• No results found

INNOVATIE GEREGELD?

6. WERK IN UITVOERING

6.1 – Vooraf

Tot zover mijn overzicht van de belangrijkste onderwerpen en dilemma’s waarop het onderzoek naar smart rules & regimes zich binnen mijn leer- stoel zal richten. In dat onderzoek zal de reflectie op de reguleringsstaat een terugkerend geven zijn. Dat geldt om te beginnen voor resultaats- en systeemverantwoordelijkheid van de overheid. Het geldt ook voor de nadruk op het belang van legitimiteit en rechtsgelding, naast effecti-

viteit en efficiëntie, van regels en regimes, in de context van verschillen-

de ordeningsvormen resp. in de relaties daartussen. Ik zal mij, kortom, graag inzetten voor meer aandacht voor Good Legal Governance als ont- werpvraagstuk in de reguleringsstaat en thema van het publiekrecht.

Als meer bijzonder, toepassingsgericht project wil ik de komende ja- ren een accent leggen op de vraagstukken van de (na privatisering) gereguleerde energiemarkten en van technologische innovatie in de sfeer van de duurzame energievoorziening. Daarin laat zich voor smart

rules & regimes een bij uitstek een aantrekkelijke combinatie maken

van dienstverlening en technologische innovatie, zodat vraagstukken als de relatie tussen innovatie- en risico-regulering en de relatie tussen regels en regimes vanuit of over verschillende ordeningsvormen bin- nen de regulering op aantrekkelijke wijze kunnen worden onderzocht.

6.2 – Ontwerpen

Die smart rules&regimes komen er natuurlijk niet vanzelf. Anders zou

smart niet smart zijn en zou de leerstoel een overdreven luxe wezen.

Natuurlijk er is wel zoiets als gelukkig toeval en bepaalde regels of re- gimes kunnen zonder overdreven voorbereiding vast wel eens in één keer raak zijn. In onze hoogtechnologische en complexe risicosamen- leving is het echter de vraag of het er zo op aan moeten laten komen.

Ik houd het ervoor dat het beter is er eerst goed over na te denken en vervolgens doceerbare en kritiseerbare ontwerpen te komen, ook met de bedoeling dat we ervan leren voor de toekomst – evidence-

based, zo u wilt. De leerstoel ziet er een taak in dat nadenken te bevor-

deren door aandacht te besteden aan juridische ontwerpmetho-

dologie, als een leer over hoe in het recht regels en regimes kun-

nen worden ontworpen, voor het concreet voorliggend geval, maar ook, als methode, opdat succes of falen in zo’n geval, de kans op succes in andere en toekomstige gevallen ten goede kan komen.

Het Twentse accent zal daarbij liggen op de ontwikkeling van een juridi- sche ontwerpmethodologie waarmee we de ordening van gereguleerde markten, zoals energiemarkten, kunnen verbinden met technologische innovatie, zoals verhoging van het aandeel duurzame energie. Het is een uitdaging die ik graag, zeker ook met anderen, juristen èn niet-juristen, verder aanpak vanuit de leerstoel Publiekrecht voor het openbaar bestuur.

Hoe we dat denken te gaan doen, laat staan of het gaat lukken, kan ik hier on- mogelijk al uit de doeken doen. Natuurlijk zijn er voorbeelden van juridische ont- werpen, zoals modelverordeningen, modelvonnissen en modelbeschikkingen. Eigenlijk zijn Europese richtlijnen (ruwe) modellen voor nationale wetgeving. Na- tuurlijk is regelgeving zelf weer een ontwerp voor veelvormig gedrag volgens de regels van het recht en daarmee zijn we in de sfeer van de werking van het recht. Die kant hoort er bij, maar het gaat primair om de juiste wijze van aanpakken. Met welke stappen kun je bijvoorbeeld tot de conclusie komen dat een veiling van publieke rechten het best past bij UMTS, en hoe moet dat juridisch ont- werp vorm krijgen in termen van bijbehorende procedures en werkprocessen? Dat het ook vanuit Twente niet eerder is gekomen tot een juridische ontwerp- methodologie wordt mede verklaard door het binnen ‘de rechtsgeleerdheid’ gebruikelijke accent op rechtsvinding en casusoplossen als dominante me- thoden in het juridisch onderwijs en onderzoek. Wel was er in de jaren tach- tig van de vorige eeuw al aandacht voor wetgevingsleer, waarbij Dick Ruiter, vanuit de Universiteit Twente een belangrijke, initiërende rol heeft gespeeld.419

In 1994 werd aan de Universiteit Twente een onderzoeksprogramma ‘Naar een

sociaalwetenschappelijke Ontwerpmethodologie’ opgezet, waarvan in 1999

een interessante bundel verscheen.420 Wat de juridische invalshoek betreft

is deze benadering later niet verder uitgewerkt. Dat gaan we inhalen. Niet als soloact maar met anderen van binnen en buiten de rechtswetenschap.

Naar mijn mening is verdere studie naar smart rules & regimes, toegepast op geprivatiseerde dienstverlening en/of op technolo- gische innovatie, slechts zinvol als we ook de methoden en tech- nieken die daarbij horen scherp krijgen. Dat geldt voor de houd- baarheid van ontwerpen in specifieke situaties, maar ook voor de

heuristiek van het ontwerpen: hoe je succesvol kunt ontwerpen.

Die heuristiek is bijvoorbeeld belangrijk als we willen dat in een vroeg stadium van besluitvorming zinvol juridische input kan worden gele- verd – in plaats van het klassieke beeld waarbij een jurist nadat al is be- sloten hoe een probleemsituatie wordt aangepakt nog even kijkt ‘of het wel zo mag’. Met die heuristiek zouden we ook de noodzakelijke basis hebben voor een kritische ontwerpfunctie, opdat daarmee de stapsge- wijs te maken keuzes tussen doelen&randvoorwaarden en het defini- tieve ontwerp als uitkomst helder kunnen worden gemaakt en concre- te gevallen (lees, regels en regimes) daaraan kunnen worden getoetst.

Of het vanuit de leerstoel zal lukken om een juridische ontwerpmethodologie te ontwikkelen vanuit (onder andere) delen van de institutionele rechtstheorie in verband met rechtsdogmatische en rechtspolitieke invalshoeken èn met empi- risch onderzoek naar de werking van het recht moet nog blijken. Het doet mij al- vast deugd te zien dat Dick Ruiter bij emeritaat toch al belangrijke stappen heeft gezet om aan dit project bij te dragen, maar dat ook anderen, juristen en niet- juristen, van binnen en buiten de Universiteit Twente hun interesse hebben geuit.

420 Oscar van Heffen, Peter Maassen en Arie Rip (red.) Sociale wetenschappen van ontwerppraktijk naar

ontwerpmethodologie. Bouwstenen voor het ontwerpen in de communicatiewetenschap, de bedrijfskunde, de bestuurskunde en de onderwijskunde. Twente University Press, 1999, 285 pagina’s, ISBN 9036512921

6.3 – What’s in a name: Publiekrecht. (punt)

Menigeen heeft inmiddels geopperd dat de naam Publiekrecht voor het

Openbaar Bestuur iets pleonastisch heeft.421

Dat klopt, maar maakt de toevoeging ‘voor het openbaar be- stuur’ niet zinledig. Hij duidt erop dat, om het tautologisch te zeg- gen, iets wis en waarachtig duidelijk moest zijn. Buiten de beves- tiging van het grote belang van de rechtswetenschap in Twente, was dat de focus van de leerstoel op de normatieve aspecten van bestuurskundige vraagstukken rond government en governance.

Ik voeg mij daar met genoegen naar, want de ‘de publieke zaak’ en fascineert mij. Zeker als het de wisselwerking betreft op het grensvlak tussen publiek en privaat resp. tussen overheid, maatschappelijke net- werken en markt. Dat de relatie tussen recht en technologische inno- vatie mijn interesse heeft moge met mijn proefschrift – Normstelling

en Expertise422 – reeds afdoende tot uitdrukking zijn gebracht. Het is

een genoegen om die interesse nu in voornoemde context verder te kunnen ontwikkelen.

Ik hoop dat ik op de toevoeging ‘voor het openbaar bestuur’ vandaag reeds een zodanig voorschot heb genomen dat ik voor mijn leerstoel voortaan mag volstaan met de benaming: Publiekrecht. (punt).423

In het toenemend internationaal-wetenschappelijke verkeer zal ik overigens wel de benaming Public Governance Law gebruiken. Het is maar dat u het weet.

421 Voor wie altijd weer twijfelt – zoals de auteur... Pleonasme: onlosmakelijke eigenschap toch vermelden (vgl. houten boomstam). Tautologie: zelfde begrip 2 keer (vgl. altijd en eeuwig).

422 M.A. Heldeweg, Normstelling en expertise : waarborgen voor technische deskundigheid in het bijzonder bij

vergunningverlening in het milieurecht, diss. RL, Sdu, ’s gravenhage 1993.

423 Voor niet ingewijden: binnen de Universiteit Twente (UT) heeft een kostbare opdracht tot ontwikkeling van een ‘beeldmerk’ geleid tot: ‘Universiteit Twente.’, waarbij de punt een samenbundeling is van al het fraaie dat de UT voorbrengt.