• No results found

Deel I: Effecten op Korte Termijn

8 Functionele analyse van faunagroepen

8.4.6 Trofische groep

Alle loopkevers met een predatore levenswijze (Carnivoren, insectivoren, springstaart-specialisten) namen significant toe na chopperen en plaggen (Figuur 8.12; Bijlage 3.17: z=3,67 resp. 3,38, P<0,001; Bijlage 3.18: z=2,67 resp. 3,76, P<0,01; Bijlage 3.19: z=2,08, P<0,05). Springstaart-specialisten namen alleen toe na plaggen, maar ook na chopperen was indicatie van een toename (z=1,83, P=0,067). Herbivore soorten namen niet significant toe of af als gevolg van de behandelingen.

Figuur 8.13: Gemiddeld aantal bemonsterde soorten loopkevers met (rechts) en zonder (links) vliegvermogen(± s.e.) voor (2011) en na (2013) uitvoering van de beheerexperimenten.

Average number of trapped species of Carabidae, incapable (left) and capable (right) of flight (± s.e.) before (2011) and after (2013) implementation of experimental treatments.

8.4.7 Vliegvermogen

Soorten die zich vliegend kunnen verplaatsen namen significant in aantal toe na plaggen en chopperen (Figuur 8.13; Bijlage 3.20; z=3,72 resp. 4,07, P<0,001). Soorten zonder vliegvermogen namen niet significant toe.

Daarnaast nam de soortenrijkdom significant toe als gevolg van bekalken in interactie met de behandelingen (Bijlage 3.20; z=2,22 P<0,05). In Figuur 8.13 is te zien dat de toename van het aantal soorten bij bekalking sterker was in drukbegraasde (evenwel niet significant), gechopperde en geplagde behandelingen dan zonder bekalking.

8.5 Spinnen

Spinnen uit de potvallen vertoonden geen statistisch significante respons op de behandelingen. De data vertoonden in veel gevallen geen duidelijke positieve of negatieve respons, of gaven juist grote fluctuaties te zien met grote verschillen in de controles tussen de nulmeting en de effectmeting. De resultaten van de spinnen uit het experimentele deel zijn daarom alleen in de bijlage gepresenteerd (Bijlagen 3.21 t/m 3.23 en 4.2).

8.6 Kernpunten

 Bodemmesofauna

o Life history tactics: Belangrijke verschuivingen in samenstelling traden op na plaggen en chopperen. Hier nam het aandeel thelytoke, langzaam groeiende soorten sterk af. Het aandeel seksueel voortplantende, snel reproducerende soorten nam daarentegen toe. In het experiment op het Blauwe Bos was dit effect ook aanwezig na drukbegrazing, in de Strabrechtse heide echter niet. Chopperen en plaggen zijn voor bodemmesofauna zeer ingrijpend. Soorten aangepast aan relatief onvoorspelbare habitats ondervinden hiervan het minste last.

totale gemeenschap van bodemmesofauna in na deze behandelingen.

 Tweevleugeligen

o Significante afname van herbivore Diptera na plaggen en chopperen ten opzichte van controle.

o Significant meer herbivore Diptera na bekalking. Dit effect leek met name na chopperen en plaggen op te treden.

o Detritivore Dipera nemen significant toe na drukbegrazing. o Carnivore Diptera leken significant op bekalking te reageren,

maar ook de niet bekalkte behandeling was bijna significant positief. Het is dus waarschijnlijk dat dit een jaar-effect is.

 Pissebedden

o In de meeste experimenten zijn pissebedden slechts incidenteel in de monsters aangetroffen. Alleen in het experiment in de Oosthoek waren pissebedden in voldoende mate aanwezig om een overzicht van de behandelingen te kunnen geven.

o Totale activiteit van pissebedden in Oosthoek was in 2013 hoger dan in 2011. In gechopperde en geplagde behandelingen nam de activiteit van pissebedden af. In de controle en na drukbegrazing nam de activiteit van pissebedden na bekalking zeer sterk toe.

o De dominante soorten waren Ligidium hypnorum en Oniscus asellus. Beide soorten volgden hetzelfde algemene patroon van activiteit verschuivingen.

o Pissebedden lijken te worden aangetrokken door bekalking, mits er voldoende vegetatie en dekking aanwezig is. Wellicht heeft dit met een verbetering van het voedselaanbod te maken, door versnelde afbraak van organisch materiaal.

 Loopkevers

o Het aantal soorten loopkevers nam toe na plaggen en chopperen.

o Een verschil in activiteit tussen behandelingen kan dit verschil in soortenrijkdom niet verklaren. De toename van soorten is dus geen effect van toegenomen activiteit na plaggen en chopperen.

o Zowel van sterk eurytope soorten als van soorten met een sterke mate van habitatbinding (stenotope soorten) nam de soortenrijkdom toe na plaggen (of chopperen).

o Door Turin aangewezen karakteristieke soorten van heide namen niet significant toe of af als gevolg van de

vegetatiebehandelingen.

o Soorten van rietland en polders (vochtminnende “pionier” soorten) namen significant toe na plaggen.

o Soorten met een voorkeur voor vochtige omgeving namen toe na chopperen en plaggen, evenals matige en sterk xerofiele soorten. De laatste groep zal met name aangetrokken zijn door het open karakter van de recent behandelde delen.

o Voorjaarssoorten bleken hoofdzakelijk verantwoordelijk voor de toename na plaggen en chopperen. Zij namen ook toe in de controle, maar in minder sterke mate. Soorten met een piek in de herfst nemen niet significant toe, zomer- en wintersoorten evenmin.

o Carnivore, insectivore en op springstaarten gespecialiseerde soorten namen significant in soortenrijkdom toe na plaggen en chopperen. De soortenrijkdom van herbivore loopkevers nam niet toe maar ook niet af, in tegenstelling tot de afname van het aantal herbivore Diptera. Bij Diptera zijn echter de dichtheden bemonsterd, in tegenstelling tot de loopkevers, waar naar het

aantal soorten is gekeken. Het aantal herbivore soorten loopkevers in de monsters was sowieso betrekkelijk laag (1-3 soorten). De respons van herbivore Diptera kan derhalve gezien worden als een gevoeliger, numerieke respons, terwijl de

aan/afwezigheid van de loopkeversoorten minder gevoelig is voor veranderingen.

o Soorten zonder vliegvermogen namen in geen van de

behandelingen toe. Soorten met vliegvermogen namen juist wel toe na plaggen en chopperen, en ook na bekalking.

o Samenvattend nemen loopkevers die een goed

dispersievermogen en predatore levenswijze kennen en hun activiteit in het voorjaar hebben het duidelijkst toe na plaggen of chopperen. Drukbegrazing heeft nog nauwelijks tot geen effect op loopkevers in vergelijking met de controle. Het effect van bekalken is klein, maar heeft desalniettemin een

versterkend effect bovenop de effecten van de behandelingen bij soorten met een goed dispersievermogen. Deze groep is in staat om snel te reageren op veranderende omstandigheden en wordt kennelijk versterkt aangetrokken tot de bekalkte

proefvlakken. Of dit een effect is van een hoger prooiaanbod of een verschil in omgevingsfactoren is op basis van deze opzet niet duidelijk te maken.