Fijn stof
Uit de achtergrondwaarden blijkt dat er ter plaatse van de inrichtingsgrens geen grenswaarden voor fijn stof worden overschreden.
Conclusie
Op basis van verspreidingsberekeningen concluderen wij dat voldaan wordt aan de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit voor NOx, en fijn stof.
10.4. Eindconclusie betreffende luchtemissies Eindconclusie betreffende luchtemissies
Gezien bovenstaande overwegingen zijn wij van mening dat de aangevraagde activiteiten vergunbaar zijn wat betreft het aspect lucht. De activiteiten voldoen aan het van toepassing zijnde
toetsingskader en de beste beschikbare technieken worden toegepast.
11. Toetsingskader OBM
11.1. InleidingVoor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Deze
"toestemming vooraf" wordt omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering.
De aangevraagde activiteit betonmortelproductie en productie van betonproducten zijn aangewezen als OBM-activiteit op basis van artikel 2.2a Bor.
De aangevraagde activiteiten worden getoetst aan de volgende leden van artikel 5.13b van het Bor.
lid 2 ‘het doelmatig beheer van afvalstoffen’;
lid 3 ‘geluidgrenswaarden’;
lid 4 ‘Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’;
Hieronder zijn onze overwegingen weergegeven.
Op grond van artikel 5.13a van het Bor mogen aan de omgevingsvergunning met beperkte milieutoets geen voorschriften worden verbonden omdat deze zijn geregeld in het
Activiteitenbesluit. De voorschriften uit hoofdstuk 4 (paragraaf 4.5.a.4 en 4.5.a.5) van het
Activiteitenbesluit hebben betrekking op betonbedrijven, maar zijn niet rechtstreeks werkend bij een IPPC-inrichting. Omdat het Activiteitenbesluit uitgaat van de Beste beschikbare Techniek, zijn de voorschriften met betrekking tot de beton(mortel)productie uit hoofdstuk 4 van het
Activiteitenbesluit overgenomen. De voorschriften in het Activiteitenbesluit met betrekking tot het vormgeven van betonproducten (paragraaf 4.5.a.5) zijn voor wat betreft het lozen van afvalwater en bodem reeds geregeld in de vergunning. Het voorschrift met betrekking tot het gebruik van
ontkistingsmiddelen (artikel 4.74o) stelt eisen inzake de reductie van de emissie van vluchtige organische stoffen (VOS). Deze eisen zijn niet van toepassing omdat gebruik gemaakt wordt van plantaardige ontkistingsolie en hier geen VOS bij vrijkomt. Voor wat betreft de bitumenlak die gebruikt wordt in de betonindustrie ter bescherming van de hoekprofielen en waarbij VOS vrijkomt, kan aansluiting gezocht worden bij dit artikel. Het artikel is echter niet van toepassing (volgens art.
4.74o lid 2) indien het totale verbruik van VOS minder bedraagt dan 1000 kilogram per jaar. Omdat de hoeveelheid gebruikte bitumenlak 500 liter bedraagt zijn er dan ook geen emissiereducerende maatregelen nodig voor de reductievan vluchtige organische stoffen.
11.2. Toetsing
Doelmatig beheer van afvalstoffen Bij de beton(mortel)productie en productie van betonproducten worden afval- en bouwstoffen
(steenachtig materiaal en slakken) gebruikt.
Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen
Op grond van artikel 5.13b, lid 2, van het Bor kan een aanvraag tot omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, lid 1, onder i van de wabo geweigerd worden in het belang van het doelmatig beheer van afvalstoffen. Dit kader is reeds beschreven onder hoofdstuk 3 van deze beschikking.
Afvalstro(o)m(en) waarvoor in bijlage 4 van het LAP een sectorplan is opgenomen Voor de aangevraagde beton(mortel)productie en productie van beton zijn de volgende sectorplannen in deel E van het LAP van toepassing:
- sectorplan 3: Procesafhankelijk industrieel afval;
- sectorplan29: Steenachtig materiaal.
Mengen van afvalstoffen
Afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik en nuttige toepassing over het algemeen na het ontstaan zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden van andere afvalstoffen. Verder is het ongewenst dat in afval gecumuleerde milieugevaarlijke stoffen door wegmenging ongecontroleerd in het milieu verspreid raken. Onder bepaalde condities kunnen verschillende afvalstromen echter net zo goed of soms zelfs beter samengesteld worden verwerkt. Het samenvoegen van qua aard,
samenstelling en concentraties niet met elkaar vergelijkbare (verschillende) afvalstoffen alsmede het samenvoegen van afvalstoffen en niet-afvalstoffen wordt mengen genoemd.
Op basis van het gestelde in de aanvraag hebben wij de doelmatigheid van het mengen van steenachtige materialen en slakken met (niet-afvalstoffen) zand, grind, cement etc. als volgt beoordeeld.
De minimumstandaard voor steenachtig materiaal en slakken is recycling met inachtneming van:
het algemene mengbeleid (hoofdstuk B7 beleidskader) en in het bijzonder mengen t.b.v. de productie van een bouwstof (par. B.7.5.4 beleidskader);
de voorwaarden voor gebruik in ‘noodzakelijke voorzieningen op stortplaatsen’ (hoofdstuk
B.12, par. B.12.9.2 beleidskader).
De in de aanvraag voor steenachtige materialen beschreven be-/verwerkingsmethode voldoet aan de minimumstandaard. Het mengen van de stoffen leidt tevens tot nuttige toepassing van deze
materialen (als bouwstoffen). Het mengen van de afvalstoffen met niet-afvalstoffen vormt aldus geen belemmering voor het be-/verwerken van de betreffende afvalstoffen volgens een techniek die tenminste even hoogwaardig is als de minimumstandaard. De aangevraagde vergunning kan hiervoor worden verleend.
Procedures van acceptatie en controle en registratie van ontvangen afvalstoffen Wij verwijzen hierbij naar het gestelde onder hoofdstuk 3.
Conclusie doelmatig beheer
Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met het geldende afvalbeheersplan gestelde en het gestelde in art. 2.14b van het
Activiteitenbesluit en daarmee bijdragen aan een doelmatig beheer van afvalstoffen.
De vergunning kan dus worden verleend.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’ (Wet Bibob)
Wij hebben op basis van artikel 3 onder 1 ad i van de Beleidsregel toepassing Wet Bibob Noord-Brabant een eigen integriteitsonderzoek verricht ten behoeve van de omgevingsvergunning.
Dit onderzoek heeft ons geen aanleiding gegeven voor het toepassen van de instrumenten uit de Wet Bibob. Wel is het integriteitsonderzoek altijd een momentopname. Er kan op een later moment blijken dat er (nieuwe) handhavingsinformatie, strafrechtelijke informatie of andere indicaties zijn om een nieuw integriteitsonderzoek op te starten.
Geluid
Een OBM voor geluid is nodig voor het vervaardigen van betonmortel of betonproducten bij grote lawaaimakers. Een producent van betonproducten is een grote lawaaimaker als de
productiecapaciteit van de betonproducten 100.000 kg per dag of meer is en er bij de vervaardiging gebruik wordt gemaakt van persen, triltafels of bekistingstrillers. Deze methoden worden hier niet gebruikt waardoor voor de betonproductie geen OBM geluid benodigd is. Een producent van
betonmortel is een grote lawaaimaker als de productiecapaciteit van de betonmortel 100.000 kg per uur of meer is. De capaciteit van de installatie bedraagt 225.000 kg per uur. Een OBM voor geluid is dus in verband met deze betonmortelproductie wel benodigd.
Getoetst moet worden of de activiteit voldoet aan de Wet geluidhinder. De betonmortelproductie is meegenomen in het akoestisch rapport dat hoort bij deze aanvraag.
Conclusie geluidgrenswaarden
Alle lawaaimakende activiteiten (waaronder de betonmortelproductie ) zijn getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Voor de inhoudelijke beoordeling verwijzen wij naar hoofdstuk 8 (onder inhoudelijke overwegingen).
11.3. Conclusie OBM
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, zijn er ten aanzien van de aangevraagde beton(mortel)productie en productie van beton geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.