• No results found

Uitvoering EU-verordening inzake invasieve uitheemse soorten

4.5.1 Inleiding

In artikel 3.36, onderdeel c, van de wet wordt de EU-verordening inzake invasieve uitheemse soorten56 genoemd. De verordening voorziet in een grensoverschrijdende benadering van de aanpak van uitheemse dier- en plantensoorten die een bedrei-ging vormen voor de inheemse soorten op het grondgebied van de Europese Unie.

Nu de verordening in artikel 3.36 van de wet is aangewezen, kan zij – net als de in de paragraaf 4.4 genoemde EU-verordeningen inzake het verhandelen en onder zich hebben van dieren en planten – worden uitgevoerd op grond van de artikelen 3.37 en 3.38 van de wet. Zoals in het voorgaande is aangegeven, verbiedt artikel 3.37 van de wet het handelen in strijd met bij ministeriële regeling aangewezen voor-schriften van de EU-verordeningen (eerste lid), biedt het een grondslag om bij mi-nisteriële regeling regels te stellen ter uitvoering van onderdelen van de EU-verordeningen en de EU-richtlijnen die geen beoordelingsruimte laten (tweede lid) en wijst het de Minister van Economische Zaken aan als bevoegde instantie die is belast met de uitvoering van de EU-verordeningen en de EU-richtlijnen, tenzij die minister een andere bevoegde instantie heeft aangewezen (derde lid). De op artikel 3.37 van de wet gebaseerde regels worden gesteld in de Regeling natuurbescher-ming.

56 Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 okto-ber 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317).

56 Artikel 4 van de exotenverordening.

Artikel 3.38, eerste lid, van de wet voorziet onder meer in de bevoegdheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen ter uitvoering van de bij of krachtens artikel 3.36 van de wet aangewezen verordeningen en EU-richtlijnen. Deze grondslag biedt de mogelijkheid om regels te stellen ter uitvoering van de onderdelen van de EU-verordening inzake invasieve uitheemse soorten die beoordelingsruimte laten. Op grond van artikel 3.38, tweede lid, van de wet kan bij de algemene maatregel van bestuur ook worden bepaald dat gedeputeerde staten van de provincies belast zijn met de uitvoering van de EU-verordening inzake inva-sieve uitheemse soorten in plaats van de Minister van Economische Zaken en kun-nen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het verstrekken van gegevens door gedeputeerde staten aan de Minister van Eco-nomische Zaken over invasieve uitheemse soorten.

De wet bevat ook enkele andere bepalingen die van belang zijn voor de aanpak van exoten. De artikelen 3.18 en 3.19, vierde lid, van de wet bieden de grondslag voor gedeputeerde staten om personen aan te wijzen die de stand van bepaalde popula-ties van diersoorten, waaronder exoten, of planten van soorten invasieve exoten moet terugbrengen. Daarbij kan bepaald worden dat zo nodig toegang verkregen kan worden tot terreinen in gevallen dat de eigenaar geen toestemming geeft. Op grond van artikel 3.19 van de wet zijn gedeputeerde staten van de provincies ge-houden om de stand van door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen invasieve exoten zo veel mogelijk te beperken. Artikel 3.34 van de wet verbiedt het uitzetten in de natuur van dieren en bij algemene maatregel van bestuur aangewe-zen planten, waaronder invasieve exoten. Artikel 3.39 van de wet verbiedt tot slot het verhandelen en in bezit hebben van invasieve exoten van bij algemene maatre-gel van bestuur aangewezen soorten.

4.5.2 Inhoud EU-verordening inzake invasieve uitheemse soorten

De EU-verordening inzake invasieve uitheemse soorten bevat rechtstreeks werken-de bepalingen ter preventie van werken-de introductie en verspreiding van zorgwekkenwerken-de invasieve uitheemse soorten die zijn geplaatst op de zogenoemde ‘Unielijst’.57 Dit zijn invasieve uitheemse soorten waarvan de negatieve effecten zodanig zijn dat gezamenlijk optreden op het niveau van de Unie vereist is.58 De Europese Commis-sie stelt de Unielijst vast door een uitvoeringshandeling op basis van criteria die zijn

57 Artikel 4 van de exotenverordening.

58 Artikel 3, derde lid.

opgenomen in de exotenverordening.59 De bepalingen bestaan uit verboden op on-der meer het opzettelijk op het grondgebied van de Europese Unie brengen van dieren of planten van een op de Unielijst geplaatste soort, het houden, verhandelen en kweken van dieren of planten van deze soorten en het uitzetten van de betref-fende dieren of planten in het milieu.60 De exotenverordening stelt regels die gelden voor de gehele Europese Unie, met uitzondering van de ultraperifere gebieden;61 zij biedt de mogelijkheid om strengere nationale regels te stellen.62

De exotenverordening verplicht lidstaten om een vergunningensysteem in te voeren dat de mogelijkheid biedt om af te wijken in enkele specifieke situaties onder strikte voorwaarden.63 Ook vanwege dwingend algemeen belang mag in uitzonderingsge-vallen een vergunning worden verleend.64 Voorts zijn lidstaten bevoegd bij wijze van noodmaatregel op nationaal niveau een of meer van de genoemde verboden vast te stellen als zij over bewijs beschikken dat een invasieve uitheemse soort die niet is opgenomen op de Unielijst maar waarschijnlijk wel aan de criteria voldoet, zich op het grondgebied bevindt of er een dreigend risico voor introductie is.65 Lid-staten zijn ook bevoegd om een nationale lijst van invasieve uitheemse soorten vast te stellen en ten aanzien van die soorten op nationaal niveau een of meer van de genoemde verboden vast te stellen.66

Er zij op gewezen dat de exotenverordening niet alleen voorziet in regels in de vorm van verboden en een vergunningensysteem e.d. De verordening verplicht de lidsta-ten ook tot het ondernemen van alle noodzakelijke stappen om onopzettelijke intro-ductie of verspreiding van soorten op de Unielijst te voorkomen,67 het opstellen van actieplannen betreffende de introductieroutes van invasieve uitheemse soorten, 68 het opzetten van een surveillancesysteem,69 het uitvoeren van officiële controles,70 het nemen van snelle uitroeiingsmaatregelen in een vroeg stadium van invasie,71 het beschikken over beheersmaatregelen72 en het nemen van passende

59 Artikel 4, derde lid.

60 Artikel 7.

61 Artikel 6.

62 Artikel 23.

63 Artikel 8, eerste lid.

64 Artikel 9.

65 Artikel 10.

66 Artikel 12.

67 Artikel 7, tweede lid.

68 Artikel 13.

69 Artikel 14.

70 Artikel 15.

71 Artikel 17.

72 Artikel 19.

len om het herstel van door invasieve uitheemse soorten aangetaste, beschadigde of vernietigde ecosystemen te bevorderen.73

4.5.3 Uitvoering in onderhavig besluit

Artikel 3.37 van de wet en de daarop gebaseerde bepalingen in de Regeling natuur-bescherming voorzien in de uitvoering van de verboden in de verordening op onder meer het op het grondgebied van de EU brengen, houden en verhandelen van op de Unielijst geplaatste invasieve uitheemse soorten. Op grond van artikel 3.40 van de wet, dat voorziet in een ontheffingsgrondslag, wordt uitvoering gegeven aan het door de verordening vereiste vergunningensysteem.

Het Nederlandse beleid is gericht op uitvoering van de Europese aanpak van inva-sieve exoten; aanvullend nationaal beleid is op dit moment niet aan de orde. Er wordt derhalve geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de verordening biedt om strengere nationale regels te stellen ten aanzien van soorten op de Unielijst of om regels te stellen ten aanzien van voor Nederland zorgwekkende invasieve uit-heemse soorten. Wanneer deze maatregelen in de toekomst wel aan de orde zullen zijn, zullen op grond van artikel 3.38, eerste lid, van de wet regels kunnen worden gesteld door middel van wijziging van het onderhavige besluit.

Zoals hiervoor gememoreerd, biedt artikel 10 van de verordening lidstaten de ruim-te om onmiddellijk maatregelen ruim-te nemen met betrekking tot soorruim-ten die niet op de Unielijst zijn opgenomen. Voor het treffen van deze noodmaatregelen is vereist dat op basis van voorlopig wetenschappelijk bewijs is vastgesteld dat een soort waar-schijnlijk voldoet aan de criteria om op de Unielijst te worden opgenomen en dat de soort zich al op het grondgebied van de lidstaat bevindt of dat er een dreigend risico is op de introductie ervan. Op dit moment is het nemen van dergelijke noodmaatre-gelen niet aan de orde, maar om in de toekomst deze maatrenoodmaatre-gelen op korte termijn te kunnen nemen, biedt artikel 3.31 van dit besluit de grondslag om de door de verordening voorgeschreven regels te kunnen stellen bij ministeriële regeling ten aanzien van de in dat artikel genoemde onderwerpen. De grondslag voor deze be-paling is artikel 3.38, eerste lid, van de wet.

Op grond van artikel 3.37, derde lid, van de wet is de Minister van Economische Zaken belast met de uitvoering van de EU-verordening inzake uitheemse invasieve soorten. De Minister van Economische Zaken zal in overleg treden met de

73 Artikel 20.

cies over de mogelijke feitelijke uitvoering door de provincies van taken, zoals het nemen van uitroeiingsmaatregelen.