• No results found

4.1 Modified Jones model

4.3.3 Uitkomsten Audit fee

In paragraaf 1.2.3. is uitvoerig ingegaan op de modellen van die betrekking hebben op de audit fee en de hiermee samenhangende determinanten. Het model dat gebruikt is voor het uitvoeren van de regressieanalyse in SPSS is hieronder nogmaals weergegeven:

FEES = b0+ b1DA + b2SIZE + b3AR + b4INV + b5DOT + εjt

In dit geval is de audit fee (FEES) de afhankelijke variabele. Hier is de vraag in welke mate deze afhankelijke variabele wordt verklaard door de onafhankelijke variabele DA, FEES, SIZE, AR, INV en in het geval van model twee, DOT. De resultaten zullen antwoord moeten geven op hypothese 3, deze luidt: ‘De invoering van DOT leidt tot een stijging van de audit

fee’. Ten eerste wordt ingegaan op de Model summary van de uitgevoerde regressieanalyse,

hieronder weergegeven.

In model 1 geeft de R Square een waarde van 0,212. In dit geval wordt 21,2% van de afhankelijke variabele audit fees verklaard door de onafhankelijke variabele. In het geval dat er wel rekening wordt gehouden met de invoering van DOT (2012, Dummy =1), dan wordt de afhankelijke variabele audit fees voor 74,4% verklaard door de afhankelijke variabele. In de kolom R Square Change is te zien dat de invoering van DOT een unieke bijdrage heeft van 53,2%.

De ANOVA laat in kolom ‘Sig’ een waarde zien <0,05. Een significantie kleiner dan 0,05 houdt in dat de afhankelijke variabele, in dit geval de audit fee, tenminste door één afhankelijke variabele wordt verklaard. Welke dit is, danwel zijn, wordt in de volgende tabel aangegeven, te weten de Coefficients.

De laatste kolom, genaamd ‘Sig.’ geeft de variabele die een voorspellende waarde kennen voor FEES. Vocht (2006) geeft aan dat de variabele met een waarde <0,05 voorspellend voor door de afhankelijke variabele. Voor model 1 heeft enkel de variabele SIZE een verklarende waarde. De Unstandardized Coefficient B geeft een positieve waarde van 0,460. Deze waarde is richtinggevend. In het geval dat de SIZE stijgt met 1 punt, dan stijgt ook de afhankelijke variabele FEES met 0,460 punten. Samenvattend is in model 1 SIZE de enige significante voorspellen in het geval dat er geen rekening wordt gehouden met de invoering van DOT.

In model 2 wordt wel rekening gehouden met de invoering van DOT. Te zien is dat de SIZE niet meer tot de verklarende variabelen behoort. In model 2 wordt de variabele FEES significant verklaard door de DA en de Dummy. DA kent een negatieve relatie, waarbij geldt dat als de geldt dat als de variabele DA met één eenheid stijgt, dat de audit fees daalt met 3,843 eenheden. De significante van de dummy houdt in dat, na de invoering van DOT de FEES stijgt met 3.050 eenheden.

Rekening houdend met de hiervoor genoemde uitkomsten kan worden geconcludeerd dat hypothese 3 wordt geaccepteerd; Er bestaat een positieve relatie tussen de invoering van DOT en een stijging van de audit fees.

Tabel 4.3.3.1 Regressie Audit Fees (FEES)

Coefficients

Model B Std. Error t Sig.

1 Constant 1,450 1,160 1,250 0,214 FEES -5,434 4,583 -1,186 0,239 SIZE -0,020 0,055 -0,365 0,716 INV -0,162 0,354 -0,458 0,648 AR 0,460 0,139 3,315 0,001 2 Constant 1,760 0,665 2,648 0,010 FEES -4,916 2,625 -1,873 0,064 SIZE -3,843 0,278 -13,824 0,000 INV 0,067 0,203 0,329 0,743 AR 0,071 0,084 0,845 0,400 DOT 3,050 0,220 13,841 0,000 Unstandardized Coefficients

Afhankelijke variabele: Audit Fees.

Discretionary accruals: Log discretionary accruals; FEES: Log. Audit Fees; SIZE: Log. Total Assets; AR: Ratio Accounts Receivables to Total Assets; INV: Ratio Inventory to Total Assets.

Model 2. DOT: Dummy variabele 1 is 2012 (na invoering van DOT), Dum my variabele 0 is voor 2011 (voor invoering van DOT).

Conclusie

In de inleiding is de probleemstelling uiteengezet. Al snel is de dynamische omgeving genoemd waarin de Big-4 kantoren zich bevindingen. Tevens is de afruil tussen kosten en te leveren kwaliteit aan de orde gekomen. Een veel onderzocht verband en de kern van dit onderzoek, betreft het verband tussen de audit fee en de audit quality. Dit onderzoek onderscheidt zich van andere, door zich te richten op de invoering van DOT bij algemene Nederlandse ziekenhuizen. De geformuleerde probleemstelling luidt: ‘In welke mate beïnvloed de invoering van DOT de audit fee en de audit quality van de Nederlandse tak van Big-4 accountantskantoren?’

De deelvragen genoemd in de introductie zullen leiden tot het beantwoorden van de probleemstelling. De deelvragen luiden:

· Wat is de definitie van audit quality en hoe kan audit quality worden gemeten? · Wat is de definitie van audit fee en door welke variabelen kan dit worden verklaard? · In hoeverre is er een samenhang tussen de audit fee en de audit quality?

Er is voor dit onderzoek gebruik gemaakt van data van 49 algemene Nederlandse

ziekenhuizen. De data is afkomstig uit de jaarrekeningen, waarbij gebruik is gemaakt van jaarverslagenzorg. De invoering van DOT in 2012 had moeten leiden tot een verhoging van de transparantie van de bekostigingssystematiek ten opzichte van de oude DBC-systematiek. In de loop van tijd is anders gebleken, namelijk dat de invoering van DOT heeft geleid tot diverse problematieken.

De eerste twee deelvragen zijn beantwoord doormiddel van literatuuronderzoek. Voor het beantwoorden van de derde deelvraag is gebruikt gemaakt van hypothesetoetsend

onderzoek. Voor de beantwoording van de eerste twee deelvragen wordt derhalve verwijzen naar hoofdstuk één, waar de beantwoording van deze deelvragen zijn uiteengezet. In het vervolg zal worden ingegaan op de interpretatie van het hypothesetoetsend onderzoek. Er zal antwoord worden gegeven op de derde deelvraag en de hoofdvraag. Om een antwoord te kunnen geven op de derde deelvraag zijn drie hypotheses geformuleerd, te weten:

Hypothese 1: Er bestaat een negatief verband tussen audit quality en de audit fees; Hypothese 2: De invoering van DOT leidt tot een daling van de audit quality; Hypothese 3: De invoering van DOT leidt tot een stijging van de audit fee.

In het theoretisch deel van dit onderzoek is ingegaan op het de correlatie tussen de audit quality en audit fee. Hier is aangegeven dat in dit onderzoek zal worden uitgegaan van het uitgangspunt van Choi et al. (2009), namelijk dat er een positief verband is tussen de mate van discretionary accruals en de audit fee. Op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde Pearson Correlation test, is informatie verkregen omtrent de correlatie van de discretionary accruals en de audit fee. De uitkomsten laten zien dat er een positieve relatie is tussen de discretionary accruals en de audit fee, hetgeen in lijn ligt met de verwachtingen. Hiermee is ook direct antwoord gegeven op de derde deelvraag. Dit houdt in dat een stijging van discretionary accruals verband houdt met een stijging in de audit fee. In termen van de audit quality houdt dit in dat, een daling van de audit quality verband houdt met een stijging van de audit fee.

Deze uitkomst geeft weer antwoord op hypothese 1, namelijk dat er een negatief verband bestaat tussen de audit quality en de audit fees.

Om antwoord te kunnen geven op de vraag, in welke mate de invoering van DOT effect heeft gehad op de audit quality en de audit fee, zijn twee regressieanalyses uitgevoerd. Door het uitvoeren van deze regressieanalyses is tevens antwoord gegeven op de geformuleerde hypotheses.

De discretionary accrual regressie toont in het geval er sprake is van DOT, een unieke stijging in de verklarende waarde van de afhankelijke variabele, te weten van 2,3% naar 32,9%. Verder laten de resultaten zien dat na de invoering van DOT, deze onafhankelijke variabele een voorspellende waarde heeft voor de discretionary accruals. In het geval wel rekening wordt gehouden met de invoering van DOT is er een negatieve relatie tussen deze gebeurtenis en de variabele discretionary accruals. Met andere woorden leidt de invoering van DOT tot een daling van de discretionary accuals en dus een stijging van de audit quality. Op basis van deze resultaten wordt hypothese 2 verworpen.

De regressieanalyse van de audit fees (FEES) zal antwoord geven op hypothese 3. Ten eerste geeft is te zien dat de invoering van DOT een unieke bijdrage heeft van 53,2%, hetgeen inhoud dat door de invoering van DOT de onafhankelijke variabele 53,2% meer de

afhankelijke variabele verklaren. Uit de regressieanalyse is tevens opgemerkt dat de dummy, die staat voor de invoering van DOT, een significant verklarende waarde kent. Rekening houdend met de invoering van DOT toont de afhankelijke variabele een stijging met 3.050 eenheden, waarbij er geconcludeerd kan worden dat er een positieve relatie bestaat. Op basis van deze uitkomsten wordt hypothese 3 geaccepteerd en kan worden geconcludeerd dat er voldoende bewijs is op aan te tonen dat de invoering van DOT leidt tot een stijging van de audit fee.

Samengevat heeft de invoering van DOT wel degelijke invloed op de audit quality en de audit fee van de Nederlandse tak van Big 4 accountantskantoren. Geconcludeerd kan worden dat er een positief verband bestaat tussen de audit quality en de audit fee. Enerzijds is er voldoende bewijs om aan te mogen nemen dat de invoering van DOT leidt tot een stijging van de audit fee. Anderzijds leidt de invoering van DOT tot een onverwachte daling van de

discretionary accruals en derhalve een stijging van de audit quality.

De DOT problematieken omtrent de invoering van DOT zijn van dusdanige aard, dat de NBA een brandbrief heeft uitgebracht met uitleg omtrent de problematieken en attentiepunten voor de controlerende accountant. In dit onderzoek zijn middels een t-toets twee identieke groep algemene Nederlandse ziekenhuizen vergeleken in de periode voor- en na de invoering van DOT. Uit eerder onderzoek is tot heden geen determinant gebruikt, danwel ontwikkeld die de invoering van DOT representeert. Op basis hiervan is in dit onderzoek genoegen genomen met de eerder genoemde correctie van de total asset op de audit fee. Een

mogelijkheid voor vervolg onderzoek is om een specifieke determinant te gebruiken voor de invoering van DOT. Op deze wijze kan specifiekere informatie worden verkregen inzake het effect van de invoering van DOT. Een indicatie van wat deze determinant zou moeten of kunnen zijn valt buiten de afbakening van dit onderzoek, maar te denken valt aan specifieke omzet of vermogens ratio’s die bepaalde variabelen corrigeren.

Dit onderzoek beperkt zich tevens tot een specifieke tak binnen ziekenhuisland, te weten de algemene Nederlandse ziekenhuizen. Door middel van vervolgonderzoek binnen de diverse type ziekenhuizen, kan op grotere schaal eenzelfde onderzoek worden uitgevoerd. Op basis hiervan kan informatie worden verkregen betreffende het effect van de invoering van DOT bij diverse type ziekenhuizen, waarbij de resultaten van de diverse type ziekenhuizen als basis kunnen dienen voor een benchmark.

Literatuurlijst

Literatuur

Abdolmohammadi, M.J. (1999). A comprehensive taxonomy of audit task structure, professional rank and decision aids for behavioral research. Behavioral Research in Accounting, 11, 51-92.

Antle, R. (1982). The auditor as an economic agent. Journal of accounting research. 20(2): 503-527.

Arens, A.A., R.J. Elder and M.S. Beasley (2012). Auditing and Assurance services. Pearson Education Limited, 14(3): 40-58.

Barnier, M. (2010). The European Commision (EC) green paper; Audit Policy: Lessons from the crisis.

Bartov, E., Gul, F.A., & Tsui, J.S.L. (2001). Discretionary-accruals models and audit qualifications. Journal of accounting and Economics, 30, 421-452.

Becker, C., Defond, M., Jiambalvo, J., & Subramanyam, K. (1998). The effect of audit quality on earnings management. Contemporary Accounting Research, vol. 15, 1-24.

Bierstaker, J. & Wright, A.,(2001). The effects of fee pressure and partner pressure on audit plannig decicions. Advances in accounting, 18, pp. 25-46.

Chan, P., M. Ezzamel and D. Gwilliam. 1991. Determinants of audit fees for Quoted UK Companies, Journal of Business Finance & Accounting, 20 (6): 765-786.

Chi, W., Lisic, L.L., & Pevzner, M. (2011). Is Enchanced Audit Quality Associated with Greater Real Earnings Management? Accounting Horizons, 25(2), 315-335.

Choi, J.-H., F. Kim, J.-B. Kim, en Y.S. Zang, (2009) ‘Do abnormally high audit fees impair audit quality?’ Auditing: A Journal of Practices and Theory, 29(2): 115-140.

Cobbin, P.E. 2002. International Dimensions of the audit fee, Determinants Literature.

International Journal of auditing 6: 53:77.

Curtis, M.B., & Payne, E.A.,(2008). An examination of contaxtual factors and individual characteristics affecting technology implementation decisions in auditing. International Journal of Accounting Information Systems, 9(2), 104-121.

DBC onderhoud (2006). Uitbreiding DBC System 2007, Specificaties en toelichting bij de registratie, validatie en declaratie. Utrecht.

DeAngelo, L., (1981). Auditor Size and Audit Quality, Jounal of Accounting & Economics, 183—199.

DeAngelo, L., (1986). Accounting numbers as market valuation substitutes: A study of management buyouts of public stockholders. The Accounting Review, vol. 61, 400-420. Dechow P., Sloan R. en Sweeney A. (1995). Detecting earnings management. The Accounting Review,70 (2), 193–225.

Deis, D.R. and G. Giroux, 1996. The effect of Auditor Changes on Audit Fees, Audit Hours, and Audit Quality. Journal of Accounting and Public Policy, 15:55-76.

De Vocht, A. (2006). Basishandboek SPSS 14, Bijleveld press, Vol 6.

Eisenhardt, K. (1989). Agency theory: an asessment and review. Academy Of Management review. 14: in press.

Ellis, R.P. & McGuire, T.G., (1996). Hospital response to prospective payment : Moral hazard, selection and practice-style effects. In: Journal of Health Economics, Vol. 15, 257-277.

Ettredge, M.L., Scholz, S., & Li, C. (2007). Audit Fees and Auditor Dismissals in the Sarbanes-Oxley Era. Accounting Horizons, 21(4), 371-386.

Francis, J.R.(2011). A Framework for Understanding and Researching Audit Quality. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 30 (2): 125-152.

Francis, J.R., Yu, M.D.(2009). Big 4 office size and audit quality. Accounting review. 84(5): 1512-1532.

Francis, J.R., Krishnan, J. (1999). Accounting Accruals and Auditor Reporting Conservatism. Contemporary Accounting Research, 16(1), 135-165.

Frankel, R., Johnson, M., Nelson, M. (2002), “The relation between auditors' fees for non-audit services and earnings quality.” The Accounting Review 77, (4, Supplement): 71-105. Frentrop, P. (2002). Ondernemingen en hun aandeelhouders sinds de VOC, Prometheus, Amsterdam.

Gosh, A., S. Kallapur, D. Moon (2009). Audit and non-audit fees and capital market perceptions of auditor independence. Journal of Accounting and Public Policy, 28, (5), pp. 369-385.

Gul, F.A., C.J.P. Chen, J.S.L. Tsui (2003). Discretionary accounting accruals, managers’ incentives, and audit fees. Contemporary Accounting Research, 20, (3), pp. 441-464.

Hay, D.C., Knechel, W.R., Wong, N (2006). Audit Fees: A Meta-Analysis of the Effect of Supply and Demand Attributes. Contemporary Accounting research, 23(1), 141-91.

Hayes, R., Dassen, R., Schilder, A., Wallage, P. (2005). Principles of Auditing, An

introduction to international standards on auditing, second edition, Pearson Education

Limited, UK.

Healy, P. (1985). The effect of bonus schemes on accounting decisions. Journal of Accounting and Economics, vol. 7, 85-107.

Herrback, O.(2001). Audit quality, auditor behaviour and the psychological contact. European Accounting Review, 10(4), 787-802.

Higgs, J. L. en T. R. Skantz, (2006) ‘Audit and nonaudit fees and the market’s reaction to earnings announcements’ Auditing: A Journal of Practice & Theory, 25(1): 1-26.

Hoitash, R., Markelevich, A., Barragato, C.A. (2007). Auditor Fees and Audit Quality.

Managerial Auditing Journal, 22 (8): 761-786.

Holm, C. and Zaman, M. (2012). Regulating audit quality: Restoring trust and legitimacy. Accounting Forum, 36(1), 51-61.

Houston, R.W. (1999). The effect of Fee pressure and client risk on Audit seniors time budget decisions. Auditing: A Journal of practice & theory, 18(2), 70-86).

Jensen, M.C., and Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: Managerial behaviour, agency costs and ownership structure, Journal of Financial Economics 3, pp. 305-360.

Jones, J. (1991). Earnings management during import relief investigations. Journal of Accounting Reasearch, vol. 29, 193-228.

Keller, G., (2009). Managerial Statistics, Eighth Edition, South Western, Canada.

Knechel. W.R., and A. Vanstraelen (2007). The relationship between auditor tenure and audit quality implied by going concern opinion. Auditing: a journal of practice and theory.

26(1):113-131.

Lennox, C.S. (1999). Audit Quality and Auditor Size: An Evaluation of Reputation and Deep Pockets Hypotheses. Journal of business finance and accounting. 26(7): 779-805.

Lennox, C.S., and J.A. Pittman (2011). Voluntary audits versus mandatory audits. The accounting review. 86(5): 1655-1678.

Limperg (1932). De functie van de accountant en de leer van het gewekte vertrouwen. Maandblad voor accountancy en bedrijfsadministratie, februari en oktober 1932 (ook ‘vijftig jaar MAB’, 1974).

Lu, T. (2006). Does Opinion Shopping Impair Auditor Independence and Audit Quality? Journal of Accounting Research, 44(3), 561-583.

Margheim, L., Kelley, T., & Pattison, D. (2005). An Empirical Analysis Of The Effects Of Auditor Time Budget Pressure And Time Deadline Pressure. Journal of Applied Business Research, 21 (1).

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) (2013), NBA Alert 28, Controleverklaring bij de financiële overzichten 2012 van instellingen voor medisch specialistische zorg, februari 2013.

Palmrose, Z. (1986). Audit Fees and Auditor Size: Further Evidence. Journal of accounting Research, 24, 97-110.

Pierce, B., & Sweeney, B. (2004). Cost –quality conflict in audit firms: an empirical investigation. European Accounting Review, 13(3), 415-441.

Pong, C.M. and G. Whittingston. 1994. The Determinants of Audit Fees: Some Emperical models. Journal of Busisness Finance & Accounting, 21 (8): 1071-1095.

Schaepkens, F.F.J.M., (2004), Marktwerking in de ziekenhuiszorg: enige beschouwingen.

MCA Tijdschrift voor organisaties in control. Pp. 6-12.

Scott, W.R., (2012). Financial Accounting Theory, Pearson Prentice Hall, Canada.

Simunic, D.A. (1980). The pricing of audit services: theory and evidence. Journal of

Accounting Research, Vol. 18, No. 1, 161-190.

Thornton, D.B. & Moore, G. (1993). Auditor Choice and Audit Fee determinants. Journal of business finance & accounting, 20(3), 333-349.

Watts, R., and Zimmerman, J. (1983). “Agency problems, auditing, and theory of the firm: some evidence”, Journal of Accounting & Economics, 613-634.

Wallace, W.A. 2004. The economic role of the audit in free and regulated markets: a look back and a look forward. Research in accounting relations. 17: 267-298.

Ye, P., E. Carson & R. Simnett. 2011. Threaths to auditor independence: The impact of relationschips and economic bonds. Auditing: a journal of practice and theory. 30(1).

Websites

http://www. acountancynieuws.nl http://www.jaarverslagenzorg.nl http://www.rabobank.nl http://www.scholar.nl http://www.skipr.nl

http://www.ziekenhuiszorg.nl http://www.zorgkaartnederland.nl

GERELATEERDE DOCUMENTEN