• No results found

Fiscale beweringen

Afsluiting van de personenbelasting

4. Fiscale beweringen

1) Vaststelling van het fiscaal resultaat 2) Opdeling volgens oorsprong 3) Vrijstelling buitenlandse winsten

4) DBI-afrek (dividenden) [& vrijstelling meerwaarden op aandelen] 5) Innovatie-afrek (royalty’s)

6) Afek voor risico-kapitaal (NIA) (interesten) 7) Afrek van vorige beroepsverliezen

8) Toepassing van de investeringsafrek  voor alle vennootschappen 9) Afrek van de NIA-voorraad

4.1. Vaststelling van het fiscaal resultaat

Belastbare gereserveerde winst + verworpen uitgaven + uitgekeerde winst 4.2. Opdeling volgens oorsprong

Je moet uw winst opdelen in drie stukken:  Activiteiten in België

 Activiteiten in een land waarmee België een verdrag gesloten heef  Activiteiten in een land waar België geen verdrag mee gesloten heef Waarom moeten we dit doen?

1) In uw resultatenrekening zit een wereldwijd inkomen

2) Winsten in de resultatenrekening behaald in een land waarmee België een dubbelbelastingverdrag gesloten heef is onder bepaalde voorwerpen in België vrijgesteld

4.3. Vrijstelling buitenlandse winsten (op basis van dubbelbelastingverdragen)

België heef bilaterale verdragen met een 100-tal landen gesloten, met als doel afspraken wie welke winst mag belasten in een grensoverschrijdende situatie. De OESO heef een modelverdrag gemaakt dat de basis vormt voor duizenden bilaterale verdragen wereldwijd. Dit modelverdrag onderscheid heel uiteenlopende situaties.

Voorbeeld: Een Belgische vennootschap verkoopt appelen in België en in Frankrijk. De verdragen bepalen dan wie deze winst mag belasten, om te vermijden dat deze winst twee keer wordt belast.

De OESO heef een modelverdrag gemaakt dat de basis vormt voor duizenden bilaterale verdragen wereldwijd. Dit modelverdrag onderscheid heel uiteenlopende situaties. We bekijken nu twee situaties uit het modelverdrag van de OESO m.b.t. vennootschappen.

SITUATIE 1: Vrijstelling voor buitenlandse onroerende inkomsten

Stel een Belgische vennootschap is actief in de vastgoedsector. De vennootschap heef een aantal gebouwen in België en in Nederland, waar het huurgelden voor ontvangt. In België zal men zeggen dat de vennootschap onderworpen is aan de Belgische vennootschapsbelasting omdat deze gevestigd is in België. In Nederland (en trouwens bijna alle andere landen) zal men zeggen dat het gaat om een onroerend goed op grondgebied van Nederland. De wetgever in Nederland zegt: “Winsten georganiseerd door een Nederlands onroerend goed zullen in Nederland belast worden.”

Dit is een geval van dubbele belasting!

-

NL = source state / bronstaat  wil inkomsten belasten

-

BE = residence state / woonstaat  wil inkomsten belasten

Gelukkig voor deze onderneming heef België een dubbelbelastingverdrag met Nederland. Hierin hebben ze afgesproken dat als een Belgische vennootschap onroerende inkomsten genereerd in Nederland mag Nederland

deze belasten en België moet vrijstellen.

SITUATIE 2: Vrijstelling voor winsten toerekenbaar aan buitenlandse vaste inrichting

Stel een Belgische vennootschap verkoopt appelen in een winkel in België en Nederland. In België zal men zeggen dat de vennootschap aan de Belgische vennootschapsbelasting omdat de omzet van de Nederlandse winkel in de Belgische statutaire jaarrekening zit. In Nederland zal men zeggen dat het om een vaste inrichting op grondgebied van Nederland gaat. De wetgever in Nederland zegt: “Winsten georganiseerd door een Nederlandse vaste inrichting zullen in Nederland belast worden.”

Gelukkig voor deze onderneming heef België een dubbelbelastingverdrag met Nederland. Hierin hebben ze afgesproken dat als een Belgische vennootschap actief is in Nederland met een vaste inrichting mag Nederland

belasten en moet België vrijstellen.

Deze situatie levert meer discussie op dan de eerste situatie vanwege de vage definitie van een vaste inrichting. De wet definieert een vaste inrichting als een vaste bedrijfsinrichting waarmee de Belgische vennootschap haar activiteiten uitoefent in Nederland.

Voorbeeld: Een Nederlandse werknemer met een kantoor in zijn eigen huis: vaste inrichting of niet? Onduidelijk! SITUATIE 3: Vrijstelling voor winsten toerekenbaar aan buitenlandse vaste inrichting (VAE)

Stel een Belgische vennootschap is actief met een vaste inrichting in de VAE en in de Emiraten is er de facto geen vennootschapsbelasting. België heef ook een verdrag geslote met de VAE omtrent vaste inrichting. Moet België dan belasten?

Er zijn twee mogelijke standpunten.

1) Kapitaalimportneutraliteit

Belgische bedrijven moeten concurrentie kunnen voeren met lokale bedrijven, waardoor ze ook geen belasting moeten betalen. België moet dus vrijstellen.

2) Kapitaalexportneutraliteit

Belgische bedrijven moeten overal een gelijke belastingdruk hebben. België moet dus belasten.

Vroeger was men duidelijk voor kapitaalimportneutraliteit: als het andere land o.b.v. het verdrag het inkomen mag belasten, dan moet België vrijstellen. In een tweede fase zei men dat België pas moet vrijstellen als de winsten in de andere staat zijn belast. Belgische rechters hebben dit geïnterpreteerd als “vrijstelling geldt als belasting” (vreemd!). Tegenwoordig is men eerder voor kapitaalexportneutraliteit: als het andere land effectief belast, moet België vrijstellen.

Het verdrag tussen België en de VAE zet dat de winsten die in de VAE zijn belast, in België worden vrijgesteld. Vrijstelling geldt dus als belasting.

Internationale instanties zien dat sommige winsten nooit belast worden, waardoor ze maatregelen nemen. Een van deze maatregelen is het principe van de enkelvoudige belasting. Dit houdt in dat winsten minimaal één keer belast moeten worden. Een woonstaat mag alleen vrijstellen als het ander land ook effectief belast heef (kapitaalexportneutraliteit).

In juni 2017 hebben meer dan 100 landen samen één multilateraal verdrag gesloten, wat nog nooit eerder gebeurde in de fiscale wereld. Hierin zijn bepalingen opgenomen die duizenden bilaterale verdragen zo wijzigen dat agressieve fiscale planning beduidend vermindert.

Voorbeeld: Dubbele belasting vermijden, zonder mogelijkheden te creëren voor dubbele niet-belasting of agressieve planningsstructuren.

4.4. DBI-afrek

Dividenden

De afrek voor Definitief Belaste Inkomsten betref dividenden. Deze bepaling is dus vooral voor

holdingvennootschappen. Deze regeling is reeds in 1962 in België ingevoerd, maar sinds 1992 verplicht door de EU.

Veronderstel dat je als groep een nichevennootschap wil oprichten. De middelen die zijn opgebouwd zullen altijd eerst worden uitgekeerd naar de holding. Vervolgens zal de holding met deze middelen een nieuwe nichevennootschap ontwikkelen, naast de reeds bestaande operationele vennootschappen.

Voorbeeld: Stel nu dat deze middelen bij de holdingvennootschap belast worden aan 34% dan ben je al 34% van uw middelen kwijt aan vennootschapsbelasting door alleen te alloceren binnen de vennootschap.

Voorbeeld: Middelen uitkeren aan de aandeelhouders. Stel dat de holding vennootschapsbelasting zou moeten betalen op uitkering aan de aandeelhouders zou dit wéér belast worden.

Daarom heef de wet een gunstregime ontworpen zodat dividenden aftrekbaar zijn ten belope van 95%. M.a.w. 95% van de dividenden wordt niet belast. Het doel is het voorkomen van economische dubbele belastingen. Die winsten zijn al belast in de operationele vennootschappen. Indien deze dan worden uitgekeerd in de vorm van een dividend en opnieuw belast worden ontstaat er een dubbele belasting.

OPMERKING: Verschil economische en juridische dubbele belasting

 Economische dubbele belasting = 2x belasting in hoofde van twee verschillende personen/vennootschappen (bv. operationele- en holdingvennootschap)

 Juridische dubbele belasting = 2x belasting in hoofde van dezelfde persoon (bv. Belgische onderneming riskeert belast te worden in België en in Nederland)

Waarom zijn dividenden slechts voor 95% aftrekbaar? Men raamt de kosten forfaitair van een holdingvennootschap

op 5%. Dit is om een dubbel voordeel te vermijden: 100% dividenden afrekken + afrek kosten als beroepskost toelaten.

1) Minimumparticipatievoorwaarde

A. Drempelvoorwaarde

Dividenden verkregen van aandelen moeten een participatie van minstens 10% ofwel (in België) een AW van 2,5 miljoen euro hebben.

B. Permanentievoorwaarde

Het moet gaan om aandelen die je minimaal 1 jaar aanhoudt.

Voorbeeld: Stel je speculeert op aandelen en toevallig krijg je een dividend binnen de maand. Dit dividend is volledig belastbaar en komt dus niet in aanmerking voor de DBI-afrek.

OPMERKING: Het is ook oké als je achteraf voldoet aan de permanentievoorwaarde. (zie voorbeeld Private Equity Sector)

2) Belastingvoorwaarde

De holdingvennootschap mag alleen genieten van de DBI-afrek als de dividenden afkomstig zijn van een dochteronderneming die voldoende belast is.

OPMERKING: We zijn de belastingvoorwaarde al tegengekomen bij de VAE-casus. Daar had de belastingvoorwaarde betrekking op operationele winsten die vennootschap realiseert in het buitenland. Bij de DBI-afrek heef de belastingvoorwaarde betrekking op dividenden (financiële opbrengsten).

De wetgever onderscheidt vijf categorieën van dochterondernemingen die niet voldoen aan de belastingvoorwaarde. Als een holdingvennootschap dividenden ontvangt van een van deze vijf categorieën, krijgt ze geen DBI-afrek.

1 a. Vennootschappen die niet onderworpen zijn aan de Belgische vennootschapsbelasting of een gelijkaardige belasting

Voorbeeld: Een Luxemburgse holdingvennootschap 29’ is niet onderworpen aan de Luxemburgse vennootschapsbelasting. Als deze vennootschap een dividend uitkeert aan een Belgische moedervennootschap, is dit dividend in België belastbaar.

b. Vennootschappen die gevestigt zijn in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen (i.e. men gaat kijken naar de gewone bepalingen van de vennootschapsbelasting in dat land) aanzienlijk gunstiger zijn dan in België. De wetgever heef hier later een tarief van <15% belasting op geplakt.

De wetgever maakt bovendien een onderscheid tussen het nominale en het werkelijke belastingtarief. Een nominaal belastingtarief is een tarief dat in de wet staat. Een werkelijk belastingtarief is een tarief dat je wou bekomen door rare dingen te doen.

Voorbeeld: Het nominaal belastingtarief is 20%, maar de wet staat een kostenafrek van 50% van de belastbare inkomsten toe. Het werkelijk belastingtarief is dus maar 10%.

De wetgever heef ene lijst opgesteld met alle werkelijke belastingtarieven die niet in aanmerking komen voor de DB-afrek, omwille van een raar (werkelijk) belastingtarief.

UITZONDERING: Europa verplicht de DBI-afrek voor alle EU-lidstaten (ook als de vennootschapsbelasting <15%, bv. Ierland/Cyprus: 12,5%)

CASUS: Ghana, Gabon en Ivoorkust

Een Belgische vennootschap investeert in drie verschillende landen uit Afrika. De onderneming vroeg aan de Dienst Voorafgaande Beslissingen of het in aanmerking zou komen voor de DBI-afrek.

-

In Ghana is het gemeenrechtelijk tarief 25% (>15%), maar er was ook een bijzondere regeling voorzien. Inkomsten uit agroactiviteiten konden genieten van een tax holiday van 10 jaar. D.w.z. dat je gedurende tien jaar geen belastingen moet betalen.

De vennootschap had met de overheid een overeenkomst gesloten dat men gedurende 5 jaar vrijgesteld was van belasting en de daaropvolgende 5 jaar een gereduceerde belasting.

-

In de Ivoorkust was er naast de gewone regeling van 20% ook een bijzondere regelgeving voorzien. Indien de vennootschap een bepaald minimumbedrag investeert kan het genieten van een taks holiday van 15 jaar.

De DBI-afrek zei dat de vennootschap in aanmerking komt voor de DBI-afrek. Je moet namelijk niet kijken naar de specifieke gevallen (in concreto), maar naar de gemeenrechtelijke tarieven (in abstracto). In bovenstaande landen is het gemeenrechtelijk tarief telkens hoger dan 15%. Op internationaal vlak vind men dit oké, omdat Afrikaanse landen investeringen willen in hun ontwikkeling.

2 Financierings-, thesaurie- of beleggingsvennootschappen met afwijkende (i.e. zeer voordelige) belastingregeling. Financieringsvennootschappen zijn vennootschappen die financiële diensten verlenen aan

derden (d.i niet de holdingvennootschap!). Thesaurievennootschappen leveren thesauriediensten aan derden. De beleggingsvennootschap haalt kapitaal op in de markt om vervolgens te investeren. Als een van deze vennootschappen dividenden uitkeert aan de holdingvennootschap zijn ze belastbaar.

3 Offshore vennootschappen die genieten van afwijkende belastingregeling. Offshore regimes zijn regimes

waarbij je allee belastingen moet betalen op de inkomsten die je realiseert in het land waarin je gevestigd bent.

In België is er géén offshore regime: een Belgische vennootschap is belastbaar voor offshore inkomsten (wereldwijde inkomsten). In sommige landen ben je alleen belastbaar op inkomsten in het land waarin de inkomsten gemaakt worden en niet op de offshore inkomsten.

Voorbeeld: Uruguay heef een offshore regime voor vennootschappen die het statuut hebben van een “trading company”. D.w.z als je een tussenvennootschap bent in Uruguay en je koopt en verkoopt buiten Urguay krijg je een stempel van “trading company”. Je wordt dan alleen belast op winsten gemaakt in Uruguay. Indien winsten van Uruguay naar België

worden getransfert via dividenden worden deze wel belast omdat je in Uruguay geen belastingen hebt moeten betalen.

CASUS: Honkong

De vennootschapsbelasting in Hongkong is 16,5% (>15%), maar er geldt een speciaal offshore regime: Hongkong belast alleen de winsten die geallieerd zijn in Hongkong.

Honkong wordt gebruikt als een “hub” voor commerciële activiteiten in Azië. Vaak richt men een vennootschap op in HK verantwoordelijk voor verkopen in China. Stel dat deze vennootschap 100 winst maakt (20 in Hongkong en 80 in China). Honkong zal alleen 20 belasten (onshore regime). Deze vennootschap moet dus maar het normale tarief van 16,5% op 20 betalen. M.a.w. hij zal maar 3,3 belasting betalen op een winst van 100. Stel nu dat deze vennootschap in Hongkong dividenden uitkeert aan een Belgische vennootschap, komt die dan in aanmerking voor de DBI-afrek? Ja, 16,5 % > 15%. Bovendien is het offshore regime is geen afwijkende belastingregeling, maar de normale regeling.

4 Vennootschap met vaste inrichting – globaal genomen aanslagregeling die aanzienlijk gunstiger is dan in België.

Een dochteronderneming die winsten realiseert met een vaste inrichting in een andere land waar een afwijkend belastingregime geldt.

Voorbeeld: Luxemburgse vennootschap met vaste inrichting in Zwitserland. Via deze vaste richting kende deze vennootschap leningen toe aan groepsvennootschappen. De interesten op deze lening werden niet belast (=agressieve planningsstructuur) omdat beide administraties zeiden dat het ander land deze rentes moest belasten! Nu is deze agressieve planningsstructuur niet meer mogelijk. De Belgische wetgever zei: Als de Luxemburgse dochtervennootschap dividenden uitkeert naar een Belgische holding geldt de DBI-afrek niet. “De vennootschap in Luxemburg was onderworpen aan de normale vennootschapsbelasting máár de

inkomsten (interesten) zijn aanzienlijk gunstiger belast (namelijk niet!).”

Met deze regelgeving komen we in de problemen met een regelgeving die we eerder zagen.

CASUS: Belgische vennootschap X met een vaste inrichting in Dubai. Inkomsten van de vaste inrichting in Dubai worden niet belast door het dubbelbelastingverdrag tussen België en de Emiraten: winsten op vaste inrichting zijn vrijgesteld in Dubai, dus België zal niet belasten. Deze vrijstelling geldt in VAE als belasting en wordt in België dus niet belast! Indien deze Belgische vennootschap een dividend uitkeert aan een Belgische holdingvennootschap is er een probleem. De gerealiseerde winsten zijn onderworpen aan een aanzienlijk gunstiger regime, namelijk totaal geen belasting. Pragmatische (vreemde) oplossing Belgische wetgever? Als je vrijwillig in België bij vennootschap X 15% betaald beantwoord je aan de voorwaarde en is het niet meer aanzienlijk gunstiger. Dan kan je de dividenden dus uitkeren aan de moedervennootschap onder de DBI- afrek. De winsten worden NERGENS belast.

5 Intermediaire vennootschappen (tussenvennootschappen) die meer dan 10% “besmette” dividenden uitkeren.

Als je geen DBI-afrek krijgt op dividenden door een dochteronderneming die niet voldoet aan de voorwaarde, kan je hier een tussenvennootschap tussenplaatsen die wel onderworpen is aan de gewone vennootschapsbelasting.

Vroeger werd hier vaak Nederland voor gebruikt. Als een België vennootschap dividenden krijgt van Nederland moeten wij deze dividenden vrijstellen. Nederland is namelijk lid van de EU en Europa verplicht ons een DBI-afrek toe te kennen.

(DBI-afrek in België = deelnemingsvrijstelling in Nederland)

In Nederland is men altijd iets voordeliger voor de belastingplichtige dan in België. In Nederland was het vroeger zo dat er een onderscheid werd gemaakt tussen actieve en passieve vennootschappen.

- Passief: vennootschappen zonder echt personeel of activiteiten (NIET ALTIJD DBI-afrek)

- Actief: vennootschap met echte activiteiten en echt personeel (ALTIJD DBI-afrek)

Voorbeeld: Dividenden vanuit een “trading company” in Uruguay zullen niet belast worden in Nederland omdat het om een actieve vennootschap ging. Als deze Nederlandse vennootschap dan uitkeert aan België werd dit ook vrijgesteld omdat Nederland binnen de EU zit. Op deze manier is het gemakkelijk om altijd DBI- afrek te krijgen in België. Daarom ontstaat er dus een 5e categorie!

ANTIMISBRUIK BEPALING: Tussenvennootschappen die meer dan 10% “besmette” dividenden uitkeren (i.e meer dan 10% dividenden die niet in aanmerking zouden komen voor de DBI-afrek in België als deze tussenvennootschap er niet tussen zou zitten).

Stel een Belgische holding met daaronder een tussenvennootschap in Nederland. Deze laatste heef deelnemingen in Spanje, Duitsland en Uruguay. Als we de dividenden van Spanje en Duitsland rechtstreeks zouden ontvangen in België geldt de DBI-afrek. Maar als we de dividenden van Uruguay rechtstreeks ontvangen in België is er géén DBI-afrek, maar nu zit er een tussenvennootschap tussen. Zal het dividend van 400 in aanmerking komen voor de DBI-afrek in België?

De Nederlandse tussenvennootschap…

- heef operationele winsten (uit eigen activiteiten) van 700 - ontvangt dividenden van Spanje, Duitsland en Uruguay - Beslist om 400 dividenden uit te keren aan België

Zal deze 400 in België in aanmerking komen voor de DBI-afrek?  Slechte besmette vennootschap in Uruguay vormt een probleem  Is dit meer dan 10% besmet dividend?

Hoe berekenen we dit?

1. In hoeverre is deze 400 afkomstig van operationele winst in Nederland of de ontvangen dividenden in Nederland?

 400*(700/1000)=280 = afkomstig uit operationele winst van Nederland (altijd DBI-afrek)  400-280=120 = afkomstig uit ontvangen dividenden in Nederland

2. Controle 10% grens

 Is meer dan 10% van de ontvangen dividenden slecht?  50/300 is slecht en 250/300 is goed

 Meer dan 10% is slecht dus het volledige bedrag van de wederuitgekeerde dividenden (120) wordt uitgesloten van de DBI-afrek

3. Dus 280 DBI-afrek en 120 géén DBI-afrek

Stel je ontvangt als holdingvennootschap dividenden, maar daarnaast heb je ook verliezen (door manager vergoedingen, interesten op leningen…). Als de belastbare basis onvoldoende groot is om de volledige afrek toe te passen, dan moet het stukje van de afrek dat je iet hebt kunnen gebruiken mag worden overgedragen nar de volgende jaren. Op het moment dat je winst begint te maken kan je de DBI-afrek alsnog gebruiken.