• No results found

TWEEDE BEDRIU

In document I MICROVORM: SIGNATUUR (pagina 29-79)

(Hetzelfde vertrek. Een geweer staat tegen den wand. Begin van den vooravond. Helder maanlicht.)

Eerste 'fooneel.

Roe b I a a r. (In het wit. Geslotm jas.

Hij loopt op en neer en heeft blijkbaar ieis, dat hem hindert. Na eenige oogenblikken komt :)

W 0 est h oog e n. (Op van den achter-grond. Hij is in kaki, heeft slobkousen aan en draagt sporen. Hij heeft een karwats in de hand, die hij na de begroeting weglegt.) Tabé!

Roe b I a a r. Allemachtig I Wat doet Saul onder de profeten!

Wo est h oog e n. Hij komt zijns vaders ezels zoeken.

Roe b I a a r. Dat gebeurt me ook niet vaak, dat ik jou zoo laat nog op de onder-neming zie?

W 0 est h oog e n. En mij niet vaak, dat ik zoo laat nog bij je moet wezen.

Roe b I a a r. Is er wat?

W 0 est h oog e n. ja. Maar laat ik je eerst even vragen: hoe maak je 't?

Roe b I a a r. Gangetje.

W 0 est h oog e n. Niet erg?

Roe b 1 a a r. Neen.

Wo est h oog e n. Dat zie ik.

Roe b I a a r. Zal ik Jicht maken?

Wo est h oog e n. Neen, doe dat niet.

Het Indische maanlicht is zoo allemachtig mooi I En trouwens, het is bijna klaarlichte dag I Zulke maanavonden hèb je in Holland toch maar niet, wat?

Roe b J a a r (Brommerig.) Kerel, ik heb stierlijk het land. En koppijn ook.

Wo est h oog e n. Zoo. Dat spijt me.

Als ik dat geweten had, was ik niet naar je toe gekomen. Heb je soesah gehad?

h sah ja en neen.

Roe b I a a r.. Soesa, so~ v~rlaten. Hij M'n eerste opzlenedr gaapt i: de maand méér kon elders honder po

krijgen. . ?

W 0 est h oog e n. Hij is goed, Ja Roe b I a ar. First class!

Wo est h oog en. Geef jij hem dan óók

honderd pop meer. .

Ik laat me niet dWlOgen.

Roe b I a ar.

en Gelijk heb je. Maar W 0 e s.t h oog d' er verhooging moeten dan had Je hem eer

geven. . dat is nu

Roe b I a a r. (Wrevelig.) Ja,

te laat. . e

t h oog e n. Nou, dan neem J W

~

e swe Voor hem tien anderen.

een OIeu . t

I Alle hout is geen timmerhou . Roeb aar.

W 0 est h oog e n. Neen.

(Zwijgen.)

Roe b I a ar. Wil jij bij me komen?

W 0 est h oog e n. Als eerste opziener?

Dank je feestelijk.

52

Roe b I a a r. . Nou, daar hoef jij je neus niet voor op te trekken. Mijn onderneming staat er financieel honderd maal beter voor dan die van jouw armoedzaaiers.

W 0 est h oog e n. Doet ie ook. Maar ik ben de administrateur van m'n land! Ik denk als Jan de Lapper: ik ben als kapitein

t~uis gevaren; ik ga niet als luitenant op een ander schip over.

Roe b I a a r. Dan laat je 't.

, Wo est h oog e n. Ik zal zoo vrij zijn.

Roe b I a a r. Het bedonderde van het geval is, dat ik over drie maanden met 'n half jaar verlof naar Holland had willen gaan.

M'n eerste opziener zou me dat halve jaar als administrateur vervangen, en nou leit alles op z'n gat.

Wo est h oog e n. Ja, dat snap ik.

Roe b I a a r. Ik durf geen splinternieu-wen opziener als administrateur hier achter-laten.

W 0 est h oog e n. Nog al wiedes.

Roe b I a a r. jou wel.... Ik zou 't maar doen.

53 W 0 est h oog e n. Ik doe 't niet.

Roe b I a a r. Als waarnemend adminis-trateur.

W 0 est h oog e n. En weer eerste op-ziener, als jij terugkomt.

Roe b 1 a a r. Ja, wat dacht jij dan!

W 0 est h oog e n. Ik denk niks. Ik wil niet.

Roe b 1 a a r. je bent 'n beroerling.

Wo est hoog e n. (Knikt bevestigend.) 'n Beroerling, en ik ben ethisch. Ik zou voor jouw land slecht passen.

Roe b I a a r. 0, ik zou je wel pasklaar maken.

W 0 est h oog e n. Zou je niet meevallen.

Ik heb 'n harde kop. Als ik in 'n sneltrein m'n hoofd buiten het raam steek, dan smijt ik alle telegraafpalen om.

Roe b I a a r. Dat ik die Hollandsche reis voorloopig zal moeten opgeven, daar heb ik zóó de duvel over in !

W 0 est h oog e n. ja, daar kan ik in-komen. Wat zeggen je vrouwen je dochter ervan? Want die zouden natuurlijk meegaan?

Roe b I a a r. Natuurlijk. Maar och, die leggen er zich gemakkelijk bij neer. Mijn vrouw blijft feitelijk liever hier; dat snap je

(vroolijk) want ik heb nou eenmaal geen vrouw uit de wereld getrouwd; ik heb haar nog uit de dagen, dat ik als derde opziener vijftig pegels in de maand verdiende. Enfin, het is 'n best wijf, maar geen decoratieve figuur voor Holland. (Lachend.) Ze kan beter tegen 't klimaat hier!.... En Nonni ... . ja, dàt is nou toch zoo stom idioot ... . Die was vroeger niet te houden. Die moest en die zou naar Holland! Je was geen menseh, voor je in Holland geweest was. En nou?

Nou er aanleiding voor is? Want ze zou daar nu op zangstudie ....

W 0 est h oog e n. Ah!

Roe b I a a r. Ja zeker! En nou? Weet je wat ze nou zegt? "Pa ook altijd met z'n zang en Pa ook altijd met zijn Holland I"

Wo est hoog e n. Jammer.

Roe b I a a r. Ik begrijp er niks van!

W 0 est h oog e n. Ik vind het jammer voor de meid, want waarachtig: ik ben vast overtuigd, dat die in Holland een toekomst zou vinden.

Roe b I a a r. Nou ja, toekomst.... 'n Man, zes kinderen en'n goed leventje is ook een toekomst.

Wo est hoog e n. (Vroolijk.) Je bent'n filister.

Roe b I a a r. (Bromt iets van "Nouja".)

Wo est h oog e n. Je bent in 'n bui, vandaag! Vertel eens op: heb je wat met je volk?

Roe b I a a r. Ja, dat is 't hem juist; ik kan ze niet snappen, de gladakKers.

Wo est h oog e n. Nou ja. Javanen zijn geen heilige boontjes d.~~ weet ik, al denk ik er anders over dan 111· ...

Roe b 1 a a r. 0, ben je daar eindelijk achter? Jij altijd met jouw ,,'t Zijn menschen net precies eender als wij"?

Wo est hoog e n. (Vroolijk.) Vooruit I Blaf af I Wat is er met je volk. Wie wou je snappen.

Roe b I a a r. De gladakkers, die van plan zijn om me den een of anderen loer te draaien - die wil ik snappen.

W 0 est h oog e n. Loeren ze weer op je pépinières?

56 schobbejakken, die je leeren voorzichtig wezen? Nou, hier ook. In dat opzicht is

jij en ik, tegenover een bevolking van ettelijke dessa's. (Geheimzinnig, als tot zich-zelf):

Hoe ik het in de gaten heb gekregen, dat er .... godverdomme .... bij mij weer wat broeit? Dat zie je niet. Dat voel je. (Nog geheimzinniger:) Als 'n paar van de kerels, die anders geregeld opkomen, op eenmaal slampamperen en wegblijven... als je vrouw je vertelt, dat de kokki smoesjes verzint, om niet naar den pasar te gaan ....

als je mandoer uit je radius blijft.... als je koelis nog onderdaniger dan gewoonlijk

"hinggeh" tegen je zeggen .... als de be-dienden van je huis erg stil tegen je zijn en als ze bizonder strakke smoelen trekken, -dan kun je d'r van opaan, dat ze wat tegen je in 't zin hebben; wàt, dat weet je niet ....

(héél zacht) er zit iets in de lucht; dat voel je, en je ziet het niet. 's Avonds, als alles doodstil is, hóór je 't. Geloof me, kerel, ik voel het!

Wo est h oog e n. ja, ik weet. je hebt een lange practijk.

Roe b I a a r. Precies! De Hollandsche bladen kletsen nu en dan mee over "Stille kracht". Larie I Ze weten d'r niks van! De eenige kerel, die er wat van gesnapt heeft,

dat is Conperus. De vent is nou niet van mijn slag, maar dàt had ie goed in de gaten.

Woesthoogen. . ... als ik bij mij op de onderneming ooit iets mocht merken ....

Roe b I a a r. Dan zou jij de lui bij mekaar laten roepen, ja? .... en 'n speech afsteken .... en ronduit vragen: "Wat is er!

Wàt heb je!"

Wo est h oog e 11 (knikt).

Roe b I aa r. juist. En dan hoorde je ....

niks! Geen woord, geen kik, geen bliksem I Ze zouden je eenvoudig wat voorliegen.

Want dàt kunnen ze! Ze liegen zooals wij gapen. Roep ze één voor één bij je, en ze geven je antwoord, ja, àntwoord géven ze je.

Maar je moet eens opletten: vóór ze geluid geven, slikken ze éérst wat in! Zoo ....

(hij maakt de beweging van inslikken.) Weet je, wat ze dan inslikken? Dàt is de wáárheid ! Daar vertellen ze jou niks van. Want de kerel, die de bende heeft weten op te stoken, die blijft achter de schermen en die krijg je er niet achter weg, al rook je hem uit.

Neen, man, dat is de manier niet. Weet je hoe je er tegen ingaat? Je doet zooals ik.

Je geeft, zonder een spier van je bek te

60

vertrekken, je oogen den kost. En je sur-veilleert. Op de onmogelijkste tijden. Je kijkt naar voetstappen op gedeelten van je land, waar gewoonlijk bijna niemand langs komt.

je slaapt 's nachts op 'n half oor en zoo nu en dan .... op 'n oogenblik dat niemand er op verdacht kan wezen .... (zacht) dan pak je 's nachts je geweer ... .

Wo est hoog e 11. (Neemt onderwijl het geweer in handen.)

Roe b I a a r. .... dan ga je ... , wilde vàrkens jagen. En .... snàp je dan wat ....

(hij laat een geheimzinnig, lang aangehouden gefluit hooren) .... met 'n goed gericht schot zware hagel of loopers bereik je, dat er de eerstvolgende zes of acht maanden geen sterveling meer aan denkt, om je pépinières in brand te steken, je producten te stelen, of je jonge aanplant te vernielen.

W 0 est h oog e n. (Met een blik op het geweer, dat hij nog in handen heeft.) Ben je .... vannacht er op uit geweest?

Roe b I a a r. (Knikt.) ja.

Wo est h oog e n. En niks gesnapt?

Was je dáárom zoo nijdig? (Hij zet het ge-weer ergens neer.)

61 Roe b 1 a a r. Ik ben het nóg. Dat snap jij niet, ja? Daar ben jij groen voor.

W 0 est h oog e n. Ik ben geen groen.

Ik ben op Java geboren.

Roe b I a a r. 't Mankeert er nog maar aan, dat je denkt, dat je een Indo bent.

Tweede Tooneel.

Non n i. (In kymono. Op van redzts. Ze ziel Woest/lOogen.) Wah, Allah I (Sdzrikt van haar eigen sdzrik.) O! - (Legt de hand op dell mond.)

W 0 est h oog e n. Zoo, Nonni, kind, hoe maak jij het. In geen paar maanden mekaar gezien, ja?

Non n i. Ja, Allah, komt u zoo ineens hier!

Wo est h oog e n. Te paard.

Non n i. Maar waaröm!

Wo est hoog en. (Vroolijk, geheim-zinnig.) Om je vader te spreken.

Non n i. Maar waarom 's avonds dan?

Wo est h oog e n. je bent niks nieuws-gierig; maar je mag het wel weten: omdat

ik vandaag geen tijd had en niet tot morgen wou wachten.

Non n i. Ja, maar het is 's avonds ge-vaarlijk langs den weg. Gister is hier nog een tijger gezien; hier vlak achter, bij het tweede ravijn.

Wo est h oog e n. Mij lusten de tijgers niet. Ik ben te taai.

Non n i. En hèbt u pappi nu al gesproken?

Wo est h oog en. Jawel, (plagerig) maar nog niet over de zaak, waarvoor ik kwam.

Non n i. (Begrijpt hem verkeerd. Ver-legen.) Waarover ....

Woesthoogen. Dat mogen kleine meisjes niet weten.

Roe b 1 a a r. Vertel op. Wat heb je.

Wo est h oog e n. Ik d(~nk er niet over.

Je bent me veel te beroerd gehumeurd. Ik kom straks wel eens terug. Ik loop eens even langs dat tweede ravijn. Of ik dat beestje niet kan snappen. (Neemt het geweer.) Mag ik die spuit even meenemen?

Roe b 1 a a r. Ga je gang, als je hem snapt, is de huid voor jou.

W 0 est h oog e n. Dat dankt je de dui-veIl Als ik hem schiet! Denk jij dan, dat ik jou het vel geef?

Roe b I a a r. Zeg eens I Van 'n beest op mijn erf heb jij niks te geven I

Non n i. Dat is nou met recht de huid verkoopen, vóór de beer geschoten is.

Wo est h-o 0 gen. (Vroolijk.) Wat ik snap, dat is van mij. (Tot Nonni.) En als ik je dochter nou eens weghaalde! Denk jij dan, dat je die niet finaal kwijt was?

Non n i. Hoe kan ik nou zangeres wor-den, als u mij weghaalt! Dat kan toch niet t

W 0 est h oog e n. Als ik het beest schiet .... krijg ik dan 'n zoen van je als belooning?

Non n i. Pas maar liever op voor de tijgers, ja?

W 0 est h oog e n. Het zijn immers maar groote poesjes.

Roe b 1 a a r. Jawel, maar poesjes met zware pootjes en groote nageltjes en stevige tandjes.

Wo est hoog en. (Ontlaadt het geweer.) Er zit natuurlijk zware hagel op, hè?

64

Roe b I a a r. (Naar een lade gaand.) Ja. Je wilt zeker wel 'n kogel hebben, ja?

W 0 est h oog e n. Ja, geef me een paar andere patronen van je.

Roe b I a a r. Asjeblieft.

W 0 est h oog e 11. Merci. - - Ik ben over 'n kwartier terug. (Af)

Derde Tooneel.

Non n i. (Wie het blijkbaar moeite kost om de vraag onverschillig te stellen.) Waar-over, denkt u, wil hij u spreken?

Roe b I a a r. Ik weet het niet.

Non n i. U is ook altijd zoo akelig tegen hem. Natuurlijk hij durft niet!

Roe b I a a r. Hij durft niet? Ja, hij is nogal 'n lekkeren jongen, om niet te durven.

Non n i. Waarom vraagt hij dan niet wat hij vragen wil!

R.o e b.1 a a r. Weet ik het? Hij wou 'n goeIe bUI van we afwachten. Hij moet zeker wat van me hebben.

65 Non n i. Wàt.... zou hij dan van u willen hebben?

Roe b I a a r. (Haalt de schouders op.) Geld leenen? Op Soember Tjilig is armoe troef, hè? Hij heeft geldzorgen, zooals wij ze hier op Boelaq Hamba niet kennen.

Non n i. Heeft hij gezègd, dat hij ....

om geld kwam?

Roe b I a a r. Welnéé. Dat denk ik maar zoo.

Non n i. Nou, wees u dan wat aardiger, pappi. We moeten mekaar toch helpen als administrateur, ja?

Roe b I a a r. (Haar om de kin strijkend.) Zoo: "wij"! Moet jij ook al helpen als administrateur?

Non n i. (Hartstochtelijk.) Toe Pappie !. ...

Roe b I a a r. (Begrijpt.) Zeg eens even-tjes! Waar denk jij aan?

Non n i. (Herstelt zich.) Ik pappi?

Roe b I a a r. Ja. Jij.

Non n i. (Volmaakt onschuldig.) Ik weet niet wat u bedoel?

Roe b I a a r. Zoo .... Weet jij niet, wat ik bedoel.

5

Non n i. Neen, pappi.

Roe b I a a r. Denk jij wel eens aan ....

trouwen, Nonni?

Non n i. Wah, Allah! (Sdzrikt van haar eigen sdzrik.) O! - (Legt de hand op den mond.) Pappi, hoe kèn dat nou! Als ik toch zangeres wil worden I

Roe b I a a r. Dus dat is nou positief I Zangeres worden I

Non n i. Natuurlijk I

Roe b I a a r. (Weet niet, wat hij er van denken moet.)

Ja,

dàn ....

Non n i. Ik wil alleen maar, dat meneer Woesthoogen weet, dat ik 'n zoete pappi heb I

Roe b I a a r. (Thans geheel overtuigd.) Nou, ik zal zoet wezen, hoor.

Non n i. U maak mij niet beschaamd, ja 'f .. ..

Vierde TooneeJ.

Me v rou w. (In over kabaja. Van redzts op met een bord kwee-kwee.)

Non n i. .... 0, moes? Kwee-lapis?

M e v rou w. Na hier, wil je, Non? Proef dan, of ik goed heb gedaan. Is genoeg boem-boe? Genoeg zoet?

Non n i. Wah, lèkker I

Roe b I a a r. Zeg, Moes, Woesthoogen is daareven gekomen.

Me v rou w. Na, wat wil hij?

Roe b I a a r. (Haalt de schouders op.) Zwammen over het volk .... of wat anders ....

ik weet het niet.

M e v rou w. Misschien hij zit in moei-lijkheid. Help hem toch maar. Zoo'n aardig jongmensch. Het is toch wel aan hem be-steed. (Tot Nonni, die intusschen met beide handen in de schotel grijpt.) Allah, Non, niet alles nemen dan I

Non n i. Ajo, Moes! Op de proppen met je lekkere limoen! Ik ben dorstig.

Me v rou w. 0 ja, man! Gisteren pas zelf gemaak. Eenvoudig héérlijk ! - - (Naar de voorgalerij.) Warso! Warso! - - Bawa limoen, Warso I (Ze komt terug.)

Roe b I a a r. Laat ook een glas voor mij klaar zetten. Ik kom het zoom eteen halen.

68

Me v rou w. Heu-eu. Goed.

Roe b 1 a a r. (Af naar links.)

Me v rou w. Waar is hij op het oogenblik?

Non n i. Wie, Woesthoogen?

Me v rou w. Heu-eu.

Non 11 i. Hij is gaan jagen.

Me v rou w. Jaaa, zoo laat! Nog jagen!

Non n i. Hij wil die tijger van gisteren ontmoeten.

Me v rou w. La-illa-ha, hij durreft!

Non n i. Ah, 't is toch wel gevaarlijk, ja Moes? Hij is zoo alleen.

. Me v rou w. Lah, waarom zoo angstig?

Na, hij is toch mans genoeg?

Non n i. Ja maar, as hem wat overkom?

Me v rou w. Na, Non, ik geloof jij pieker over hem, Non!

Non n i. Ah, kan mij niet schelen I Me v rou w. Na, Non, snoep nog maar, Non!

Non n i. Lèkker I (Ze omhelst haar moe-der. Dan, met zéér schelle stem.) AlIaaah!

Je bent toch 'n lekker beestje, hoor Moes!

69 Me v rou w. Schei uit, Non! Je breekt mijn arm!

War s o. (Brengt de limonade.)

W i 11 em. (Tegelijkertijd op.) Dag tante I Dag Nonni! Hoe gaat met u?

Me v rou w. Dag Wi1Iem! Moet je oom spreken? Hij is dáár.

W i 1I e m. (Met een grijns naar de limo-nade.) Ik zal hier maar wachten.

Non n i. La, jij weet wel, wat jij doet!

Slimmert! (Presenteert hem kwee-kwee.) Jij houdt van, ja?

W i 1I e m. Ah, dànkie. - - Lèkker. Eh, Nonni, heb jij gemaak ?

Non n i. Neen, Moes heef gemaakt.

W i II em. (Grappig.) Voor dat wij trou-wen, Nonni, moet jij ook kennen, hoor I

Non n i. Eh, wat verbeelding heb jij wel!

M e v rou w. Eh, jij brani! Jij moet maar liever leeren. Willem! In plaats van jij praat over trouwen. Jij denk veel te veel aan de meisjes, geloof ik. Gaat jij maar liever leeren.

W i II e m. Ik wil welleeren, tante. Maar ik wil u vragen om de voordracht voor tweede employé.

Me v rou w. Eh, jij wilt tweede opziener worden?

W i I Iem. ja, tante, ik heb gehoord, de baas gaat met verlof naar Holland, en d.e eerste opziener wordt waarnemend admI-nistrateur. Daarom ik wil graag tweede op-ziener worden.

Non n i. (Serieus, medelijdend.) Ik ge-loof niet, dat jij worden kan, Willem. Natuur-lijk wil papa jou wel graag helpen; dat weet j ij ook wel; maar ....

W i I Iem. Tjoba, Nonni, probeer dan voor mij .... !

Non n i. Neen, Willem, als jij niet door jouw eigen werk kan worden, dan geeft niets of ik jou help.

W.i I Iem. (Brani. Met de hand in de borstzak.) Heb toch genoeg geleerd om door de wereld te komen.

Non n i. Geurmaker I jij doet mij denken Ilan die Willem van klein ambtenaarsexamen :

"Met een stokje in zijn hand Stapt daar Wmem heel pedant Naar klein-ambtenaars-examen .... "

Strootje heeft hij in z'n mond, Trots blaast hij de rook in 't rond.

Non n i. (Lacht.)

W i II em. (Bonne mine à mauvais jeu.) Me v rou w. Nou, Willem, neem daar een voorbeeld aan, ja ?

W i II e m. jawel, tante.

Me v rou w. (Vermanend.) Jij moet niet altijd maar aan lolletje denken.

W i II e m. Wah, tante, lolletje I Gister-avond was feest bij de tweede tuin-opziener op Randoe-Sarie. Lollig, tante! (Tot Nonni.) Ik heb 66k voorgedragen!

Non n i. WAt heb jij voorgedragen?

Tjoba, doe nog ééns, Willem I

Wi II e m. 06k een gedicht in "Indisch" I Non n i. (Vroolijk.) Ajo, draag voor I Wi II em. Mag wel, tante?

Me v rou w. ja goed. Ajo maar.

72

W i II e m. (Tot Non.) Maar je moet mij niet uitlachen.

Non n i. Ach massa, we zijn toch onder mekaar!

W i II e m. Vooruit dan! - "De morgen-stond" .... Ah .... verlegen, ah.

Non n i. Ajo, Willem! Wat kan jou schelen I

Wi I Iem. (Vat weer moed.) .... "de morgenstond". (Hij grijnst.)

Op de groene tak Van een kersenboom, Zaten zich vermaak

Twee vogel in mijn droom.

De een, ik zal noemen Jan,

Die ander, schoon zijn vrouw, Piet.

Jan zong zoo schoon hij kan Ter eer van God een lied.

Hij was nog vroeg in den morgen, Als hij gaat op die andere tak Ver van zijn nest verborgen

Zitten, tot die een lijf die andere raak.

T

73 De roode gloed breekt aap de zon

En Jan en Piet van al die pracht verwonderd, Waarin zich omhult de frissche morgenstond, Zitten maar stil, want zij zijn bedonderd.

Maar wie, 0 God, 0 liefderijke vader, Wie als Jan en Piet ziet uw schoone arbeid.

Wie ... Tjoba zeg mij wie? in menschelijke [ader, Stroom maar bloed van onverschilligheid.

De mensch hij kan weinig verdom Of de morgenstond mooi of beroerd, Hij pieker over Gods arbeid niet om Omdat maar alleen op geld en rijkdom zij

[loert.

Daarom, 0 menseh, sta vroeg op,

Volg 't voorbeeld, die ons geeft een vogel, Hij toch zonder verstand in zijn kop, Prijst en roemt God op deez' aarden kogel.

Sta vroeg op, kan niet verdom biarlah dingin,

Sta vroeg op, kan niet verdom biarlah dingin,

In document I MICROVORM: SIGNATUUR (pagina 29-79)

GERELATEERDE DOCUMENTEN