• No results found

5. De militaire interventies in Libië en Irak

6.3 Toetsing hypothesen

Per hypothese zal in de paragraaf worden aangegeven of deze aangenomen of verworpen kan worden.

Hypothese Irak Libië

1 a: Ierland zal deelnemen aan de militaire interventie in Irak of Libië,

wanneer deelname in overeenstemming is met de norm, die voortgekomen is vanuit een collectieve identiteit van neutraliteit.

n.v.t. Niet verworpen

b: Ierland zal niet deelnemen aan de militaire interventie in Irak of Libië, wanneer deelname niet in overeenstemming is met de norm, die voortgekomen is vanuit een collectieve identiteit van neutraliteit.

Verworpen n.v.t.

2 a: Ierland zal deelnemen aan de militaire interventie in Irak of Libië,

wanneer deelname de economische belangen van Ierland ten goede komt.

Bevestigd Verworpen

b: Ierland zal niet deelnemen aan de militaire interventie in Irak en/of Libië, wanneer deelname ten koste gaat van de economische

belangen van Ierland.

n.v.t n.v.t.

3 a: Ierland zal deelnemen aan een militaire interventie, wanneer

deelname in het nationaal belang van Ierland is in de perceptie van beleidsmakers

Bevestigd Verworpen

b: Ierland zal niet deelnemen aan een militaire interventie, wanneer deelname niet in het nationaal belang van Ierland is in de perceptie van beleidsmakers.

n.v.t. n.v.t.

Hypothese 1a: Ierland zal deelnemen aan de militaire interventie in Irak of Libië, wanneer deelname in overeenstemming is met de norm, die voortgekomen is vanuit een collectieve identiteit van neutraliteit.

De interventie van Irak in 2003 wordt behandeld bij hypothese 1b, omdat de interventie van Irak een interventie was die niet in overeenstemming was met de norm. De militaire interventie in Libië was in overeenstemming met een situatie, waarin Ierland op basis van zijn norm van neutraliteit steun zou verlenen. Er was namelijk een helder mandaat op basis van een Resolutie van de VN Veiligheidsraad. Het openstellen van het luchtruim of vliegveld is niet aan de orde geweest om geografische redenen. In het debat heeft neutraliteit echter wel een rol gespeeld. De Ierse regering steunde de acties onder mandaat van de VN-resolutie wel, maar beperkte zichzelf tot humanitaire hulp. Ierland zou vanwege zijn neutrale positie binnen de Europese Unie wel een speciale rol kunnen spelen. Daarnaast heeft Ierland een duidelijke inzet gepleegd op het gebied van humanitaire hulp, om te laten zien dat neutraliteit niet afzijdigheid betekent, maar juist een actieve inzet ten behoeve van vrede en

de neutrale positie en de erkenning van soevereiniteit. In het debat werd aangegeven dat alleen staten worden erkend, niet regeringen. De Ierse regering heeft wel haar steun uitgesproken voor de Resolutie van de VN Veiligheidsraad die handelen mogelijk maakte en ook haar trots uitgesproken over het bereikte resultaat. Dat meegenomen kan de hypothese dus eerder aangenomen dan verworpen worden. Op grond van het voorgaande wordt de hypothese niet verworpen.

Hypothese 1b: Ierland zal niet deelnemen aan de militaire interventie in Irak of Libië, wanneer deelname niet in overeenstemming is met de norm, die voortgekomen is vanuit een collectieve identiteit van neutraliteit.

De militaire interventie in Irak in 2003 was een situatie, waarin geen steun verleend zou worden door Ierland, op basis van de norm van neutraliteit. Er was namelijk sprake van een aantal landen dat met een omstreden mandaat in Irak intervenieerde. Op basis van de norm van neutraliteit, die zich vertaalt in de regel dat Ierland alleen deelneemt aan een militaire interventie, indien er een duidelijk mandaat van de VN Veiligheidsraad is, was verwacht dat Ierland niet deel zou nemen aan de militaire interventie. Dit is wel gebeurd in de vorm van het openstellen van het luchtruim en het toelaten van buitenlandse militaire vliegtuigen en troepen, die deelnamen aan de militaire interventie. De Ierse regering probeerde wel duidelijk te maken dat het gevoerde beleid niet in strijd was met de positie van neutraliteit, die de staat heeft. De norm van neutraliteit heeft dus wel een rol gespeeld in het debat, maar is niet bepalend geweest voor het uiteindelijke beleid. De hypothese kan derhalve verworpen worden.

Hypothese 2a: Ierland zal deelnemen aan de militaire interventie in Irak of Libië, wanneer deelname de economische belangen van Ierland ten goede komt.

Hypothese 2b: Ierland zal niet deelnemen aan de militaire interventie in Irak en/of Libië, wanneer deelname ten koste gaat van de economische belangen van Ierland.

De economische belangen zijn bepaald aan de handelsrelaties van Ierland met het land dat

geïntervenieerd werd, en aan de hand van de handelsrelaties van Ierland met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, omdat die staten twee voorname actoren waren in de militaire operaties in Irak in 2003 en in Libië in 2011.

In de periode 1998-2002 waren de handelsrelaties tussen Ierland en Irak minimaal. De VS en Groot- Brittannië bleken de belangrijkste handelspartners van Ierland. Voor de militaire interventie in Irak werd derhalve verwacht dat de economische belangen wel van invloed waren, maar alleen wat betreft de relatie met de VS en Groot-Brittannië. In de periode 2006-2010 groeide de handel tussen Ierland en Libië. Deze groeide echter niet dusdanig dat Libië een van de grotere handelspartners

Ierland. Voor deze casus gold dus eveneens dat economische belangen van invloed waren, maar alleen waar het de relaties met de VS en Groot-Brittannië betrof.

Op basis van deze economische belangen was te verwachten dat Ierland steun zou verlenen aan de militaire interventies van zowel Irak in 2003 als Libië in 2011, aangezien zowel de VS als Groot- Brittannië voorstander waren van deze interventies. Alhoewel niet met zekerheid is vast te stellen dat steun verlenen direct zou leiden tot meer economische voorspoed voor Ierland, zou steun verlenen de belangen in ieder geval niet schaden. Beide casussen vallen dus onder hypothese 2a, en

hypothese 2b is daarom niet van toepassing op beide casussen.

Waar het de casus van Irak betreft, is de hypothese bevestigd. Door de Ierse regering wordt niet expliciet gesteld dat een militaire interventie in Irak de economische belangen ten goede komt. Er wordt echter wel gesteld dat steun verlenen aan Groot-Brittannië en de Verenigde Staten een goede zaak is, omdat zij de twee belangrijkste bilaterale relaties van Ierland zijn. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië zijn de grootste handelspartners van de Ierland, dus wanneer er verwezen wordt naar de belangrijke bilaterale relaties, kan er vanuit gegaan worden dat daarmee ook de economische relaties bedoeld worden. Derhalve kan deze hypothese worden aangenomen. Wat betreft Libië is minder goed vast te stellen of de economische belangen een rol hebben gespeeld. In de discussie werd namelijk meer gefocust op het humanitaire aspect van het beschermen van de bevolking tegen het regime van de Gadaffi en tegen het geweld als gevolg van de opstand tegen Gadaffi. De

economische belangen met de VS en Groot-Brittannie zouden hier ook van beperkte invloed kunnen zijn, omdat Frankrijk meer het voortouw had tijdens deze militaire interventie. Zijdelings werd wel genoemd dat Libië belangrijk is voor de olie-import, maar er is niet gesuggereerd dat die in gevaar kon komen of beter veilig gesteld kon worden door deelname aan de missie. De hypothese kan daarom niet met zekerheid verworpen of aangenomen worden.

Hypothese 3a: Ierland zal deelnemen aan een militaire interventie, wanneer deelname in het nationaal belang van Ierland is in de perceptie van beleidsmakers.

Hypothese 3b: Ierland zal niet deelnemen aan een militaire interventie, wanneer deelname niet in het nationaal belang van Ierland is in de perceptie van beleidsmakers.

Het nationaal belang wordt gevormd door de economische belangen en de electorale gevolgen die gepaard gaan met een beslissing over deelname aan een militaire interventie. Op dit punt is naar voren gekomen dat neutraliteit geen onderwerp is, waar electoraal veel van afhangt. Het onderwerp neutraliteit lijkt namelijk vooral een rol te spelen tijdens referenda over Europese verdragen. De kloof tussen het publiek en de politieke elite is groter geworden, zonder dat dit electorale gevolgen heeft. Dit komt doordat de Ierse partijen gezamenlijk zijn opgeschoven, waardoor geen enkele partij electoraal is afgestraft, omdat er geen echt alternatief was. De verwachting was daarom dat de

electorale kosten en de perceptie van beleidsmakers over de electorale kosten geen rol spelen in de besluitvorming over het al dan niet steun verlenen aan de militaire interventies. Beide casussen vallen derhalve onder Hypothese 3b, en Hypothese 3a is op beide casussen niet van toepassing. In de debatten en discussies over de militaire interventie in Irak zijn er protesten en demonstraties geweest tegen het gebruik van Shannon. Dat specifieke onderwerp leefde dus duidelijk bij de bevolking en politici hebben wel getracht in te spelen op de mening van de publieke opinie. Politici hebben rekening gehouden met de electorale kosten, door te suggereren dat het gevoerde beleid paste bij de neutrale positie van Ierland. Zij hebben zodoende getracht eventuele electorale kosten te beperken, maar de electorale gevolgen zijn niet van invloed geweest op de beslissing zelf.

Voor de casus van Libië geldt dat de electorale kosten niet van groot belang zijn geweest. In het geval van de casus van Libië waren de kosten lager dan in de casus van Irak, omdat de besluitvorming rondom de acties in Libië minder omstreden was. Er zijn wel demonstraties geweest voor het lot van de Libische bevolking, maar geen demonstraties die voor of tegen deelname aan of ondersteuning van de militaire acties waren.

Alhoewel er in de beargumentering van politici wel rekening is gehouden met potentiële electorale kosten, zijn electorale kosten niet bepalend geweest voor de beslissing om deel te nemen aan een militaire interventie.

Uit de vorige alinea’s is gebleken dat electorale kosten niet bepalend waren voor het nationaal belang in de perceptie van beleidsmakers. in het geval van de beslissing over deelname aan de militaire interventies in Irak in 2003 en in Libië in 2011 zijn alleen de economische belangen bepalend geweest voor het nationaal belang.

Daarom kunnen voor deze hypothesen dezelfde conclusies worden getrokken als voor de hypothesen 2a en 2b. Voor de casus-Irak kan de hypothese bevestigd worden, maar voor de casus-Libië dient de hypothese verworpen te worden.