• No results found

Uitbreidingen van het onderzoeksplan

In document deel 2 verantwoording tcm109 454228 (pagina 40-44)

In de verschillende deelonderzoeken van de commissie ging de aandacht uit naar onder andere de prevalentie van seksueel mis-bruik, naar slachtoffers en naar de context waarbinnen het seksu-eel misbruik kon plaatsvinden. Informatie over de dader werd in die onderzoeken slechts indirect verkregen. Daardoor ontstond de behoefte aan een extra hierop gericht onderzoek. Ook diende meer inzicht te komen in de strafrechtelijke reactie op geconsta-teerd seksueel misbruik. Het onderzoek zou inzicht moeten geven in de besluitvorming van de politie en het OM en moeten uitwij-zen of deze begrijpelijk was in het licht van de eisen die aan een deugdelijk strafproces en bewijsvoering worden gesteld. Dit alles in de context van de op dat moment geldende opvattingen en regelgeving. Daarin is tegemoetgekomen door drie aanvullende, kleinschalige deelonderzoeken te laten uitvoeren.

Omdat het om opdrachten van beperkte omvang ging, was een formeel offertetraject niet nodig.

200

5.Wetenschappelijkonderzoek

Daderonderzoek

De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek luidde: Wat zijn de kenmerken van plegers van seksueel misbruik van kinderen die onder toezicht van de overheid zijn geplaatst? Om deze vraag te beantwoorden heeft het onderzoek zich gericht op de volgende aspecten:

• demografische kenmerken

• criminele-carrièrekenmerken

• modus operandi

• (seksuele) stoornissen, persoonlijkheidsprofiel

• relaties en sociaal leven

• ‘motief’ voor het misbruik

• de wijze waarop het misbruik verborgen werd gehouden en aan het licht kwam

• afdoening.

Het onderzoek naar de plegers van seksueel misbruik van kinde-ren bestond uit een (internationale) literatuurstudie en een dos-sieranalyse. Voor de dossieranalyse zijn twee steekproeven getrokken. De eerste steekproef betrof dossiers van personen die getraceerd konden worden in forensisch-psychiatrische instellin-gen. Relevante dossiers zijn gevonden bij het Pieter Baan Centrum in Utrecht, De Waag (diverse vestigingen) en De Tender in Deven-ter. De tweede steekproef betrof personen die zijn aangetroffen in de systematische steekproef van zedenzaken tegen kinderen in het kader van het onderzoek naar de afdoeningen door het OM (zie hierna het OM-onderzoek). Het betrof in dit geval veroor-deelde daders en verdachten van wie de zaak bij het OM ter ver-volging was ingeschreven en niet was geëindigd in een vrijspraak of een technisch sepot.

Het onderzoek is in eigen beheer van de commissie uitgevoerd door een aangestelde junior onderzoeker, R. (Rinke) de Jong MSc, die is bijgestaan door een medewerker van het secretariaat van de commissie. De commissieleden prof. dr. mr. C.C.J.H. Bijleveld en prof. dr. J. Hendriks waren verantwoordelijk voor de dagelijkse begeleiding van de onderzoeker.

201

5.Wetenschappelijkonderzoek

Politieonderzoek

De commissie heeft Bureau Beke gevraagd een pilotonderzoek te starten naar hoe de politie is omgegaan met meldingen en aan-giften van seksueel misbruik in de jeugdzorg. Bureau Beke heeft voor dit onderzoek vijftien meldingen van seksueel misbruik die bij het meldpunt van de commissie zijn binnengekomen nage-zocht en gekeken in hoeverre deze terug te vinden waren in de politieregistraties en wat er vervolgens mee is gebeurd. Uit het pilotonderzoek kwam naar voren dat zeven van de vijftien mel-dingen niet terug te vinden waren in de politiesystemen, ondanks het feit dat het om recente meldingen zou gaan en er volgens de melders aangifte was gedaan.

De bedoeling van de gefaseerde aanpak was dat afhankelijk van de resultaten van het pilotonderzoek een grootschaliger onderzoek zou worden uitgevoerd. Naar aanleiding van de resul-taten van het pilotonderzoek bleek echter dat een dergelijk ver-volgonderzoek niet opportuun zou zijn. Daarom is besloten om het vervolgonderzoek op een andere manier in te vullen. In plaats van de meldingen van de commissie als uitgangspunt te nemen voor verder onderzoek, is ervoor gekozen om in twee politie-regio’s steekproeven te trekken uit de registraties die betrekking hebben op zedenmisdrijven tegen kinderen en deze nader te analyseren (elf zaken uit de regio Haaglanden en acht zaken uit de regio Noord- en Oost-Gelderland). Het ging daarbij om de jaren 2002 en 2007 (dezelfde onderzoeksjaren als waar het onder-zoek naar het OM zich op richtte). De projectleiders waren dr. mr.

A.Ph. (Anton) van Wijk en dr. H.B. (Henk) Ferwerda.

OM-onderzoek

Bij het onderzoek naar de afdoening van zaken van seksueel mis-bruik in de jeugdzorg door het OM zijn de arrondissementen Amsterdam, Arnhem, Groningen, Den Haag, Maastricht, Roer-mond en Zutphen onderzocht. Er zijn steekproeven genomen uit de jaren 1992, 1997, 2002 en 2007. De onderzoeksopdracht luidde:

• aan de hand van een representatieve steekproef en dossieron-derzoek nagaan of de sepot- en/of transactiebeslissing van het OM op correcte en begrijpelijke wijze (inhoud en procedure) tot stand is gekomen en van de bevindingen gemotiveerd verslag doen aan de commissie

202

5.Wetenschappelijkonderzoek

• de casuïstiek van het onderzoek van Bureau Beke naar de reactie van de politie (met name de zaken waarin de aangifte werd doorgestuurd) bezien op de afdoening door het OM; een en ander tegen de achtergrond van de gebruikelijke vervol-gingspraktijk in de onderzochte jaren.

Vanaf 1990 waren op alle parketten de administratiesystemen (Compas) volledig geautomatiseerd. Bovendien zijn voor 1990 veel dossiers geschoond. Om deze redenen hebben de onderzoekers alleen zaken vanaf 1990 bestudeerd. In totaal zijn 3.880 dossiers gelicht en aan de hand van de voor het onderzoek relevante crite-ria gescreend. Deze eerste selectie van dossiers is verricht door de medewerkers van het secretariaat van de commissie. De onderzoe-kers hebben in totaal 107 dossiers die aan de criteria voldeden bestudeerd.

Het onderzoek is uitgevoerd door mr. S.J. (Stephaan) van Klave-ren, oud-vicepresident van de rechtbank Rotterdam, mr. R.S.T.

(Roelie) van Rossem-Broos, oud-hoofdofficier van justitie te Assen en oud-voorzitter OM-commissie Zeden en Huiselijk Geweld, en mr. L.A.J.M. (Leo) de Wit, oud hoofdofficier van justitie te Breda, Rotterdam en Amsterdam.

Harreveld en toezicht

Naar aanleiding van het rapport van de commissie-Deetman en het aan het licht gekomen seksueel misbruik in de instelling Har-reveld in de jaren vijftig, gevolgd door castratie van een jeugdige nadat deze de instelling had verlaten, zijn vragen gesteld over de gang van zaken bij de instelling Harreveld en het feitelijk toezicht op de instelling. Omdat hierover in de uitgevoerde deelonderzoe-ken geen inzicht kon worden verkregen, is besloten aanvullend onderzoek te doen naar de instelling Harreveld en het toezicht in de jaren 1950-1990. Dit aanvullende onderzoek is belegd bij de uit-voerders van het historisch onderzoek, de Rijksuniversiteit Gronin-gen. Projectleider was prof. dr. J.J.H. Dekker.

203

5.Wetenschappelijkonderzoek

In document deel 2 verantwoording tcm109 454228 (pagina 40-44)