• No results found

Deel II: Ervaringen uit de Beheerpraktijk

10 Microreliëf en Vegetatie

Hoofdstukken 10 t/m 12 behandelen de resultaten van het evaluerende veldonderzoek naar de effecten van drukbegrazing en chopperen in de beheerpraktijk, met speciale aandacht voor de ontwikkelingen op langere termijn Tabel 10.1 geeft een overzicht van de onderzochte terreinen.

10.1 Microreliëf

De mate van aanwezig microreliëf is gekwantificeerd als het totale hoogteverschil van het bodem- of poloppervlak tussen opeenvolgende decimeters van het opgemeten transect. Dit hoogteverschil varieerde per transect van 5 m lengte tussen 31 en 174 cm. Deze maat voor het microreliëf was significant gecorreleerd met de bedekking van Pijpenstrootje (r=+0,49, P=0,005) ofte wel de polstructuur van de vegetatie.

Figuur 10.1: Microreliëf langs transecten met verschillend beheer (weergegeven als totaal hoogteverschil per 5 meter met standaardfout).

Microtopography along transects with different management regimes (given as cumulative height variation per 5 m with s.e.).

De effecten van het beheer waren wel aanwezig (Figuur10.1; verschillen significant bij P=0.0375 Kruskal-Wallis test), maar minder duidelijk dan

verwacht. Dit heeft er deels mee te maken dat de pollen na drukbegrazing nog aanwezig blijven, maar ook dat de terreinheterogeniteit zelf te groot was om met een enkel transect per locatie volledig weer te kunnen geven. Enkele grote lijnen kwamen echter wel naar voren:

 Het microreliëf was relatief gering na (zeer) recente drukbegrazing met paarden op Lankheet en na chopperen op het Groote Veld en Kampina; het geringe microreliëf was hier vergelijkbaar met de plagplek op Kampina.

0 20 40 60 80 100 120 (zeer) recente drukbegrazing paarden drukbegrazing schapen controle ondiep chopperen Buurserzand chopperen Groote Veld

/ Kampina

 Na drukbegrazing met paarden was het microreliëf sterker genivelleerd dan na drukbegrazing met schapen; ook op de gechopperde plekken in het Buurserzand was het microreliëf met reguliere runderbegrazing minder ontwikkeld dan zonder begrazing (verschil 24 cm op chopperplekken uit 2009 en 38 cm op chopperplekken uit 2003/2004).

 Op de controles was het microreliëf door de polstructuur van Pijpenstrootje het sterkst ontwikkeld (vergelijkbaar met de oude chopper- en

drukbegrazingslocaties, maar daarvan waren er te weinig, resp. één en twee, om uitspraken over herstel van microreliëf te kunnen doen).

10.2 Vegetatie

De vegetatie van alle terreinen was voor de uitvoering van maatregelen

vergrast met Pijpenstrootje (Molinia caerulea) en was overwegend kenmerkend voor natte heide (Tabel 10.1). Dit wordt bevestigd door het Ellenberg-

vochtgetal (meestal 7,5 of hoger; waarde gewogen naar abundantie) en de aanwezigheid van freatofyten (nl. Kleine zonnedauw Drosera intermedia, Ronde zonnedauw D. rotundifolia, Veenpluis Eriophorum angustifolium,

Klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe, Knolrus Juncus bulbosus,

Moeraswolfsklauw Lycopdiella inundata, Gagel Myrica gale, Witte snavelbies Rhynchospora alba, Bruine snavelbies R. fusca en Veenbies Trichophorum cespitosum). Alleen in het Groote Veld ontbraken de freatofyten geheel. Rode Lijst-soorten van natte heide (nl. Kleine en Ronde zonnedauw,

Klokjesgentiaan, Moeraswolfsklauw, Witte en Bruine snavelbies en Veenbies) kwamen vooral voor in de terreinen Lankheet, Strijbeek en Buurserzand.

10.2.1 Drukbegrazing

De dominantie van Pijpenstrootje nam af tot (lokaal) abundant na uitvoering van drukbegrazing met paarden op Lankheet en met schapen op Strabrecht, na voorbereidend branden (Tabel 10.1). Op Lankheet was Pijpenstrootje direct na drukbegrazing nog wel in korte vorm zeer abundant, maar in lage bedekking en de ervaring van de beheerder is dat het aandeel Pijpenstrootje na het eerste jaar terugloopt. Vijftien jaar na drukbegrazing op Lankheet was wel weer sprake van een hoog aandeel Pijpenstrootje en de beheerder overwoog daar een nieuwe ronde drukbegrazing.

Bij het doorbreken van de dominantie van Pijpenstrootje profiteerden Gewone dophei (Erica tetralix) en Struikhei (Calluna vulgaris) in alle terreinen.

Opvallend is dat de dominantie van Pijpenstrootje na drukbegrazing met

schapen op Strijbeek en het Groote Veld niet is doorbroken, in tegenstelling tot Lankheet en Strabrecht. Mogelijk is de grotere mate van vertrapping door de paarden (Lankheet) en de voorbehandeling door branden (Strabrecht) hier van belang.

De soortenrijkdom van de heidevegetatie was in alle drie terreinen groter na drukbegrazing (Tabel 10.1). Op Lankheet was de soortenrijkdom direct na drukbegrazing nog laag, maar 6-7 jaar na uitvoering was deze beduidend hoger. Ook in één van de locaties waar drukbegrazing al 14 jaar geleden was uitgevoerd lag de soortenrijkdom nog hoog, maar was de vergrassing wel sterker. Op Strabrecht was de soortenrijkdom na drukbegrazing significant hoger dan in de controle (P<0,05). Opvallend was het grote aantal soorten in de natte slenk van het langdurig intensief begraasde weekendraster; dit wordt in de zomermaanden echter wel uitgerasterd met het oog op de

Van de Rode Lijst-soorten waren Klokjesgentiaan, Veenbies en Bruine

snavelbies op meerdere locaties aanwezig. De abundantie van Klokjesgentiaan was op Lankheet (zie ook Figuur 10.2) het grootst na drukbegrazing in 2006 (>20 bloeiende planten/100 m2) en met enkele bloeistengels het laagst na de

recente drukbegrazing in 2011 (3 ex./100 m2) en in de ruige vegetatie na de

drukbegrazing in 1998 (enkele exemplaren). De abundantie was wat hoger (4 ex./100 m2) in het proefvlak dat voor het laatst in 1997 was begraasd, wat

waarschijnlijk wordt verklaard door de minder sterke verruiging vanwege betere vochtcondities en door een oud karrenspoor dat door het proefvlak liep, waarlangs enkele (maar niet alle) gentianen groeiden. In andere terreinen (Strabrecht, Strijbeek) waren gentianen alleen incidenteel aanwezig, maar in het al lange tijd intensief begraasde weekendraster van Strabrecht wel in grote aantallen.

Tabel 10.1: Samenvatting vegetatieopnamen op locaties na uitvoering van drukbegrazing of chopperen. De getallen in de drie rechter kolommen volgen de Tansley-schaal (zie 3.2). De kleuring duidt op hogere waarden.

Summary of vegetation relevees on locations after intensive rotational grazing or choppering. Colours indicate higher values.

Proef-

vlak Gebied Uitvoering Jaar

Aantal Heide- / Rode Lijst- soorten Freato-

fyten Vocht-getal (gewogen)

Molinia

caerulea Erica/ Calluna Opslag Campylopus introflexus

1 Lankheet 2011 6 / 1 Ja 5,9 8 2/3 1