• No results found

8. Appendices

8.1 Transcipt of interviews

Transcipt interview Sjoerd Soeters

Allereerst, ik kijk eigenlijk aan de ene kant hoe die projecten tot stand komen, wie daarbij

betrokken zijn. Maar ook voor wie ze nou ontwikkelen en wat de doelen zijn. En

anderzijds, wie daar uiteindelijk van profiteren. In de boekjes klinkt het vaak mooi om te

zeggen dat een gebied een nieuw stadshart moet worden en het project sociaal en

economisch voordelen zou moeten hebben voor mensen die er al wonen. Zoals

bijvoorbeeld Oostpoort en de Transvaalbuurt. En het andere onderdeel van mijn

onderzoek: wie profiteren daar nou echt van… mijn eerste inleidende vraag was: hoe bent

u betrokken geraakt bij Oostpoort?

Er was ooit een eh… een tender door de gemeente uitgeschreven. Die wilde iets met dat

gebied. Het gebied was zwaar vervuild. Dus ze hadden er interesse in om eh enerzijds

natuurlijk het gebied te ontwikkelen, maar in dat ontwikkelingsproces ook de grond op te

schuinen. Als de grond vuil is, onder het waterniveau, dan dreigt een deel van die vervuiling

het grondwater aan te tasten. Dus de gemeente was geïnteresseerd om dat te ontwikkelen,

had daarvoor toen nog geen ontwikkelaar eh gekozen. En zei van ja, we doen een wedstrijd.

Nodigen een paar types uit, die daar misschien wel verstand van hebben. En wij waren een

van die types. En eh… degene die het wint, die krijgt niet gegarandeerd de opdracht. We zijn

vrij om daar vervolgens mee te doen wat… en toen hebben wij de wedstrijd wel gewonnen.

En toen zijn ze daarmee aan het shoppen gegaan. Heen en weer. Eerst heeft geloof ik de

ontwikkelaar er nog wat naast gelegd, toen was de gemeente het daar weer niet mee eens.

En uiteindelijk kwamen ze bij mij met een plan, dat was ons plan, maar dan door de

gehaktmolen gehaald. Maar we hebben het nu over zestien jaar geleden he? En toen

vroegen ze of ik supervisor wilde worden. Dat wilde ik best, maar wel over een goed plan.

Dus toen hebben we er wel eerst weer een velletje overheen gelegd. En uiteindelijk werd

dat de basis van het plan. Zo gaat dat af en toe. Je moet af en toe je poot stijf houden.

Jullie hebben iets ingeleverd, daar is een ontwikkelaar bij gekozen en die heeft daar wat

aan aangepast en toen jullie weer.

Beetje haasje over.

Dat is redelijk gebruikelijk?

Ja, dat gebeurt wel meer.

Wat was voor jou, toen je begon… en nu nog steeds, de voornaamste karakteristieken van

Oostpoort?

Nou, wat wij wilden doen was eigenlijk, we hebben veel geleerd in Nijmegen. Daar hebben

we een plan gemaakt voor de binnenstad, ken je dat? Moet je even googelen. Want dat heet

de Mariekenstraat. En in Nijmegen heb je een naoorlogse ontwikkeling waarbij ze straten

verbreed hebben. En in Nijmegen was het zo, dat in dit gebied, dit is een winkelstraat, dat is

een winkelstraat… hier was een passage ontstaan, wat wij hebben gedaan in Nijmegen, is

een verbinding gemaakt tussen die twee straten. En dat was technisch gezien wat

56

ingewikkeld. (schetst het gebied). Hier is het stadhuis… daar hebben we een doorbraak

gemaakt, en hier ook. Dus we hebben geprobeerd… we hebben geleerd dat het belangrijk is

in centrumgebieden, dat je achtjes of rondjes kan maken. Want niemand wil heen en terug.

Dus wat hebben wij in Oostpoort gedaan? Daar heb je het spoort en het andere spoort. De

Lineausstraat, de Ringvaart. En de Watergraafsmeer. En dan heb je dit. Je had hier eh…

allerlei gebouwen. En hier staat dat complex van de voormalige gasfabriek. Hier staat de

V&D, zeg ik dat goed… en hier staan winkels. Hier staat mooie oudbouw. Hier staat de …,

hier waren ze een nieuw politiebureau aan het bouwen. En dit is de Polderweg. Hier is een

buurtje. Hier is een school van Hertzberger, dat was er toen nog niet. Dit gebied, dat was dus

zwaar vervuild, dus wat hebben zij gedaan? Ze hebben gezegd we gaan de vervuiling

weggraven. En wij zeiden: kijk, als je een winkelgebied hiervan wil maken, dan moet je in de

eerste plaats die entree markeren en dan zou het goed zijn, als je hier naar binnen gaat en

dan hier op de een of andere manier een lusje maakt. En zo zijn we aan het idee gekomen

om hier een voorgebouw te maken, hier zo. Hier een plein te maken. Ik teken het volstrekt

uit de verhouding. Hier die bebouwing te maken met winkels. Hier een plein. Hier het

stadsdeelkantoor, wat overigens nog niet bedongen was. En hier een pleintje waar het

muziekgebouw staat. En dit allemaal weer woningen of winkels te maken. En hier ook deze

te maken, om te zorgen dat je zowel hier als daar naar binnen kunt. En omdat we hier dan

aan de Noordkant van het gebied zitten en dit hoge gebouwen zijn, heb ik ook nog gezegd:

we kunnen hier nog twee gebouwen toevoegen, zodat we meer aantallen halen. Heel

simpel. Natuurlijk doe je daar lang over.

En dit was gelijk het originele idee?

Ja, dit midden eiland is er altijd geweest. En het leuke is dat die Ringvaart, die loopt zo. En

aan dat plein hebben we een verdiept gedeelte gemaakt zodat je heel snel vanuit dat plein

hierin komt bij het water.

En dat was vooral met het idee… had dat overal kunnen zijn?

Dat spoort loopt hier… eh, als dit de belangrijkste winkelstraat is, toen een beetje op sterven

na dood. Het idee was, als je dit er aan hangt, dan kan je het niet te diep doen. Mensen gaan

niet helemaal hierheen en dan terug. Er zijn een aantal wetmatigheden hoever een

winkelcentrum de diepte in kan gaan. Dus we zeiden, als we dit nou dat rondje maken en je

krijgt verschillende belevenissen. Je hebt het plein met dat uitzicht, dan kan je hier

doorheen. Hier weer een klein pleintje bij het muziektheater. Dan kan je weer terug. Is er

van alles wat te beleven. Dit rondje, is niet te ver. En we gebruiken het stadsdeelkantoor dan

als de beëindiging van dat rondje.

Deels ook om het publiek van de Lineausstraat aan te trekken.

Om het niet zo ver naar binnen te trekken dat je de Lineausstraat leeg trekt, maar wel diep

genoeg om hier volume te kunnen maken. En te zorgen dat je een uitbreiding op de

Lineausstraat kan maken. Door vriend en vijand gedeeld. Daar was iedereen het toen over

eens.

En had dit naast elke winkelstraat zo ontwikkelt kunnen worden? Of is dat nog specifiek

op die plek in Amsterdam Oost…

In principe zou je dat natuurlijk naast elke winkelstraat kunnen doen. Die winkelstraat kwam

hier uit de Middenweg, daar zitten commerciële dingen in. Maar we weten allemaal dat de

57

winkels die veel lengte in beslag nemen, dat worden dan op een gegeven moment… ze

noemen dat destination shopping. En ze maken niet onderdeel uit van het

boodschappencircuit. Het gaat er om dat je zo veel mogelijk bundelt en bij elkaar brengt.

Dus wat dat betreft is het heel aantrekkelijk dat je over een korte afstand een soort

intensivering hebt van die commerciële programmering. Ik denk dat dat een goed idee is. En

in principe kun je dat natuurlijk in elk winkelgebied… we doen dat nu ook in Bunsen. Daar

proberen we in een dwarsverbinding weer een samenballing van commerciële functies te

maken. Uiteraard met woningen erin. Omdat wij in zo’n gebied het belangrijk vinden dat er

in zo’n gebied ook mensen wonen, zodat het ’s avonds ook enigszins levendig is.

Ja, is dat de voornaamste reden van woningbouw?

Ja, dat is eh… dat doen we overal. Wonen erop. Liefst ook horeca erop, zodat het ’s avonds

ook actief is. En zodat het niet een winkelcentrum is waar je eigenlijk het hek moet

dichtmaken, ’s avonds.

En dat was ook bij de gemeente gelijk het idee?

Ja, die ondersteunde dat gelijk. En de ontwikkelaar, Bouwfonds ook.

En in zo’n project… heb je dan meer te maken als opdrachtgever met de gemeente of de

ontwikkelaar?

Nou, dat zit er tussen. In feiten, voor zo’n masterplan krijg je de opdracht van die partijen

samen. Die vormen dan samen vaak een VoF. Eh… die betalen mijn rekeningen samen, ja

eentje betaalt en de ander rekent dat weer door. Maar in feiten hebben wij heel veel

situaties dat we zowel opdrachten van de gemeente als de ontwikkelaar krijgen. En pas later,

als het bouwkundig wordt, als er gebouwd moet worden, dan is natuurlijk de commerciële

partij belangrijker. En vaak wil de gemeente dan ook een tweede supervisor ernaast hebben,

om te bewaken dat niet te veel de belangen van de commerciële partij vertegenwoordigd

worden.

Maar in eerste instantie allebei. En eh… is het zo… je zegt: een wisselwerking. De overheid

heeft jullie een prijsvraag opgelegd, daarna gaat de ontwikkelaar ermee aan de slag. Komt

de overheid ook weer bij jullie terug met aanpassingen?

Ja, de programmering van het gebied laat zien dat de overheid een relatief enorme invloed

heeft. En ook eh… hebben we een school en een creiche en andere bijzondere vormen van

huisvesting. Voor weggelopen jongeren en weet ik het allemaal. Voor demente en

schizofrene Chinezen. Dat zit er allemaal in.

En is het jullie om het even wat uiteindelijk die functies zijn die er in komen?

Nee, natuurlijk niet. Dat is natuurlijk goed. Maar als je zo een stuk van de stad maakt, dan

moet er eigenlijk een maximaal publiek zijn. Dus dat er dan werken in zit, dat er sport zit, dat

er cultuur in zit, in de vorm van muziek. Dat vinden we fantastisch. Vroeger hadden we ook

nog een danshuis erin gepland. Eh… en die programmering hebben wij niet bedacht, dat is

ons gewoon aangeboden. Maar we staan er bij te applaudisseren, dat vinden we geweldig.

58

Ja, want die ontwikkelaar is natuurlijk in dat soort programmeringen in zekere zin… heeft

een gegarandeerde afname van de gebouwen. Niet dat het altijd succesvol is, want die

garantie wil ook wel eens een lege dop blijken te zijn. Maar goed, je kunt er wel wat mee.

Er gebeurt dan sowieso iets met de gebouwen. Oke, als je kijkt naar hoe zoiets gemaakt

wordt, zeker in het geval van Oostpoort: ligt dan het zwaartepunt bij de nieuwe bewoners

die er gaan wonen, of wordt er ook of meer rekening gehouden met de oude bewoners, of

omliggende bewoners?

Nou, je hebt natuurlijk met die omliggende bewoners niet zo heel veel te maken. Ik bedoel,

ja je hebt er wat mee te maken in de zin dat ze geneigd zijn om bezwaar te maken. De

mensen aan de overkant van dit water, die waren heel erg bezorgd over wat er daar zou

komen en of dat wel goed zou worden. Dus daar heb ik wel enige tijd mee gesproken. De

bewoners van dit gebiedje maakte zich ook zorgen dat hun woonkwaliteit werd aangetast.

Dus dat soort gesprekken zijn er wel geweest, maar vooral hebben die gesprekken plaats

gevonden in de stadsdeel politiek. Wij zien die bestaande bewoners voor het project erg als

mensen die er van profiteren, dat hier een herconcentratie van winkelen plaatsvindt. Plus

een aantal culturele en andere functies. En we zien onze bewoners heel erg als de mensen

die dat circus gaan draaien. Die daar levendigheid in brengen.

En de Transvaalbuurt is natuurlijk wat beruchter als mindere buurt in Amsterdam.

Ja, hier hebben we eh… dit is geloof ik een blok. En dan heb je hier deze tussenstraat en deze

loopt mee. En hier zitten allemaal winkels. Redelijk, tot gewoon. Dus voor deze winkels is dat

sterker. Maar ik neem aan dat vanaf die kant dus ook allemaal mensen komen, die daar gaan

winkelen.

Dat was geen enorm uitgangspunt? Om dat aan de Transvaalbuurt te verbinden?

Natuurlijk leg je de dingen eh… je legt het niet in de wei. Maar gezien de populatie, als je

hier een cirkel trekt, voor loop of fietsafstanden, dan is dit zeker een catchment area. Zo

noemen winkels dat. Ontwikkelaars van winkels. In Noord ben ik jaren bezig geweest, nog

steeds, om het centrum Amsterdam Noord te maken, en we zijn met Bloomwater ooit

begonnen daar. Dat is een Australische ontwikkelaar, die het hele grote centrum buiten

Londen heeft gebouwd. En die hadden het dan over… die trokken dan een cirkel erom heen

van een half uur of een uur autorijden, dat was hun target area. En het catchment area

bevatte wel zoveel miljoen mensen, en daar maakten ze hun sommen over.

Dat is heel eh commercieel gezien natuurlijk.

Ja… het is commercieel, maar het is ook een beetje sociologie. Welke mensen worden eh…

komen hier op af? Mensen uit de Dapperbuurt? Misschien ook voor een deel. En Oost met

dat tunneltje hier, misschien ook voor een deel. In Oost is het winkelen ook in lange dunne

lijnen opgehangen. Dus dat je zo’n concentratie hebt, is een extra kwaliteit denk ik.

Wel grappig, ik zocht vanmorgen nog wat dingen van u op. En ik kwam onder andere een

filmpje tegen, en daarin zegt u dat het maken van een nieuw stadshart, eigenlijk bij

stedenbouwkundigen en architecten nooit lukt. Dat het bijna een onmogelijke taak is.

Ja, in de geschiedenis is het natuurlijk heel vaak mislukt. Want de architectuur is er niet heel

goed in, om succesvolle winkelgebieden te maken. De lijnen zijn te strak. De programmering

hier is nog lang niet goed, dit sluit nog helemaal niet aan, bij met namen de belangens van

59

mensen in dit gebied. Je hebt natuurlijk heel verschillende sociaaleconomische categorieën

hier. Hier heb je weer een ander gehalte dan daar zit. Dan zijn dit soort gebieden, onder druk

van alles wat daar gebeurt aan gentrification, die veranderen ook van populatie. Dat heb ik

in de Baarsjes ook gezien. Dat gaat vrij snel. Dat proces zal daar ook plaatsvinden. Tegelijk zit

hier behoorlijk veel sociale woningbouw in die Transvaalbuurt, die transitie zal doormaken.

Dus je weet het niet precies, maar ik denk dat zo’n gebied bij wijze van spreken tien jaar tijd

nodig heeft om zijn goede branchering te vinden. Dat zie je nu gebeuren. Je ziet de een wel…

er zitten een paar sterke dingen in. Een Albert Heijn is een sterk ding, en er zijn er nog een

paar. Maar voor de rest zitten al die andere lokale en kleinere ondernemers…

Zijn die er in Oostpoort veel? Kleine of lokale ondernemers?

Weinig. Alleen de horeca.

En ligt dat aan dat de buurten nog achterlopen…

Wat het probleem is: als je zo’n ding bouwt dan is de ontwikkelaar al jaren van te voren

bezig om die vierkante meters vol te krijgen. En wie zijn er in staan om te zeggen als dat

gebouw over vijf jaar af is, dan wil ik daar wel zoveel honderd of duizend vierkante meter

hebben. Dat zijn de groten. De Blokkers, de AH’s, de Kruidvatten. Dus zo’n winkelcentrum,

zelfs als het niet de bedoeling is dat dat gebeurt, loopt dat heel snel vol met de ketens. Heb

ik in Nijmegen ook gezien. Dat was bedoelt als een weemilieu, dat wil zeggen: ook voor

lokale winkeliers. Nou, uiteindelijk was het vol voor de lokale winkeliers, die altijd de kat uit

de boom kijken en afwachten. Denken van ja… durf ik het wel. Ga ik het wel doen. En die

vissen dus achter het net. En die krijgen misschien in de tweede ronde een nieuwe kans. Zo

zal het gaan.

Klinkt als een logische volgorde.

Zo gaat het altijd. Het is eigenlijk allemaal heel logisch. Er is weinig wetenschap aan (lacht). Ik

denk, als je goed nadenkt, dan weet je het allemaal wel. Hoeveel boerenlullen zijn er niet

tussen ontwikkelaars en mensen die dit soort gebieden opzetten. Die gewoon dat puur op

hun gevoel en hun ervaring doen. En aan gevoel zelf heb je niks, maar als dat gevoel

gebaseerd is op ervaring…

Dat is wel in NL, waar de overheid een best grote rol heeft, waar ik dan bij denk: stel je

zegt in alle boekjes het moet een sociaal en economisch spin-off effect hebben op

omliggende buurten en het moet ook voor de buurt zijn. Dan denk ik: natuurlijk, ik snap

het. Want het geld moet van grote partijen komen, want die kunnen het beloven, maar de

populariteit komt ook als je die onderlaag meekrijgt. Kost dat gewoon tijd en kun je dat

niet plannen?

Dat kost gewoon tijd.

Die verbondenheid. Maar toch, ga met ondernemers uit de buurt iets te creëren.

Ja, dat is vrij idealistisch. Want ondernemers in de buurt, die gaan niet vijf of acht jaar van te

voren hun handtekening zetten dat ze iets afnemen. Voor hetzelfde geld liggen ze over vijf

jaar om.

60

Ja, dit is natuurlijk… we hebben een park gemaakt. Wat nu moet gebeuren is dat dat park

een beetje verwildert. Dus sommige boomsoorten die trekken het niet en vallen om en daar

komen er anderen voor in de plaats. Dat is een biologisch model, zou je kunnen zeggen. Zo

zie ik het ook echt. Kijk, de stad is een leven organisme. Sommige dingen gaan en andere

dingen gaan niet en op een gegeven moment worden de dingen die niet gaan weer ingevuld

door de dingen die wel gaan. Het is een soort afvalrace. Een soort Darwinisme. Survival of

the fittest. En dat is ook goed. Zo moet het ook. Dus die afbraak en weer opnieuw opzetten

is ook hartstikke belangrijk, en daardoor wordt het ook steeds interessanter. Ik ben heel erg

tegen harde esthetische of economische theorieën, die doorzetten en realiseren. En dan

zeggen dat het goed komt. Nee, dat komt nooit goed. Je moet accepteren dat er fouten

worden gemaakt en ongelukken gebeuren en dat er dus bedrijven verdwijnen en andere

bedrijven in de plek komen. Wij zijn in Zaandam nu heel blij dat er een Zara komt waar eerst

een V&D zat. Dat is een geluk dat de V&D kapot is gegaan. Daar spinnen wij garen bij.

Ja, maar toch zijn er momenten, en volgens mij is dat ook goed, omdat het in Amsterdam

GERELATEERDE DOCUMENTEN