• No results found

voorspelde bezetting (N=593)

6 Reflectie, conclusies en aanbevelingen

6.1.3 Uitbreiding van LARCH

1. Behalve sleutelpopulaties kunnen ook kleinere populaties in een netwerk een duurzame populatie herbergen(paragraaf 5.1).

2. Een statistisch model voor de bezettingskans van habitatplekken kan in LARCH de plaats innemen van de draagkrachtnormen voor duurzame netwerkpopulaties (paragraaf 5.1).

3. De bezettingskans van habitatplekken kan worden geschat uit de bezettingskans van afzonderlijke territoria in die plekken (paragraaf 5.2.1).

4. Binnen Noordwest-Europa zijn er forse verschillen in de bezettingskans van habitatplekken door boomklevers (paragraaf 5.2.2).

5. Het Twentse model met ruimtelijke samenhang op basis van een alfa van 0,43 en op basis van de bezettingskans van territoria, overschat de bezettingskans van habitatplekken (paragraaf 5.3.1).

6. Het Noordwest-Europese model met ruimtelijke samenhang op basis van een alfa van 0,14 onderschat de bezettingskans van habitatplekken (paragraaf 5.3.2). 7. De extrapoleerbaarheid, de nauwkeurigheid bij validatie en de behoefte aan een

veilige schatting laten de weegschaal doorslaan naar het Noordwest-Europese model als beste model voor toepassing (paragraaf 5.3.3).

8. LARCH en het beste model voor toepassing zijn niet strijdig.

9. Bij toepassing in LARCH zijn zoals verwacht veel meer duurzame plekken aan te wijzen, worden de zwakke plekken in habitatnetwerken zichtbaar, zelfs de kleinste, en wordt duidelijk hoe deze versterkt kunnen worden (paragraaf 5.3.4). 10. Met het operationeel maken van de kennis over de duurzaamheid van netwerk-

en locale populaties worden niet alle ruimtelijk ecologische problemen zichtbaar gemaakt. Er zijn nog andere belangrijke aspecten van versnippering: o.a. randeffecten, niet optimale habitatselectie en ongepaardheid, die effect hebben op het (locale) populatieniveau die de aandacht verdienen (paragraaf 5.4).

6.2 Is LARCH nu voldoende onderbouwd?

Onderbouwing en validatie van LARCH als geheel was geen doel van dit onderzoek. Een kaart (figuur 6.1) met de ruimtelijke samenhang van oud loofbos, de habitat voor de boomklever, en een kaart (figuur 6.2) met de relatieve kans op voorkomen van de boomklever, dienen dan ook slechts als voorbeeld van de uitvoer van LARCH. De kans op voorkomen is berekend met behulp van het model voor de bezettingskans van locale populaties uit hoofdstuk vijf op basis van oppervlakte (draagkracht) en ruimtelijke samenhang.

Wel aan de orde is de vraag, of de uitkomsten van LARCH te toetsen zijn. Theoretisch kan worden nagegaan of de uitspraken van het model over de duurzaamheid voor afzonderlijke soorten overeenkomen met de werkelijkheid. De werkelijke kans op uitsterven van een netwerkpopulatie is in het veld echter niet zo gemakkelijk – zo niet onmogelijk - te meten. Bestaande tijdreeksen over het voorkomen van soorten zijn niet lang genoeg en het landschap is te sterk aan veranderingen onderhevig geweest om een verspreiding van vroeger te vergelijken met een verspreiding nu. De uitspraak van LARCH is gebaseerd op normen die deels door modelsimulaties zijn verkregen en die zijn afgeleid van de geschatte omvang van sleutelpopulaties. De enige verwachting die getoetst kan worden is of de sleutelpopulaties in duurzame netwerken en de ‘minimum viable populations’ (MVP’s) die het model onderscheidt werkelijk bezet zijn. In de in het kader van deze studie onderzochte gebieden was dat het geval, maar we zullen nooit weten of de uitspraak van LARCH echt klopt.

Figuur 6.1 Verspreiding en ruimtelijke samenhang (connectivity) van oud loofbos in Noordwest-Europa in cellen van 250 m. Hoe groener, hoe meer oud loofbos. De ruimtelijke samenhang van dit bos is tenminste gelijk aan die van de directe omgeving. Hoe roder hoe groter de ruimtelijke samenhang.

Figuur 6.2 Relatieve kans op voorkomen van de boomklever op basis van draagkracht en ruimtelijke samenhang van potentiële habitatplekken in Noordwest-Europa.

Dat de uitkomsten niet getoetst kunnen worden hoeft geen probleem te zijn. Als de uitspraken steeds vrij nauwkeurig zijn, kunnen ze toch worden gebruikt om verschillende landschappelijke inrichtingen te vergelijken (scenario studies). Er is dus inzicht in de betrouwbaarheid van de uitkomsten nodig. Elke instelmogelijkheid en norm moet zo goed mogelijk worden onderbouwd aan de hand van de gegevens van (voorbeeld) soorten. Voor twee normen is dat in dit onderzoek gedaan: de netwerkafstand (alfa) en de locale populatie afstand, die beide met het dispersievermogen te maken hebben. Uit de resultaten blijkt dat er nogal wat onzekerheid bestaat over de beste waarde voor deze normen en dat ze waarschijnlijk ook niet simpel te onderbouwen zijn voor andere vogelsoorten. Het is dus zaak om voorzichtig te zijn met de absolute uitkomsten van LARCH en ook aandacht te besteden aan nog niet onderbouwde onderdelen van LARCH. Dit is echt nodig, hoewel de waarde van het kennissysteem misschien wel vooral zit in het inzicht dat het kan geven in de ruimtelijk ecologische problemen waarmee soorten in het cultuurlandschap te kampen hebben.

In dit onderzoek is de habitatmodule van LARCH gebruikt om de omgeving te beschrijven ten behoeve van de berekening van de ruimtelijke samenhang. De habitatmodule gebruikt de begroeiingtypenkaart van Nederland en dichtheden per begroeiingtype om een habitatkaart met draagkracht te genereren. Uit vergelijking van de eigen beschrijving van de onderzoeksgebieden met de door LARCH gegenereerde habitatkaart, bleek de habitatkaart van de boomklever nogal grof en onnauwkeurig te zijn. Veel kleine habitatplekken bestonden eenvoudig niet en over het algemeen werden veel te grote en uitgestrekte habitatplekken onderscheiden. De in dit onderzoek gebruikte maat voor ruimtelijke samenhang is daardoor minder nauwkeurig dan gewenst. Verbetering van de invoer voor de habitatmodule van LARCH heeft hoge prioriteit.

In de tien onderzoeksgebieden in Noordwest-Europa (zie hoofdstuk 5) wordt zelfs de netwerkafstand (5,4 km) die hoort bij de grootste alfa (0,43) nooit overschreden. Altijd ligt er wel ergens een snipper habitat waardoor enorme gebieden aaneengeregen worden tot grote netwerken. Zelfs gebieden zoals in Cambridgeshire die niet of nauwelijks bezet zijn door boomklevers zijn onderdeel van een duurzaam netwerk. De ‘knop’ kleine populatie factor (zie paragraaf 2.15 en kader LARCH) speelt hierbij in combinatie met de netwerkafstand een belangrijke rol. Met het onderbouwen van de locale populatieafstand en de netwerkafstand is LARCH nog niet voldoende onderbouwd. De begrenzing van netwerken in LARCH zou nog eens goed onder de loep genomen moeten worden. Een alternatief voor de huidige methode is het begrenzen van netwerken met een minimum waarde voor ruimtelijke samenhang. In aansluiting daarop is het aanbevelenswaardig uit te zoeken, door middel van simulaties of waarnemingen in het veld, wat de kwantitatieve relatie is tussen ruimtelijke samenhang en de immigratie (kans).