• No results found

Types motivatie

In document Eigen leerkrachtstijl (pagina 27-30)

2. Theoretisch kader

2.4 Motivatie

2.4.1 Types motivatie

Er bestaan twee verschillende types van motivatie. De ene persoon wordt van binnenuit geprikkeld om een bepaalde activiteit te ondernemen vanwege het plezier dat hij hieraan beleeft (intrinsiek) en de andere persoon moet door de omgeving geprikkeld worden om tot actie te komen (extrinsiek).

2.4.1.1 Intrinsieke motivatie

Kleine kinderen zijn er van nature op uit om hun omgeving af te tasten. Ze zijn spontaan, heel nieuwsgierig en benieuwd naar hoe de wereld eruit ziet. Deze kinderen lijken gedreven te zijn door hun behoefte de omgeving te verkennen. Naar de huidige opvatting van motivatiepsychologen zijn peuters, kleuters, leerlingen en volwassenen ‘intrinsiek gemotiveerd’. Ze zijn geïnteresseerd om iets nieuws te leren. Interesse kan ontstaan omdat ze de studiematerie boeiend of interessant vinden en ze graag meer over het onderwerp te weten willen komen. “Men studeert omdat het op zich bevredigend is, omdat studeren een inherente bevrediging verschaft.” (Vansteenkiste, Sierens, Soenens, & Lens, 2007, p. 4). Een andere reden waarom een persoon leert is dat hij het onderwerp persoonlijk zinvol en

15 Vergelik: Rheinberg, F. (1997). Motivation (2. ed.). Stuttgart: W. Kohlhammer. p. 12

relevant voor zichzelf vindt. De persoonlijke interesses vormen de drijfveer voor het stellen van het gedrag.

“Am ehesten läßt sich die Begriffsverwendung noch so zusammenfassen, daß ein Verhalten dann als „intrinsisch motiviert“ bezeichnet wird, wenn es um seiner selbst willen geschieht, oder weiter gefaßt: Wenn die Person aus eigenem Antrieb handelt.“ (Rheinberg, 1997, p.

138). Vooral in de basisschool is het belangrijk dat intrinsieke motivatie intensiever bevorderd wordt, bijvoorbeeld bij het maken van opdrachten. De leerlingen moeten voor zichzelf de zin in de opdracht zien. Daarom moet het doel van de leerkracht zijn tijdens de uitleg duidelijk te maken welke relevantie dit onderwerp voor het heden en de toekomst van de leerlingen heeft en de opdrachten op een aanschouwelijke manier aanbieden. Schunk, Pintrich en Meece (2008) schrijven in ‘Motivation in education‘ dat de pedagogen Lepper en Hodell (1989) vier “major sources of intrinsic motivation: challenge, curiosity, control and fantasy.” geïdentificeerd hebben.

1. Uitdaging: De leerlingen moeten opdrachten krijgen die niet te eenvoudig zijn en de leerlingen uitdagen. Het succes van de opdracht is niet zeker, maar de leerlingen zulen hierdoor uitgelokt worden om de opdracht te willen doen.

2. Nieuwsgierigheid: De nieuwsgierigheid van de leerlingen wordt opgeroepen door opdrachten die verrassend, niet passend of afwijkend van hun bestaande overtuigingen en ideeën zijn.

3. Controle: Leerlingen moeten het gevoel hebben controle over hun leeractiviteiten en hun leeromgeving te hebben.

4. Fantasie: Activiteiten die helpen dat leerlingen betrokken zijn, fantasie gebruiken en dingen na willen gaan verbeteren de intrinsieke motivatie van leerlingen.

2.4.1.2 Extrinsieke motivatie

Rheinberg (1997) heeft de volgende definitie over extrinsieke motivatie gegeven: “Entspre-chend wird ein Verhalten dann als „extrinsisch motiviert“ bezeichnet, wenn der Beweggrund des Verhaltens außerhalb der eigentlichen Handlung liegt, oder weiter gefaßt: wenn die Per-son von außen gesteuert erscheint.” (Rheinberg, 1997, p. 138). Op scholen is het vaker te zien dat leerlingen grotendeels extrinsiek gemotiveerd zijn. Dat betekent dat ze motivatie hebben om iets te doen omdat de uitkomsten gewenst zijn. De leerlingen doen opdrachten omdat ze geloven dat de deelname aan de opdracht ertoe leidt dat gewenste resultaten naar voren komen, zoals beloning, pluim van de leraar of het vermijden van een straf. “Ze studeren enkel om voldoende punten te behalen, omdat hun ouders hen hiertoe verplichten of omdat goede punten hen helpen om een beloofde beloning te verkrijgen.” (Vansteenkiste, Sierens, Soenens, & Lens, 2007, p. 4). Het leren zelf is bij extrinsieke motivatie door een middel-doel structuur gekenmerkt. De leerling doet een handeling/opdracht om een doel te bereiken dat buiten het leren zelf gelegen is. Voor deze leerlingen is het leren een middel om iets te verkrijgen, bijvoorbeeld een goed cijfer halen, inspanning leveren voor een opdracht

omdat de ouders of leerkracht een beloning in het vooruitzicht gesteld hebben bij een goed resultaat of beter te zijn dan de andere leerlingen.

2.4.1.3 Intrinsieke- vs extrinsieke motivatie

Een juiste scheiding tussen intrinsieke- en extrinsieke motivatie is moeilijk te maken. De meeste leerlingen zijn zowel intrinsiek als extrinsiek gemotiveerd: een kind kan een opdracht leuk vinden en ook graag een goede cijfer willen halen.16 De intrinsieke motivatie kan extrinsiek beïnvloed worden. Vroeger heeft men gedacht dat intrinsieke- en extrinsieke motivatie twee einden van een continuüm zijn. Het hogere einde is de intrinsieke motivatie en het lager einde de extrinsieke motivatie, maar nu zeggen wetenschappers dat er geen automatische relatie tussen deze twee begrippen bestaat.17 Beter is om de twee aspecten als separate continuüms te zien, die allebij van hoog naar laag variëren. Intrinsieke- en extrinsieke motivatie kunnen wederzijds impact op elkaar uitoefenen.

De twee types van motivatie zijn afhankelijk van tijd en samenhang. Ze karakteriseren leerlingen op een gegeven tijdstip in relatie tot een bepaalde activiteit. Zo kan het voorkomen dat een activiteit zowel intrinsiek motiverend is voor de ene leerling als ook extrinsiek motiverend voor een ander.

McReynolds (1971) ziet een scheidingslijn tussen intrinsieke- en extrinsieke motivatie. Deze lijn is te zien tussen de handeling die uitgevoerd wordt en de uitkomsten.18 Activiteiten die uitgevoerd worden omdat de leerling de activiteit op zich leuk en boeiend vindt zijn intrinsiek gemotiveerde activiteiten, maar activiteiten die alleen op het doel van de activiteiten gericht zijn zijn extrinsiek. Een leerling die extrinsiek gemotiveerd is probeert niet zijn best te doen tijdens de activiteit. Hij wil alleen de activiteit zo snel mogelijk voltooien want dat is zijn doel. De activiteit op zich is niet in zijn focus en hij zal het ook niet in zijn geheugen opslaan. Op korte termijn weet hij wel de oplossing maar zal het snel weer vergeten. Bij intrinsieke motivatie is dat anders. De leerling is heel geïnteresseerd in het goed maken van de activiteit. Hij neemt tijd voor de opdracht en zal ook nog op lange termijn de oplossing weten. “Nonetheless, working on a task for intrinsic reasons is not only more enjoyable, there also is evidence that across grade levels, intrinsic motivation relates positively to learning, achievement, and perceptions of competence, and negatively to anxie-ty.” (Schunk, Pintrich, & Meece, 2008, p. 238). Leerlingen hebben voordelen als zij intrinsiek gemotiveerd zijn omdat ze opdrachten doen en aan activiteiten deelnemen die zij interessant en leuk vinden. Bovendien vergroten deze activiteiten het leren op zich. De leerlingen volgen de instructies, zij herhalen de verkregen informatie, organiseren hun

16 Vergelijk: Vansteenkiste, M., Sierens, E., Soenens, B., & Lens, W. (2007, Februari). Willen, moeten en

structuur in de klas: over het stimuleren van een optimaal leerproces. Begeleid zelfstandig leren(16.), pp. 37-57, p. 5

17 Vergelijk: Schunk, D., Pintrich, P., & Meece, L. (2008). Motivation in Education - Theory, Research, and Appli-cations (3. ed.). New Jersey: Pearson Education. p. 237

18 Vergelijk: Rheinberg, F. (1997). Motivation (2. ed.). Stuttgart: W. Kohlhammer. P. 138-139

kennis en passen deze toe op dingen die zij al weten. Verder ondervinden leerlingen een gevoel van self-effectiviteit van het leren.

“Because intrinsic motivation is contextual, it can change over time.” (Schunk, Pintrich, &

Meece, 2008, p. 238). De mate waarop een leerling intrinsiek gemotiveerd is kan afnemen.

De redenen hiervoor kunnen zijn dat de opdracht te moeilijk is en de leerling geen oplossing vindt of veranderingen van de leef- en belevingswereld van de leerling. Een intrinsiek gemotiveerde leerling leert vanuit zijn eigen interesse, maar als beloningen of andere gevolgen de redenen voor het leren worden verdwijnt de intrinsieke motivatie en de leerling leert alleen om de gevolgen ervan.

In het bovenstaande is ervan uitgegaan, dat intrinsieke motivatie per definitie betekent dat de leerling handelt op een psychologisch vrije of welwillende wijze, in tegenstelling tot extrinsieke motivatie dat een gebrek aan psychologisch vrij handelen bij de leerlingen inhoudt.19 Vansteenkiste, Sierens, Soenens en Lens (2007) verwijzen in het artikel ‘Willen, moeten en structuur in de klas: over het stimuleren van een optimaal leerproces’ naar Deci en Ryan (2000) die dit anders zien. Het is niet noodzakelijkerwijs het geval dat een leerling, die extrinsiek gemotiveerd is niet op een autonome of welwillende wijze handelt. Een voorbeeld hiervan is dat een leerling rekenen en wiskunde niet leuk vindt, maar na de basisschool graag een technische opleiding wil volgen, waarvoor het belangrijk is dat hij op een goed niveau in rekenen en wiskunde is, voor zichzelf ziet dat hij de lessen goed moet volgen, want anders zou hij geen technische opleiding kunnen volgen. Hij weet waarvoor hij de inspanning moet leveren, namelijk om een technische opleiding te kunnen volgen.

In document Eigen leerkrachtstijl (pagina 27-30)