• No results found

6. Integraal afwegingskader

6.3. Effecten besluit

6.3.1. Lasten voor bedrijven en burgers

Het onderhavige besluit bevat ten opzichte van de regelgeving geldend op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet geen nieuwe verplichtingen voor burgers en bedrijven, zodat geen sprake is van een toe-name van administratieve lasten of nalevingskosten.

PM uitkomsten regeldrukonderzoek.

6.3.2. Milieueffecten

De wet dient ter bescherming van natuurwaarden en ook de effecten van dit besluit hebben vooral daarop betrekking.

Duidelijk moge zijn dat de in het besluit gestelde regels over de bevoegdheidsver-deling tussen Rijk en provincies als zodanig geen milieueffecten hebben; in alle gevallen, ongeacht of de Minister van Economische Zaken dan wel provinciale of gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn, gelden dezelfde wettelijke kaders ten aanzien van het de bescherming van Natura 2000-gebieden, soorten en houtop-standen, die uitgaan van een hoog beschermingsniveau. Afstemming van de uitoe-fening van de bevoegdheden door verschillende bestuursorganen is van belang voor een effectieve bescherming van de natuur. Deze is verzekerd, waar bij de vergun-ningverlening met betrekking tot Natura 2000-gebieden de uitwerking van de in de aanwijzingsbesluiten voor de onderscheiden gebieden vastgestelde instandhou-dingsdoelstellingen leidend zijn. Ingevolge artikel 1.3, derde lid, van de Wet na-tuurbescherming moet bovendien afstemming plaatsvinden met gedeputeerde sta-ten van andere provincies dan de provincie waarin de activiteit plaatsvindt, ingeval die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden of strikt beschermde soorten in die andere provincie; het ligt bij de uitoefening van de be-voegdheden door het Rijk in de rede dat ook zoveel mogelijk afstemming plaats-vindt met gedeputeerde staten van de provincie waarin de activiteit plaatsplaats-vindt.

De in het besluit voorziene programmatische aanpak stikstof is essentieel voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats in Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof en te maken hebben met overbelasting.

Indirect kunnen ten behoeve van deze natuurwaarden getroffen maatregelen ook gunstige effecten hebben voor andere aspecten van de leefomgeving. Zo kunnen maatregelen om met het oog op natuurdoelstellingen de stikstofdepositie terug te dringen door middel van een programmatische aanpak in bepaalde gebieden ook leiden tot minder nitraat in het grondwater. In de milieueffectrapportage voor het geldende programma aanpak stikstof voor het tijdvak 1 juli 2015 – 1 juli 2021 is op dit soort gevolgen ingegaan.83 Aangezien bij de programmatische aanpak van de stikstofproblematiek sprake is van ongewijzigde voortzetting van de voorheen gel-dende regels op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de milieueffecten op dit punt neutraal.

De in het besluit gestelde regels over de middelen voor het vangen en doden van dieren en over de jacht borgen een selectieve, zorgvuldige wijze van schadebestrij-ding, populatiebeheer en jacht, waardoor – in samenhang met de algemene kaders in de Wet natuurbescherming op het vlak van soortenbescherming en de toelating van afwijkingen van de verschillende verbodsbepalingen – wordt geborgd dat de instandhouding van gezonde populaties van de betrokken soorten niet in het

83 http://pas.natura2000.nl.

drang komt. De betrokken regels wijzigen materieel niet ten opzichte van de regels zoals die golden op grond van de Flora- en faunawet, zodat de milieueffecten neu-traal zijn.

De in het besluit gestelde regels over de handel in en het bezit van dieren of plan-ten van bedreigde of kwetsbare inheemse of uitheemse soorplan-ten moeplan-ten verzekeren dat de betrokken dieren en planten op legale wijze, in overeenstemming met de daarvoor geldende beschermingsregimes zijn verkregen en zijn daarmee een essen-tieel onderdeel van het wettelijk stelsel gericht op het behoud en de bescherming van de biologische diversiteit. De betrokken regels wijzigen materieel niet ten op-zichte van de regels zoals die golden op grond van de Flora- en faunawet, zodat de milieueffecten neutraal zijn. De in het besluit voorziene sanctionering van admini-stratieve voorschriften in dit kader door middel van bestuurlijke boeten, moet leiden tot een doelmatige handhaving en draagt dus bij aan de doelstelling van behoud en bescherming van de biologische diversiteit.

6.3.3. Bestuurlijke lasten

Provincies en gemeenten

Het onderhavige besluit voorziet niet in nieuwe taken of bevoegdheden voor de provincies ten opzichte van de regels die zijn gesteld in de Wet natuurbescherming.

De aanwijzing van categorieën van handelingen en projecten en van gebieden waarvoor de Minister van Economische Zaken in plaats van provinciale of gedepu-teerde staten bevoegd is, is conform de afspraken in het eerder aangehaalde Be-stuursakkoord Natuur en het Natuurpact.84 Een en ander leidt dus niet tot andere inzichten ten aanzien van de noodzakelijke middelen voor de provincies, zoals deze ter beschikking zijn gesteld overeenkomstig het bestuursakkoord en het Natuur-pact.

Het onderhavige besluit voorziet ook voor gemeenten niet in nieuwe taken of be-voegdheden ten opzichte van de regels die zijn gesteld in de Wet natuurbescher-ming. De wijziging van het Besluit omgevingsrecht die het aanhaken bij de omge-vingsvergunning betreft, is van technische aard en verandert niets aan het in de Wet natuurbescherming verankerde principe dat in alle gevallen dat voor een activi-teit waarvoor een vergunning of ontheffing op grond van die wet wordt aange-vraagd tevens een omgevingsvergunning is vereist, de natuurtoets via een verkla-ring van geen bedenkingen wordt betrokken bij de verlening van de omgevingsver-gunning. Verwezen zij naar hetgeen dienaangaande is opgemerkt in paragraaf 11.5

84 Kamerstukken II 2013/14, 33 576, nr. 6.

van de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Wet natuurbescherming en hoofdstuk 12 van de nota naar aanleiding van het nadere verslag met betrekking tot dat wetsvoorstel.85

Openbaar Ministerie en rechterlijke macht

Het onderhavige besluit leidt niet tot een toename van de lasten voor het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, ten opzichte van de lasten als voorzien in para-graaf 11.6 van de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Wet natuurbe-scherming. De in het besluit geregelde daadwerkelijke invoering van bestuurlijke boetes voor overtreding van administratieve voorschriften in het kader van de re-gels over bezit van en handel in dieren en planten van beschermde inheemse en uitheemse diersoorten kan leiden tot enige ontlasting van het Openbaar Ministerie.

6.3.4. Effecten mededinging

PM uitkomst notificatie technische voorschriften en dienstenrichtlijn.

7. Zienswijzen