• No results found

totale kosten  A = eigen R&D kosten

 C = R&D kosten verbonden ondernemingen  D = kosten verwerving rechten

Hoe groter de totale kosten, hoe kleiner het bedrag dat in aanmerking komt voor de innovatieafrek.

Voorbeeld: Een mno doet in Duitsland heel veel aan O&O. Op een gegeven moment verschuif men een octrooi naar Luxemburg. De vennootschap in Luxemburg ontvangt hiervoor 600 euro royaltyinkomsten. Hoeveel van deze 600 euro zal overblijven om te genieten van de innovatieafrek?

 A = 0 (Luxemburg heef niks zelf gedaan)  B = 0

 C = bv. 200 (Kosten die de vennootschap in Duitsland gedaan heef)  D = bv. 100 (Luxemburg heef iets betaalt om de octrooien te verwerven)

 Er komen géén inkomsten in aanmerking voor de innovatieafrek Voorbeeld: Luxemburg doet toch nog een klein beetje O&O (bv. 10 euro)

 A = 10  B = 0  C = 200  D = 100

Voorbeeld: Een Belgisch bedrijf doet het volledige O&O zelf.  A = 100

 B = 0  C = 0  D =0

 Er komen dan 600*(100*1,3/100) inkomsten in aanmerking voor de innovatieafrek. Van het bedrag dat overblijf mag je dan 85% afrekken.

Veronderstel nu dat je verliezen hebt. Het stukje dat je niet kan gebruiken van de afrek kan je overdragen naar de volgende jaren. Stel dat je het jaar nadien wel winst maakt, dan kan je alsnog de innovatieafrek gebruiken (zelfde redenering als de DBI-afrek).

Welke formaliteiten zijn nodig ter controle van de innovatieaftrek? Documentatiedossier

- Werkelijke waarde van de van een verbonden onderneming verworven intellectuele eigendomsrechten waaruit het recht is ontstaan

- Berekening van de bruto-inkomsten uit de rechten - Berekening van de netto-inkomsten

- De berekening van de breuk voor de kwalificerende inkomsten

4.6. Afek voor risico-kapitaal (Notionele interestafrek – NIA)

Voor wie? Dit is het interessantste voor financieringsvennootschappen. Operationele vennootschappen krijgen

leningen van de financieringsvennootschappen, waarvoor ze interesten moeten betalen. Voor de operationele vennootschappen is deze interest een kost (=verlaging van de belastbare grondslag). Voor de financieringsvennootschappen is de interest een opbrengst, die in aanmerking komt voor de notionele interestafrek.

Doelen?

1) Financieringsvennootschappen naar België halen.

2) Je kan een vennootschap financieren met EV (aandeelhouders) en VV (leningen, schuldfinanciering).

 Als je kiest voor VV moet je een vergoeding betalen in de vorm van interest. Interesten zijn fiscaal

 Als je kiest voor EV en je keert dividenden uit zijn deze niet fiscaal aftrekbaar.

 Agressieve planningsstructuur: zoveel mogelijk financieren met vreemd vermogen: Ja, met de vroegere regelgeving wel, maar het blijf risicovol.

 Wetgever heef het fiscaal onderscheid van EV en VV ongedaan gemaakt. Bedrijven die zich financieren met EV krijgen nu een fiscaal voordeel (fictieve notionele interstaftrek). Ze mogen doen alsof ze interesten betalen op EV (niet in de jaarrekening, want fake). In de aangife van de vennootschapsbelasting mogen ze deze fictieve interesten afrekken van de belastbare grondslag. Dit geldt voor alle vennootschappen!

Hoe berekenen we de notionele interestaftrek?

Notionele interestafrek 2017 = EV (in de jaarrekening 2016) – boekwaarde van de FVA

Waarom eerst de BW van de FVA afrekken? Anders komen dezelfde middelen verschillende keren in aanmerking voor de notionle interstafrek.

Voorbeeld: Stel een Amerikaanse groep met drie holdingvennootschappen. Er zitten 100 middelen in kapitaal van “holding 1”. Ze richten een nieuwe holding “holding 2” op onder holding 1 met dezelfde middelen. Hier is nu al een dubbele notionele interestafrek, maar je kan méér en méér holdingen oprichten en zo x aantal keer met dezelfde middelen een notionele interstafrek krijgen.

Wetgever heef dan beslist enkel de notionele interstafrek toe te staan in de vennootschap waar de middelen uiteindelijk terechtkomen om iets mee te doen.

Wat is het tarief van de notionele interestaftrek?

<2013: Idem rentevoet van overheidsobligaties (OLO) op 10 jaar

2013: beperking van 3% voor gewone ondernemingen en 3,5% voor kmo’s 2018: enorm lage rente = enorm zwak fiscaal voordeel!

OPMERKINGEN:

 aantrekkelijkheid van het systeem is gedaald door lage rentes

 veel discussie in de politieke debatten (is het geen agressieve fiscale planning als Amerikaanse mno’s hier vennootschappen oprichten voor een notionele interestafrek?): moeten we een fiscaal voordeel toekennen aan mno’s?

4.7. Afrek van vorige beroepsverliezen

Het gaat hier om dezelfde afrek als bij personenbelasting voor de winsten: verliezen van de voorbije jaren mag je overdragen naar de volgende jaren. Vanaf het jaar dat je winst begint te maken mag je onbeperkt in de tijd deze verliezen van de voorbije jaren afrekken van uw winsten

Carry foreward  carry back

 Je mag verliezen naar de toekomst overdragen  Je mag verliezen niet naar het verleden overdragen

4.8. Toepassing van de investeringsafrek

IV.

Berekening van de vennootschapsbelasting

Grondslag = boekhoudkundige winst + toename reserves + dividenduitkeringen + verworpen uitgaven – fiscale gunstregimes

Op de belastbare grondslag geldt het tarief van de vennootschapsbelasting (33% + 3% crisisbrijdrage = 33,99%). Er gelden enkele verlaagde tarieven voor KMOs:

DEEL IV. BTW

 Europese belasting (geïmplementeerd in de Belgische wetgeving via Europese richtlijn). De Btw-regels in de meeste Europese landen vinden we grotendeels dezelfde BTW wetgeving terug.

 Voor de meeste (i.e. operationele) ondernemingen neutraal (= géén kost voor de onderneming)  Belasting is een kost voor de consument!

EXAMENVRAGEN

15/20 MPC (giscorrectie van -0,17) en 5/20 stellingen (giscorrectie van -0,5)

1. De Belgische vennootschap Investerendoenwijgraag NV heef een participatie van 99,99% gekocht in een onderneming gevestigd in Hong Kong. Drie maanden later keert deze dochteronderneming een dividend uit aan Investerendoenwijgraag NV. De netto-winst na belastingen van de dochteronderneming is immers héél hoog. Terwijl het tarief in de vennootschapsbelasting in Hong Kong 16,5% is, betaalt de dochteronderneming dankzij het offshore regime slechts 3% vennootschapsbelasting. Is dit dividend afrekbaar ten belope van 95% in hoofde van Investerendoenwijgraag NV (« afrek definitief belaste inkomsten »)?

A. Geen afrek van 95%, want de minimumhoudperiode van 12 maanden is nog niet vervuld.

B. Aftrek van 95% op voorwaarde dat de participatie alsnog minstens 12 maanden wordt aangehouden. C. Geen afrek van 95%, want de werkelijke belastingdruk van de dochteronderneming is lager dan 15%. D. Geen afrek van 95%, want de dochter-onderneming geniet van een offshore regime.

2. De vennootschap Tierlantijn verkoopt snoep in een Belgische en een Nederlandse winkel. Het risico bestaat dat de vennootschap daardoor « economische dubbele » belasting ondergaat: Belgische en Nederlandse vennootschapsbelasting. Gelukkig voorziet het verdrag met Nederland mogelijks een oplossing.

Antwoord: fout – het betreft hier « juridische dubbele belasting « (in hoofde van dezelfde vennootschap) en geen « economische dubbele belasting (in hoofde van twee verschillende vennootschappen »)

3. De heer Sioen verhuurt één ongemeubelde kamer aan een student. Het belastbaar bedrag van deze inkomsten uit onroerende goederen wordt als volgt vastgesteld:

A. Het belastbaar bedrag is gelijk aan het kadastraal inkomen.

B. Het belastbaar bedrag is gelijk aan het kadastraal inkomen verhoogd met 40%.

C. Het belastbaar bedrag is gelijk aan het gerevaloriseerd kadastraal inkomen verhoogd met 40%.

D. Het belastbaar bedrag is gelijk aan de door de heer Sioen ontvangen huurgelden verminderd met forfaitaire kosten ten belope van 40% (doch maximum 2/3 van het gerevaloriseerd kadastraal inkomen).

VOORWAARDEN: KMO mag geen dividenden

uitkeren meer dan 13% van het kapitaal + KMO

moet een normale bezoldiging toekennen aan de bedrijfsleider

4. De Belgische BVBA Chocola heef een boekjaar van 1 januari tot 31 december. De vennootschap had in 2014 een machine gekocht, doch omwille van een gewijzigde technologie in het productieproces is de machine verouderd en wordt ze verkocht. De BVBA Chocola slaagt er toch in om in de loop van het boekjaar 2015 de machine te verkopen met een meerwaarde. De machine had een netto boekwaarde van 45.000 EUR en wordt verkocht voor 60.000 EUR. De BVBA Chocola realiseert dus een meerwaarde van 15.000 EUR. Onder welke voorwaarden kan de BVBA Chocola genieten van de gespreide belasting van deze meerwaarde? A. De BVBA Chocola moet een bedrag van 15.000 EUR wederbeleggen in afschrijfbare immateriële of

materiële vaste activa die in een lidstaat van de EER worden gebruikt voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid, uiterlijk op 31 december 2017 of op 31 december 2019 als wordt wederbelegd in een gebouwd onroerend goed, een vaartuig of en vliegtuig.

B. Op basis van de gegevens kan al worden besloten dat de BVBA Chocola niet in aanmerking komt voor de gespreide belasting van de meerwaarde.

C. De BVBA Chocola moet een bedrag van 60.000 EUR wederbeleggen in afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa die in een lidstaat van de EER worden gebruikt voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid, uiterlijk op 31 december 2017 of op 31 december 2019 als wordt wederbelegd in een gebouwd onroerend goed, een vaartuig of en vliegtuig.

D. De BVBA Chocola moet een bedrag van 60.000 EUR wederbeleggen in afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa die in een lidstaat van de EER worden gebruikt voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid, uiterlijk op 31 december 2018 of op 31 december 2020 als wordt wederbelegd in een gebouwd onroerend goed, een vaartuig of en vliegtuig.

5. Stelling: “De onroerende voorheffing, de roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing zijn “voorschotten” op de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting. Dit betekent dat deze voorheffingen verrekend kunnen worden met de personenbelasting. De belastingplichtige moet alleen het resterende bedrag van de personenbelasting (na afrek van de voorheffing) betalen aan de Staat.”

Juiste antwoord: NEE – I.t.t. de andere voorheffingen is de onroerende voorheffing niet verrekenbaar met de personenbelasting, maar een bijkomende belasting.