• No results found

Type gemodelleerde aanbieder

523. De keuze welk type vaste en mobiele aanbieders wordt gemodelleerd, is een

fundamentele keuze in de modellering. Analysys Mason heeft die keuze gemotiveerd in het

conceptual approach document. Analysys Mason onderscheidt daarbij vier opties. Dit zijn het

modelleren van een:

a. “werkelijk bestaande aanbieder” of meerdere werkelijk bestaande aanbieders;

b. “gemiddelde aanbieder”, ofwel een aanbieder die zo goed mogelijk een typische aanbieder die het ‘gemiddelde’ reflecteert van de respectievelijk vaste en mobiele markt;

c. “hypothetische efficiënte bestaande aanbieder”, ofwel een aanbieder met karakteristieken die lijken op of zijn afgeleid van werkelijke aanbieders in de markt, behalve voor

hypothetische aspecten zoals de datum waarop de gemodelleerde aanbieder start met de investeringen in het gemodelleerde netwerk. Wat betreft de uitrolsnelheid wordt uitgegaan van een bestaande aanbieder die een nieuwe techniek uitrolt maar wel een bestaand klantenbestand heeft en de op de nieuwe techniek gebaseerde diensten dus relatief snel kan introduceren; en

d. “hypothetische nieuwe toetreder”, ofwel een hypothetische nieuwe toetreder die toetreedt in 2009 of 2010 met de op dat moment beschikbare meest efficiënte techniek. Wat betreft de uitrolsnelheid wordt uitgegaan van een nieuwe toetreder die een nieuwe techniek uitrolt,

Openbare versie

1

4

6

/1

9

8

nog geen bestaand klantenbestand heeft, en die zijn klanten daarom geleidelijk moet verwerven.

524. Analysys Mason acht de modellering van een “hypothetische efficiënte bestaande aanbieder” passend. ACM onderschrijft en motiveert dit hierna.

525. Een aantal aspecten is relevant in de keuze voor de passende te modelleren aanbieder. Ten eerste is het – teneinde een efficiënte kostprijs te kunnen bepalen – belangrijk dat de aanbieder efficiënt is. Ten tweede is het belangrijk dat het kostenmodel transparant is, dat wil zeggen dat het in ieder geval voor iedereen volledig is in te zien is en niet nodeloos ingewikkeld is. Ten derde is het belangrijk dat het model een betrouwbare schatting van de kostprijs geeft, ofwel een schatting die de werkelijke efficiënte kostprijs reflecteert. Ook is het gewenst dat er voldoende betrouwbare kostengegevens voorhanden zijn voor de techniek c.q. specifieke netwerkelementen van de te modelleren aanbieder. Ten slotte is het gewenst dat de kosten van de gemodelleerde aanbieder kunnen worden vergeleken met die van werkelijke aanbieders om de betrouwbaarheid van het model verder te valideren.

526. Het modelleren van werkelijk bestaande aanbieders biedt naar het oordeel van ACM geen goede garantie dat inefficiënte kosten kunnen worden geëlimineerd. Bovendien is de modellering van een werkelijk bestaande aanbieder niet transparant (het model wordt dan gevuld met deels vertrouwelijke gegevens) en nodeloos ingewikkeld. Deze optie valt dan ook af.

527. Het modelleren van een gemiddelde aanbieder biedt ook minder goede garanties dat inefficiënte kosten kunnen worden geëlimineerd. Daarnaast is deze methode niet goed realiseerbaar voor de vaste aanbieder omdat voor de vaste markt een gemiddelde aanbieder niet werkbaar is te definiëren.

528. Het modelleren van een nieuwe toetreder heeft het nadeel dat het op voorhand moeilijk is te bepalen wat de meest efficiënte techniek is om toe te treden en dat het moeilijk is de kosten van die techniek betrouwbaar vast te stellen en te valideren.

529. Het modelleren van een hypothetische efficiënte bestaande aanbieder biedt goede garanties dat inefficiënte kosten kunnen worden geëlimineerd en dat toch ook een goede aansluiting kan worden gehouden met de werkelijkheid die het mogelijk maakt de

kostengegevens te valideren met de werkelijke kosten van aanbieders.

530. Wat betreft de dekking van het netwerk ligt het vanuit de keuze van een hypothetische efficiënte bestaande aanbieder ook voor de hand om een aanbieder te modelleren met een nagenoeg nationale dekking. De bestaande mobiele aanbieders hebben thans vrijwel nationale dekking. Hetzelfde geldt voor de grote aanbieders op de vaste markt, te weten KPN en de kabelaanbieders gezamenlijk.

Openbare versie

1

4

7

/1

9

8

531. Aansluitend bij de werkelijkheid ligt het ook voor de hand om uit te gaan van een

aanbieder die de volledige verzameling van diensten levert die grote aanbieders in werkelijkheid ook leveren.

532. Wat betreft het moment van de eerste investeringen en de uitrol van het gemodelleerde netwerk en de daarover geleverde diensten, onderschrijft ACM de door Analysys Mason gemaakte keuzen. Voor de vaste aanbieder sluit de uitrol van het netwerk in 2004/2005 en de snelle start van de dienstverlening in 2005/2006 aan bij de feitelijke uitrol van de op NGN-technologie gebaseerde telefoniediensten door kabelaanbieders. Voor mobiel ligt het vanuit een gelijkwaardige benadering voor de hand om daarbij aan te sluiten.

B.2 Marktaandeel

533. Bij de keuze voor het marktaandeel van de gemodelleerde aanbieder zijn twee aspecten te onderscheiden. Ten eerste de zogenaamde 100%/N benadering, ofwel de gemodelleerde aanbieder heeft een marktaandeel van 100% gedeeld door het aantal netwerkaanbieders. In feite is dit een keuze voor het gemiddelde marktaandeel in de markt in plaats van voor

bijvoorbeeld het hoogste of laagste marktaandeel. ACM acht dit de meest redelijke benadering. Een keuze voor het kleinste marktaandeel zou resulteren in een inefficiënte kostprijs. Een keuze voor de grootste aanbieder zou naar het oordeel van ACM te ver afwijken van de kostprijs van werkelijke aanbieders, wat ook geldt voor de meest extreme benadering van het modelleren van een schaal van 100%.

534. Het tweede aspect is het bepalen van N. ACM is van oordeel dat het hierin de meest redelijke benadering is om uit te gaan van de bestaande grote netwerkaanbieders met grotendeels een eigen netwerk waarin geen grote elementen worden ingekocht. Het

meerekenen van mogelijk nieuwe toetreders met een grotendeels eigen netwerk met landelijke dekking acht ACM niet juist om de combinatie van de volgende twee redenen. Ten eerste is toetreding van een vierde aanbieder met een grotendeels eigen netwerk met landelijke dekking onzeker, zeker als het gaat om langdurige duurzame toetreding. De mobiele markt in Nederland (en andere landen in Europa) heeft in de laatste jaren juist een concentratie laten zien. In verschillende andere landen in de EU gaan mobiele aanbieders steeds meer over tot het delen van grote delen van het netwerk waaronder ook het actieve radionetwerk. Het feit dat Tele2 thans 800 en 2600MHz-frequenties bezit en dus als aanbieder met eigen frequenties actief kan worden op de mobiele markt, betekent nog niet automatisch dat Tele2 een grotendeels eigen netwerk zal uitrollen. Ten tweede zou de uit een hogere N en een lager marktaandeel volgende hogere kostprijs naar het oordeel van ACM te veel afwijken van de efficiënte kostprijs. Beide zaken betekenen niet dat ACM nieuwe toetreding ongewenst, onwaarschijnlijk dan wel inefficiënt acht. Integendeel: vanuit het oogpunt van concurrentie en in eerste instantie vooral allocatieve efficiëntie is toetreding juist gewenst. Of duurzame toetreding mogelijk is vanuit de som van allocatieve en productieve efficiënte op langere termijn is aan de markt om te bepalen. ACM acht die mogelijke toetreding van partijen met een grotendeels eigen netwerk met

Openbare versie

1

4

8

/1

9

8

landelijke dekking echter thans geen reden voor een op een hogere kostprijs gebaseerd tariefplafond.

535. ACM acht het ook niet redelijk om het vaststellen van N mede te baseren op aanbieders die deels een eigen netwerk hebben maar daarnaast een groot deel van hun netwerkbeslag inkopen. Voorbeelden voor de mobiele markt zijn MVNO’s. Voorbeelden voor de vaste markt zijn partijen die gebruik maken van toegang tot het netwerk van KPN of beschikken over eigen infrastructuur met een slechts beperkte dekking. Ook door die benadering zou de kostprijs te veel afwijken van de efficiënte kostprijs van een aanbieder met een efficiënte schaal.

536. Het voorgaande resulteert in een keuze voor N=2 voor de vaste markt, waarin grofweg sprake is van twee grote ‘spelers’ te weten KPN enerzijds en de kabelaanbieders gezamenlijk anderzijds. Voor de mobiele markt resulteert dit in een keuze voor N=3 uitgaande van de bestaande drie aanbieders met een landelijk mobiel netwerk: KPN, T-Mobile en Vodafone. Uitgaande van de 100%/N benadering resulteert dit in een gemodelleerde vaste aanbieder met een schaal van 50% en een gemodelleerde mobiele aanbieder met een schaal van 33%. Een en ander is in overeenstemming met de in deze door Analysys Mason gemaakte keuze.