• No results found

3 Aanpak en methodiek

4.2 Tweede workshop (bodemkunde) d.d 9 december

4.2.1 Samenvatting van het workshopresultaat

 De huidige Bobi en LMB kunnen binnen de praktische beperkingen die landelijke monitoring stelt beschouwd worden als state of the art.  Om waardevol te zijn voor een ecosysteemdienstenbenadering zijn

abiotische indicatoren en is aanvulling met bijvoorbeeld betrouwbare bedrijfsmanagementgegevens essentieel.

 De schaal is belangrijk: voor klimaatfuncties kan volstaan worden met een lagere resolutie dan voor bijvoorbeeld bodemvruchtbaarheid.  Organische stof (in verschillende fracties) is een belangrijke chemische

indicator voor ecosysteemdiensten van de bodem.

4.2.2 Inleiding workshop 2

In Bijlage 3 is een verslag van de tweede workshop opgenomen. Voor de tweede workshop zijn deskundigen uitgenodigd die voor hun onderzoek gebruik maken van de chemische en fysische kenmerken van het bodemsysteem, binnen de context van de bodemecologie en de agrobiodiversiteit. Geen van de aanwezigen was betrokken bij het ontwerp van Bobi. Discussie werd gevoerd over dezelfde vijf punten in paragraaf 4.1.2. In onderstaande samenvatting werden punten 1 en 2, en punten 3 en 4 samengevoegd.

4.2.3 Is Bobi state of the art en hoe staan DNA-technieken er voor?

Binnen de praktische en budgettaire beperkingen die monitoring van de bodem stelt, kan Bobi nog steeds beschouwd worden als de state of the art op

bodembiologisch gebied. De basishouding voor het opbouwen van een lange (en daardoor waardevolle) meetserie is stabiliteit en continuïteit. Daarvoor is

een stabiele indicatorenset nodig. Een aantal mogelijke aanvulligen is al benoemd, zoals de meting van protisten en het doen van herhaalde metingen gedurende het seizoen. Om technische en financiële redenen liggen deze aanvullingen niet direct voor de hand.

Er is weliswaar een snelle ontwikkeling in toepassing van DNA-technieken, maar de informatie ligt in het verlengde van de klassieke taxonomische methoden. Dit levert niet per se nieuwe mogelijkheden voor beoordeling van ecosysteemdiensten op. Pas als de prijs-kwaliteitverhouding van de DNA- technieken beter wordt dan die van de klassieke methoden, is vervanging van een indicator aan de orde. Momenteel is dat stadium nog niet bereikt, hoewel onderzoekers soms anders doen voorkomen.

4.2.4 Zijn ecosysteemdiensten meetbaar en kan dat in een meetnet?

Boeren hechten veel waarde aan de P-voorziening, bodemkwaliteit en

bodemleven. Met name de laatste twee zijn kwalitatieve of intuïtieve waarden voor de boer; ze zijn niet gedefinieerd. De analyse van de beschikbare P-voorraad en het bijbehorende bemestingsadvies blijkt nog veel ruis te vertonen. Organische stof wordt steeds meer als een sleutelfactor voor de bodemkwaliteit beschouwd, met een grote indicatorwaarde. Boeren zijn zich steeds meer bewust van de meerwaarde van een goede organische

stofhuishouding, voor: i) de stimulering van de bodemvruchtbaarheid, ii) de borging van de productiemogelijkheden op de langere termijn, en iii) het milieu in het algemeen (vastlegging van koolstof). Aan de andere kant is mineralisatie van organische stof nodig om via een natuurlijke weg nutriënten vrij te maken voor de groei van gewassen zonder overmatige toevoeging van mest. Deze zaken lijken niet eenvoudig met elkaar in overeenstemming gebracht te kunnen worden. Minimalisatie van het weglekken van voedingsstoffen naar grond- en oppervlaktewater dient zowel de belangen van het milieu als die van de boer. Belangrijke ecosysteemdiensten zijn: schone lucht, schoon water, waterretentie, voedselproductie en ziektewering. Om een beoordeling van de bodemkwaliteit op basis van de ecosysteemdiensten te kunnen doen, is het van belang om te kijken naar het schaalniveau. Op het schaalniveau van het bodemmeetnet van Nederland kan wel op het niveau van bedrijven informatie over ecosysteem- diensten gegeven worden. Voor een schatting van de bijdragen van de Nederlandse bodem aan het mondiale klimaat kan met minder meetpunten volstaan worden. Kortom, het kleinste schaalniveau bepaalt de fijnmazigheid van het meetnet.

De lijst van bodemparameters, die overgenomen is van het World Research Institute (WRI 2009), is een goede stap in de richting van concretisering. De lijst bevat nu ruim 1200 indicatoren, en dat is te lang (www.esindicators.org) om praktisch te zijn. Eigenlijk zou dit moeten worden teruggebracht tot een aantal simpele indicatoren. Een vertrekpunt voor een rangordening van

bodemindicatoren voor ecosysteemdiensten zou kunnen zijn:

1. organische stof, gedifferentieerd naar een labiele en recalcitrante fractie; 2. waterinfiltratiecapaciteit;

3. verdichting van de grond, mede in relatie tot oppervlakkige afstroming; 4. vormen en vorming van aggregaten (bodemstructuurvorming);

4.2.5 Is een andere invulling van het meetnet nodig?

Als het huidige meetnet de variatie weergeeft die van nature voorkomt en de steekproef voldoende representatief is, kunnen de resultaten uit de monitoring als een referentie of ijkpunt worden gezien. De experimentele component (veldproeven waarin de effecten van een bepaald beheer worden onderzocht) ontbreekt in het meetnetprogramma. Het is belangrijk om veldexperimenten met het Bobi-instrumentarium te volgen om de toestand vast te stellen en de drivers bekend te maken, zodat er handelingsperspectief ontstaat. Er is vraag naar duurzaamheidsinstrumenten.

Verschillende instituten en organisaties (LEI, DLV, LTO, PPO, Blgg-AgroXpertus, et cetera) zijn waardevolle partners om impact naar de praktijk te genereren, vanwege de historische banden en verwevenheid met de agrarische sector. Voortzetting van lange meetseries is heel belangrijk, omdat er nog nauwelijks tijdreeksen zijn of de waarde ervan niet wordt begrepen (maar: Magurran et al. 2010, McDonald-Madden et al. 2010). Voor de interpretatie en het begrip van de metingen is het nodig om ook een continue reeks van bedrijfsgegevens te hebben. Deze dient gedurende de monitoring aangelegd te worden. Een ‘waarde’ (karakterisering) eens in de zes jaar zegt weinig over de historie van bodemgebruik en -bewerking. Een biologisch meetnet ‘doe je eigenlijk voor het nageslacht’. Die ervaring is ook opgedaan met andere langjarige meetreeksen, in Nederland en in het buitenland. Ze geven een historische referentie en tonen bijvoorbeeld trends in effecten van klimaatverandering.