• No results found

Deel I Theoretische uitgangspunten en constructie van het beoordelingsmodel

3 Meten van informatievaardigheden

4.3 Uitwerking

In deze fase van het ontwerpproces wordt vastgesteld hoeveel tussenliggende niveaus in de sco- ringsrubriek gebruikt gaan worden en wordt voor ieder van die niveaus het kenmerkende gedrag uitgeschreven. In het geval van de scoringsrubriek voor informatievaardigheden was het de bedoe- ling dat deze gebruikt zou gaan worden door docenten en studenten uit verschillende vakgebieden in het hoger onderwijs. Om de scoringsrubriek niet te ingewikkeld te maken voor deze docenten en studenten die zelf geen informatieprofessional of -specialist zijn, werd er voor gekozen om de rubriek te beperken tot drie niveaus en dus slechts één tussenniveau te formuleren. Uitgaande van het beschreven ‘professionele’ en ‘inadequate’ gedrag werd het gedrag omschreven dat ‘voor verbe- tering vatbaar’ was. Deze versie van de scoringsrubriek met gedragsbeschrijvingen op drie niveaus is opgenomen als tabel 4.1.

4

Tabel 4.1:

Eerste concept versie van de Scoringsrubriek voor Informatievaardigheden Onderdeel: studentenproduct

Criterium Professioneel Voor verbetering vatbaar Inadequaat

1 Oriëntatie op het onderwerp

¨Uit het product blijkt dat de student zich goed op de onderzoeksvraag of het onderwerp heeft georiënteerd en op basis daarvan een eigen invalshoek (focus) heeft geformuleerd.

¨Uit het product blijkt dat de student externe bronnen heeft gebruikt om zich te oriënteren op de onderzoeksvraag of het onderwerp maar hij/zij heeft geen eigen invalshoek (focus) geformuleerd.

¨Uit het product blijkt dat de student is uitgegaan van de oorspronkelijke vraag of de oorspronkelijke formulering van het onderwerp zonder dat hij/zij die verder heeft uitgediept.

2 Gebruik van deskresearch

als onderzoeks-

methode

¨Uit het product blijkt dat de student deskresearch heeft toegepast als onderzoeksmethode voor de vraagstukken die daarvoor in aanmerking komen. Voorbeeld: de student heeft zowel

• kernbegrippen gedefinieerd op basis van relevante literatuur als

• voor een bedrijfsanalyse gebruik gemaakt van externe bronnen.

¨Uit het product blijkt dat de student gebruik heeft gemaakt van deskresearch maar niet voor alle vragen die daarvoor in aanmerking komen. Voorbeeld: de student • heeft kernbegrippen

gedefinieerd op basis van relevante literatuur maar • heeft voor een bedrijfsanalyse

slechts gebruik gemaakt van informatie uit de betreffende organisatie zelf.

¨Uit het product blijkt dat de student veel te weinig gebruik heeft gemaakt van deskresearch terwijl er wel vragen zijn die daarvoor in aanmerking komen. Voorbeeld: de student • heeft geprobeerd om

kernbegrippen zelf te definiëren en heeft • bij een bedrijfsanalyse

bovendien slechts gebruik gemaakt van informatie uit de betreffende organisatie zelf.

3 Bronnen- overzicht / literatuurlijst

¨Het product bevat een bronnenoverzicht dat volledig is en waarbij een standaard citation style correct is toegepast. Aan de hand van het bronnenoverzicht zijn de gebruikte bronnen eenduidig te achterhalen.

Het product bevat een bronnenoverzicht met de belangrijkste gegevens om de genoemde bronnen te achterhalen maar

¨het format voor de

titelbeschrijvingen is niet juist of niet consequent toegepast Voorbeeld:

• bij een monografie worden auteur, titel en jaar van uitgave vermeld maar niet de naam van de uitgever

en / óf

¨sommige bronnen die in de tekst worden genoemd (hooguit één of twee) ontbreken in het bronnenoverzicht.

¨In het product ontbreekt een bronnenoverzicht en / óf ¨het bronnenoverzicht is

onvolledig (van verschillende documenten waar in de tekst naar wordt verwezen ontbreken de gegevens) en / óf

¨cruciale bibliografische gegevens (titel, auteur, publicatiejaar) ontbreken.

Voorbeeld:

• alleen de url is vastgelegd.

4 Kwaliteit van de gebruikte externe informatie-

bronnen

¨Uit het bronnenoverzicht dat bij het product behoort blijkt dat de student gebruik heeft gemaakt van relevante, be trouwbare (bij voorkeur zo authentiek mogelijke) en actuele informatiebronnen die het onderwerp bovendien vanuit ver schillende gezichtspunten behandelen.

¨Sommige van de gebruikte bronnen zijn niet echt relevant, te licht of verouderd en / óf ¨de gebruikte literatuur is

eenzijdig.

¨Het merendeel van de gebruikte externe bronnen is te licht, verouderd of onvoldoende relevant.

5 Bronver- wijzingen in

de tekst

¨In de tekst van het product zelf heeft de student eenduidig verantwoord welke informatiebronnen hij of zij heeft gebruikt.

¨In de tekst van het product zelf heeft de student verantwoord welke informatie bronnen hij/zij heeft gebruikt maar de manier van verwijzen is niet geheel correct waardoor on duidelijkheid ontstaat over de vraag wat de eigen bijdrage is en wat is ontleend.

¨De student heeft werk van anderen (stukken tekst, afbeeldingen,

geluidsfragmenten) verwerkt in zijn/haar eigen product zonder dat hij/zij de gebruikte bron heeft vermeld.

Hoewel vaak niet opzettelijk, is er strikt gesproken sprake van ‘plagiaat’.

Criterium Professioneel Voor verbetering vatbaar Inadequaat

6 Verwerking van relevante informatie tot nieuwe kennis en/of inzichten

¨Uit het product blijkt dat de student informatie uit verschillende bronnen heeft geanalyseerd en op basis daarvan nieuwe toepassingen, inzichten of hypotheses heeft geformuleerd.

¨Uit het product blijkt dat de student informatie uit verschillende bronnen heeft geanalyseerd maar hij/zij heeft zelf geen nieuwe toepassingen, inzichten of hypotheses geformuleerd.

In het studentenproduct heeft de student

¨de inhoud van de gebruikte informatiebronnen niet correct of niet helder weergegeven, en / óf

¨in het geheel geen aandacht besteed aan analyse van de op gespoorde informatiebronnen, en / óf

¨zich gebaseerd op slechts één informatiebron en hij/zij heeft de daar ge vonden informatie niet ter discussie gesteld terwijl daar wel aanleiding toe is.

Scoringsrubriek voor Informatievaardigheden Onderdeel: procesverslag / zoekstrategie

Criterium Professioneel Voor verbetering vatbaar Inadequaat

7 Zoektermen ¨De student heeft de zoektermen gebruikt die relevant zijn voor het te onderzoeken onderwerp / vraagstuk. Hij/zij heeft daarbij rekening gehouden met het vakjargon, de synoniemen en (zoek)termen in een andere taal (meestal Engels).

¨De student heeft (zoek)termen gebruikt die relevant zijn voor het te onderzoeken onderwerp / vraagstuk maar het zijn er te weinig of essentiële ontbreken.

¨De zoektermen die de student heeft gebruikt zijn te algemeen of komen uit het algemeen spraakgebruik.. en / óf ¨de student heeft geen rekening

gehouden met synoniemen, verwante begrippen en (zoek) termen in een andere taal (meestal Engels). 8 Gebruik van diverse secundaire informatie- bronnen

¨De student heeft gebruik gemaakt van diverse typen secundaire bronnen (search engines, boeken, weten- schappelijke tijdschriften, databases, sociale netwerken). Indien van toepassing heeft hij/zij bovendien gebruik gemaakt van mogelijkheden buiten de eigen lokatie (IBL, document leverantie).

¨De student heeft gebruik gemaakt van professionele secundaire bronnen (naast search engines ook bibliografische databases en wetenschappelijke tijdschriften) maar hij/zij heeft een of meer relevante bronnen over het hoofd gezien (bij voorbeeld een belangrijk vaktijdschrift).

¨De student heeft alleen informatie bronnen gebruikt die gemakkelijk toegankelijk zijn. Voorbeeld: de student heeft alleen gebruik gemaakt van • het internet via het

‘eenvoudige zoekscherm’ van een grote algemene zoekmachine en

• lesmateriaal dat door docenten is verstrekt.

4