• No results found

Toetsing hypothese

In document Onrust over de rustdag (pagina 51-54)

6. Toetsing hypothese en beantwoording hoofdvraag

6.1. Toetsing hypothese

Uit het onderzoek van Erwin Barendregt is gebleken dat parlementariërs van christelijke poli-tieke partijen zich niet zonder meer beroepen op de Bijbel in hun betoog in debatten over de invoering van koopzondagen. In combinatie met mijn aanname dat deze terughoudendheid wat betreft het Schriftberoep ook geldt voor politici van christelijke politieke partijen op andere bestuurlijke niveaus, leidde die constatering tot de formulering van de volgende hypothese:

Politici van christelijke politieke partijen beroepen zich niet zonder meer op de Bijbel om hun standpunt in debatten over de invoering van koopzondagen te verwoorden van-wege de gedachte dat een beroep op de Bijbel in het politieke debat problematisch is.

Tijdens de gesprekken met de negen geïnterviewde raadsleden van christelijke partijen is geble-ken dat de respondenten op verschillende manieren reageren op de stelling dat het Schriftberoep in het politieke debat problematisch is. Zo noemt de heer Van der Schans het Schriftberoep in zekere zin problematisch:

Ik denk dat het de zaak eerder kwaad doet dan goed, laat ik er dat over zeggen. Dat is problema-tisch inderdaad. Dat gaat er niet om dat die waarheid die vanuit de Bijbel voortkomt niet gezaghebbend genoeg is om te vertellen. Maar het podium, het publiek, de seculiere omgeving waarvan ook Ede deel uitmaakt, het op die manier presenteren van de Bijbel gezien de historie en de sentimenten in dit land, dat verdraagt elkaar niet goed. Je kunt zijn van: “We blijven het roepen, want we hebben gelijk en de waarheid is aan onze kant.” Ik weet niet of je de waarheid daarmee dient.120

120

52

Uit de meeste reacties blijkt dat de raadsleden een dubbele houding aannemen. Enkelen vinden enerzijds dat het voor zichzelf niet problematisch is een beroep op de Bijbel te doen, hoewel zij anderzijds erkennen dat men het Schriftberoep in de raadszaal niet zonder meer kan toepas-sen.121 Zij noemen in dat kader meerdere malen dat het belangrijk is het Schriftberoep van een uitleg, vertaling of parafrasering te voorzien.122 Het volgende citaat van de heer Van Heuveln is illustratief voor de worsteling die in deze afweging meespeelt:

Ik heb er met andere debatten ook over na zitten denken in hoeverre je echt kunt spreken van een beroep op de Bijbel. (…) [G]a je dan op zakelijke of semizakelijke argumenten je verhaal opzetten, of probeer je dan een getuigenispartij te zijn? (…) Daar waar je kunt, laat je zien in je spreken en liever ook in je handelen wat jou drijft en wat je overtuiging is – en als het kan, komt daar een Bijbeltekst bij.123

Er is eveneens een groep raadsleden die aangeeft dat het Schriftberoep niet problematisch is. Deze raadsleden vinden dat iemand in de Nederlandse democratie het recht heeft een beroep te doen op de Bijbel in het politieke debat als zijn of haar mening daarop gebaseerd is.124 De heer Van der Stoep verwoordt dat als volgt:

Waarom zou het problematisch zijn? Kijk, wij leven in een democratie en vrijheid van het woord is een heel groot goed. (…) Ik heb daar juist respect voor dat iemand uitkomt voor zijn standpunt en dat hij in dat geval de Bijbel aanhaalt.125

Een dubbele houding klinkt niet alleen door in de reacties van een groot deel van de betrokke-nen op de stelling over het problematische karakter van het Schriftberoep, maar ook in de antwoorden op de vraag of het Schriftberoep meer valide of gezaghebbender is dan andere ty-pen argumenten. De meeste raadsleden geven daarbij aan dat een argument waarbij men zich beroept op de Bijbel voor henzelf wel, maar voor andere raadsleden geen grotere waarde, auto-riteit of geldingskracht heeft. De heer Van Ruler vat dat krachtig samen in het volgende citaat:

Voor partijen zonder christelijke grondslag hebben argumenten waarbij uitsluitend een beroep op de Bijbel wordt gedaan minder waarde, minder geldingskracht, omdat ze daar geen binding

121

Interview N-Ruler-230316.

122

Interview N-Boer/Rozema-160316; Interview E-Weerd-210316.

123

Interview E-Heuveln-150316.

124

Interview B-Stoep/Graaff-160316; Interview E-Weerd-210316; Interview B-Dirkse-230316.

125

53

mee hebben. Wij moeten dus met een breder verhaal komen, waarbij voor ons persoonlijk de Bijbel wel als inspiratiebron en leidraad fungeert.126

Tegelijkertijd is de waarde die men toekent aan argumenten waarbij men het Schriftberoep toe-past wel een persoonlijke zaak, zoals blijkt uit de antwoorden van mevrouw Van der Graaff en de heer Van der Schans:

Ik vind het krachtiger, omdat ik geloof…maar dan spreek ik voor mezelf heel persoonlijk, dat als ik het niet uit de Bijbel zou halen, dan zou een ander mij met goede argumenten een heel eind kunnen krijgen. Maar als ik denk: nee, als ik het toch uit de Bijbel haal, dat is dan toch een heel diepgewortelde zekerheid, ook al voel ik dat soms niet altijd zo, dat ik toch denk van: “Ja, dat is mijn keus.” Daar blijf ik bij. Dus voor mijzelf is dat dan wel krachtiger.127

Het politieke debat vraagt erom dat je ieder argument van de ander serieus neemt. Dat is waan-zinnig belangrijk. Juist ook, maar dat heeft met gevoel te maken, raakt het mij meer wanneer het om de Bijbel gaat (…). Ik weet niet of dat argument dan meer telt, maar het raakt wel een gevoe-lige snaar.128

Daarnaast beschouwen de ondervraagde raadsleden de argumenten waarbij men het Schriftbe-roep toepast niet als argumenten waarmee men andere raadsleden overtuigt. De heer Van der Stoep heeft als gevolg daarvan in het debat over de invoering van koopzondagen meer de be-langen van mensen die dreigen “door te draaien” als gevolg van de 24-uurseconomie voor ogen dan argumenten die afkomstig zijn uit de Bijbel.129 De heren Boer en Rozema menen ten slotte dat men het Schriftberoep helemaal niet meer als een argument kan beschouwen, vanwege de discussie die op dat vlak eigenlijk niet mogelijk is. Bij monde van de heer Rozema zeggen zij:

Het zijn argumenten op het niveau van levensovertuiging en dat kun je bijna geen argumenten noe-men. (…) Op dat vlak kun je eigenlijk niet discussiëren en alleen maar in gesprek gaan en in de spiegel kijken of het elkaar ergens raakt en kun je er op zijn minst begrip voor opbrengen. Dat zit het meest diep en het meest waardevol voor mij als christelijke politicus. Tegelijkertijd zijn dat de argu-menten waarmee je mensen het moeilijkst over de streep trekt.130

126 Interview N-Ruler-230316. 127 Interview B-Stoep/Graaff-160316. 128 Interview E-Schans-150316. 129 Interview B-Stoep/Graaff-160316. 130 Interview N-Boer/Rozema-160316.

54

Op basis van bovenstaande gegevens concludeer ik dat de hypothese van mijn onderzoek klop-pend is. Politici van christelijke politieke partijen blijken zich niet zonder meer op de Bijbel te beroepen om hun standpunt in debatten over de invoering van koopzondagen te verwoorden, hetgeen verband houdt met de gedachte dat het Schriftberoep in het politieke debat problema-tisch is in die zin dat dat beroep als argument door degene(n) aan wie het betoog gericht is niet goed begrepen of als niet overtuigend beschouwd wordt. Dat komt doordat de Bijbel een refe-rentiekader is waarvan niet alle mederaadsleden kennis hebben en waarvan niet alle mede-mederaadsleden de autoriteit erkennen. Dat wil echter niet zeggen dat de politici van christelijke politieke partijen zich als gevolg van het problematische karakter van het Schriftberoep in het geheel niet beroepen op de Bijbel in hun argumentatie. Het gaat hier louter om de vaststelling dat zij dat niet ‘zonder meer’ doen. Wat de precieze gevolgen daarvan zijn, bespreek ik in de volgende paragraaf.

In document Onrust over de rustdag (pagina 51-54)