden (b.v. Heidekartelblad, Tandjesgras) 93. Het hieronder gemaakte onderscheid tussen soorten van droge versus natte heiden (en graslanden), blijkt relevanter dan een opsplitsing in 'zuurminnende' en 'kalkminnende' soorten. Beide laatste vinden immers een belangrijke gemene deler in hun tolerantie voor fosfaatarmoede en - voornamelijke in het geval van soorten uit droge habitats - het relatief goed verdragen van aluminiumtoxiciteit.

Plantengeografisch behoort de streek van Halle en Dworp tot het Brabants district. Opvallend is dan ook de aanwezigheid van meerdere 'zuidelijke soorten', die beduidend algemener zijn in het Maasdistrict, het Ardens district, het Picardisch district en zelfs het Champagnedistrict (b.v. Ruwe dravik = Bromus ramosus en Knollathyrus = Lathyrus linifolius, zie onderstaande figuur). De mate waarin de verspreiding van dergelijke soorten geografisch (klimatologisch) dan wel ecologisch (bodemkundig) bepaald is, dient verder - een in ruimere, Europese context - te worden onderzocht.

Figuur 5-13 Voorbeelden van soorten met een overwegend zuidelijke verspreiding, die in en nabij het Hallerbos werden waargenomen

Examples of species with a predominantly southern distribution, observed within and near the Haller Forest

De hieronder besproken waarnemingen werden opgesplitst in: x karakteristieke bossoorten

x zeldzame bossoorten en stinzeplanten

x zeldzame soorten van natte heiden en graslanden x zeldzame soorten van droge heiden en graslanden x invasieve soorten

Een compilatie van kilometerhokgegevens voor de periode 1971-2004 is terug te vinden in bijlage 8.1.

5.4.1.2 Karakteristieke bossoorten

Het Hallerbos staat bij vele wandelaars bekend omwille zijn bloemrijke voorjaarsflora met Wilde hyacint en Bosanemoon, soorten die in Florabank dan ook goed vertegenwoordigd zijn. Enkele opvallende zuurmijdende soorten in de kilometerhokken van het bosreservaat zijn: Eenbloemig parelgras, Muursla, Bosbingelkruid, Eenbes en Heelkruid (allen recente waarnemingen). Recent waargenomen soorten die kenmerkend zijn voor de aanwezigheid van mineralenrijke kwel in de natte bestanden zijn: Hangende zegge, beide Goudveilsoorten, Bittere veldkers, Reuzenpaardestaart en Daslook.

93

Heiden worden in principe gekarakteriseerd door een belangrijke aanwezigheid van dwergstruikenvegetaties (b.v. Struikheide in droge heiden, Dopheide in natte heiden); de hier bedoelde Brabantse Heide omvat ook door grassen gedomineerde, fosfaatarme open terreinen: (natte) blauwgraslanden en (droge) schraalgraslanden.

5.4.1.3 Zeldzame bossoorten en stinzeplanten

Meest opmerkelijk voor de twee kilometerhokken van het bosreservaat zijn waarnemingen van Witte rapunzel (f4-14-34) en Gele anemoon (f4-14-32, '10-tal eks.') uit 2001. De toelichting bij deze laatste ('eikenbos in beekvallei) verwijst vermoedelijk naar de vallei van de Steenputbeek, net ten N van het bosreservaat. Voor het kilometerhok met de kernvlakte (f4-14-34) wordt voor datzelfde jaar de aanwezigheid van de 'inheemse ondersoort' van Wilde narcis opgegeven (subsp. pseudonarcissus). Een streeplijst uit 1972 - met de specificatie 'lieu dit Acht Dreven, parcelle II 3' - vermeldt het voorkomen van Amandelwolfsmelk. In het andere kilometerhok (f4-14-32) werd in 1988 nog Schedegeelster gezien door Léon Delvosalle.

Uurhokwaarnemingen (f4-14, 1940-1971) van Ruwe dravik, Hondstarwegras en Stippelvaren nopen tot oplettendheid. De eerste twee betreffen zeldzame bosgrassen (met een in België overwegend zuidelijk areaal), die respectievelijk kunnen worden verward met Reuzenzwenkgras en Boskortsteel. Stippelvaren vertoont gelijkenissen met Mannetjesvaren en onderscheid zich bijvoorbeeld door een een lichte citroengeur.

Een andere uurhokwaarneming uit dezelfde periode betreft Gewone naaldvaren, een soort van ravijnbossen en rotsen, die minder zeldzaam is in het Maasdistrict.

Het beheerplan (Opstaele 2000) vermeldt het voorkomen van de zeldzame Slanke zegge in het brongebied ten westen van het bosreservaat Jansheideberg.

5.4.1.4 Zeldzame soorten van natte heiden en graslanden

Op basis van herbariummateriaal en streeplijsten kunnen in en nabij het Hallerbos drie belangrijke gebieden met natte heiden en blauwgraslanden worden onderscheiden.

Een eerste gebied betreft het zogenaamde Keldergat te Dworp (Tourneppe), een moerassig gebied in de Vallei van de Hallebeek, volledig buiten de Florabank-kilometerhokken van het bosreservaat gelegen. Herbariummateriaal uit de periode 1944-1948 geeft volgende bloemlezing: Gewone addertong, Vlozegge, Grote muggeorchis, Moeraswespeorchis, Brede orchis, Vleeskleurige orchis. Relicten van natte heide in de zaadtuin van het Hallerbos - eveneens buiten de hokken van het bosreservaat - werden bekend door waarnemingen van Frank Saey in het begin van de jaren 1990 (b.v. Gele zegge, Heidekartelblad, Liggende vleugeltjesbloem, Grote wolfsklauw, Gevlekte orchis). Een herbariumvel van Heidekartelblad uit mei 1958 met de vermelding 'Bois de Hal', verwijst mogelijk naar dit gebied. Zeer recent is gebleken dat Gele zegge, Heidekartelblad en Liggende vleugeltjesbloem tot dusver hebben standgehouden in de zaadtuin (waarnemingen bosreservatenteam). Hun toekomst tracht men te verzekeren door een aangepast open-plekken-beheer.

Het derde gebied betreft de Pipaanshoek, een vermoedelijk pas in de late zeventiende eeuw ontstane grasland-enclave in de onmiddelijke nabijheid van het bosreservaat (f4-14-32, zie ook historische kaartenanalyse). Een streeplijst in Florabank uit 2001 vermeldt Moerasstreepzaad, Brede orchis en Zwartblauwe rapunzel voor dit gebied. De standplaats van laatstgenoemde wordt in Lambinon et al. (1998: 622) omschreven als 'bossen met milde humus of daaruit ontstane graslanden'. In 1986 werd in de Pipaanshoek ook Blauwe knoop en Gevlekte orchis gezien (indien deze laaste niet werd verward met Brede orchis).

Florabank vermeldt voor de periode 1940-1971 verder nog enkele opmerkelijke uurhokwaarnemingen (f4-14) van laagveensoorten, waarvan het onduidelijk is in welk(e) gebied(en) ze hebben gestaan: Veenpluis, Breed wollegras, Kleine valeriaan en Parnassia. Mogelijk gaat het hier om De Duling.

5.4.1.5 Zeldzame soorten van droge heiden en graslanden

Een streeplijst in Florabank uit 2001 vermeldt Donderkruid voor het kilometerhok f4-14-34. Het is een soort van kalkrijkere bodems, die veel algemener is in het Champagnedistrict en het Picardisch district. Van Grote tijm en Tandjesgras zitten in Florabank enkel uurhokwaarnemingen uit de periode 1940-1971. Knollathyrus werd in 2001 in de zaadtuin van het Hallerbos (Vroenenbos) opgemerkt (waarneming H. Baeté).

5.4.1.6 Invasieve soorten

In kilometerhok f4-14-34, het hok met de kernvlakte, werden volgens Florabank twee invasieve exoten waargenomen: Reuzenbalsemien (1998) en Reuzenbereklauw (2001). Eerstgenoemde werd opgemerkt langs de Arenbergvijver, ten zuidwesten van de snelweg E19.