• No results found

Voor de tweede keer voelde ik de sensatie Hardenberg volkomen in mijn macht te hebben. Geen mens zou het zien als ik hem nu de diepte in trapte, geen mens zou

In document Louis Ferron, Het stierenoffer · dbnl (pagina 99-102)

vermoedelijk

aangifte doen van een vermissing, men had hier, zoals gebleken was, een gezonde

hekel aan stadsmensen. En bovendien, een ongeluk lag in een klein hoekje.

De amechtige klipgeit moet gevoeld hebben wat er in mij omging; met een laf

lachje keek hij omhoog en zei bijna smekend: ‘Nog even, Florian, nog even.’

‘Moeilijker dan je dacht, hè?’

Hij knikte.

‘Slijpen met de dochter van de kapitein is gemakkelijker.’

Gesnuif, gerochel, geproest.

‘Ze is anders wel willig. Of heeft ze je nooit verteld dat ze haar hoerescheur ook

aan mij heeft geoffreerd?’

‘Klets niet, Florian,’ hijgde Hardenberg, ‘ga liever een eindje opzij, zodat ik over

de rand kan klimmen.’

Ik liet hem zweven tussen hemel en aarde, overgeleverd aan mijn luimen en grillen.

Ik dwong hem naar mijn stompzinnig gebral te luisteren, terwijl hij zich, zwevend

in het door hem zo geroemde niemandsland, op zijn gemak kon afvragen wat waar

was van mijn verhalen en wat niet.

Van zijn spotzieke glimlach, eerder die dag, was niet veel meer over, hij maakte

bepaald een gemartelde indruk. Ik vertelde hem uitvoerig hoe Erika zich voor mij

had uitgesloofd, hoe krengig ze was geworden toen ik niet op haar avances inging.

En schaterlachend vertelde ik hem dat ik desnoods nog liever de getikte Eulchen

naaide en dat Erika's man daar kennelijk net zo over dacht. Hij vond Wiesen een

gifmengershol? Ik zou hem uitroken met de meest liederlijke walm van vuilbekkerij

en laster die ik maar bedenken kon. ‘Met die syfilitische hoer naar bed? Nog liever

trek ik me af op dat zadel waar dat wijf met haar pruim op heeft gezeten, hoor je

me?’

‘Toe, Florian, ik ben bekaf.’

‘Die onschuldige jongen van een Wondrascheck, die heeft ze natuurlijk weten te

verleiden. En met die ouwe bok van een Witold kruipt ze nog wekelijks in het hooi.

En weet je waarom ze met Weininger getrouwd is? Omdat ze een kind

van haar vader verwachtte. Dat heeft ze jou natuurlijk nooit verteld. En ze heeft je

natuurlijk ook niet verteld dat dat kind een doodgeboren monstertje was. In de beerput,

achter de stallen, kun je misschien nog het skeletje vinden.’

‘Het is van a tot z gelogen, Florian.’

‘Weet je wat haar man zegt, en die kan het weten, want hij heeft er een studie van

gemaakt. Otto zegt dat ze zo hysterisch is als een ui. Hij zegt dat alle vrouwen dat

in wezen zijn, maar dat dat bij haar wel de spuigaten uitloopt. Stel je voor, hij heeft

haar eens betrapt in de stallen. Ze lag op haar knieën onder een hengst, het paardegeil

droop langs haar smoel. Nu is Otto in onderhandeling met de universiteit om haar

als studieobject te verhuren. Moet je je voorstellen, Hardenberg, dat ze, blootgesteld

aan de geile en brutale blikken van de studenten, een hengst pijpt. Maar... wat zie ik

nu, Hardenberg, ik geloof verdomd dat het je opwindt, vuile smeerlap die je bent.

Godallemachtig, je broek staat bijna op springen. Jezus, wat ben jij een vuil zwijn.’

Ik krabbelde grinnikend overeind en trok Hardenberg over de rand. Hij bleef wel

drie minuten lang glazig voor zich uitstaren. Toen sprong hij plotseling overeind en

keek jachtig om zich heen.

‘Waar is dat beest?’ riep hij hees.

‘Dat heb ik allang kapot geschoten, herinner je je dat niet meer?’

‘Daar is hij,’ brulde hij, toen hij het wijfje angstig maar agressief op de eieren zag

wiebelen. ‘Die moet ik hebben.’

Met grote passen beende hij op het nest af. Ik probeerde hem nog tegen te houden,

maar de ontreddering, de waanzin of wat het ook mocht zijn, had hem reuzekrachten

gegeven. Toen ze zijn zware, bespijkerde bergschoen zag naderen, rekte het wijfje

zich klapwiekend en met haar snavel hakkend, uit. De schoen trof haar in de borst.

Krijsend probeerde ze op hem toe te fladderen, maar de afstand was te kort om een

maximaal gebruik van de vleugels te maken. Het bleef een treurig, maar van

ontroerende moederliefde bezield strompe

len. Haar snavel pikte een gapende wonde in zijn dijbeen. Vloekend en scheldend

bleef hij schoppen. Het krijsen van de vogel ging over in gereutel. Het dier viel opzij,

probeerde weer op de poten te komen en in de richting van het nest te klapperen.

Maar alweer daalde Hardenberg's schoen neer. Nu op de kop die, zacht krakend,

vermorzeld werd tussen het graniet en de bespijkerde zolen.

Vol walging keerde ik me van het tafereel af. Vóór me strekten de alpenweiden

zich uit in hun onbezoedelde pracht. In de diepte lag het dorp waar de bewoners zich,

onbewust van het weerzinwekkende schouwspel dat zich hier afspeelde, misschien

vrolijk maakten over die twee snuiters die zo nodig een huzarenstukje moesten

leveren.

En heel, heel ver weg, zag ik de eerste bij Wiesen behorende bossen en ik begreep

In document Louis Ferron, Het stierenoffer · dbnl (pagina 99-102)