• No results found

4   Verontreinigingstoestand 33

4.5   Te toetsen stoffen en deelgebieden 67

Het huidige project heeft als hoofddoelstelling na te gaan of de verontreinigingen in het sediment mogelijk nadelige effecten op de gestelde functies en doelen kunnen hebben. In §3.5 is daartoe een overzicht gegeven van de gebruiksfuncties en doelen in het Noordzeekanaal, die momenteel niet worden gehaald èn die mogelijk nadelig beïnvloed worden door verontreinigingen in de waterbodem (zie Tabel 3). Met de gegevens van de waterbodemkwaliteit in de verschillende gebieden, zoals die in dit hoofdstuk 4 zijn besproken, is vervolgens bekeken voor welke deelgebieden van het Noordzeekanaal een mogelijke beïnvloeding vanuit de waterbodem beoordeeld moet worden. Deze deelgebieden zijn in Tabel 9

opgenomen. Dit overzicht vormt daarmee de input voor de hoofdstukken 5 en 6 (de uitgevoerde beoordeling).

Tabel 9 Samenvattend overzicht van te toetsen doelen en de te beoordelen deelgebieden

Functie Doel Deelgebied

KRW

Koper concentratie in water -westzijde van Amsterdam

(IJ01-06 & IN alsmede CN, HB en ZI vakken) TBT concentratie in water -westzijde van Amsterdam

(IJ01-03 & IN-vakken + Vlothaven) -gehele gebied

PCB in zwevende stof -westzijde van Amsterdam (IJ01-06 & IN-vakken) -gehele gebied

Kwik in biota -gehele IJ en het van Hasseltkanaal/Buiksloterkanaal in bijzonder

Macrofauna -gehele gebied

Som-TEQ in biota -omgeving Jan van Riebeeckhaven -gehele gebied Beroeps- & Sportvisserij en KRW

Som-TEQ in vis en visserijproducten -omgeving Jan van Riebeeckhaven -gehele gebied

4.5.1 Een nadere toelichting per stof

4.5.1.1 Koper

De vraag waar koper in het sediment een mogelijk negatieve invloed op de waterkwaliteitsdoelen kan hebben lijkt alleen relevant voor het gebied aan de westzijde van Amsterdam (IJ01-06 en de daaraan verbonden IN, CN, HB en ZI vakken), waar meerdere interventiewaarde-overschrijdingen zijn

geconstateerd in een gebied dat verder voornamelijk als Bbk-klasse B wordt beoordeeld. De andere lokaties waar koper in een gehalte boven de interventiewaarde is aangetroffen, zijn meer incidentele situaties. In die gevallen kan een effect op de lokale waterkwaliteit niet op voorhand worden uitgesloten, maar lijkt een effect op het niveau van het Noordzeekanaal als geheel onwaarschijnlijk. Deze zijn daarom niet verder beoordeeld.

4.5.1.2 TBT

Ook voor TBT zal de aandacht zich moeten richten op het westelijk deel van Amsterdam (de eerste IJ- vakken en de daaraan verbonden IN-vakken), aangezien daar TBT-gehalten boven de interventiewaarde zijn aangetroffen. Ook de Vlothaven laat zich kenmerken door gemiddeld hogere gehalten. Daarnaast moet het TBT probleem echter in een breder kader beoordeeld worden. Er is namelijk geen directe relatie tussen de interventiewaarde en de KRW-normen voor water. Anders gezegd: ook in gebieden waar de interventiewaarde niet wordt overschreden, zijn overschrijdingen van de KRW-norm zeker niet uitgesloten.

4.5.1.3 PCB’s

De interventiewaarde voor PCB’s wordt in slechts 11 monsters overschreden. PCB’s oefenen daarmee geen grote invloed op het BBK-eindoordeel uit. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om ook voor PCB’s de mogelijke invloed van de waterbodem op de gestelde doelen nader te beschouwen. Dit komt omdat een mogelijke overschrijding van de waterkwaliteitsdoelen niet is beperkt tot situaties waarbij de

interventiewaarde in sediment wordt overschreden. Zo komt de norm voor PCB’s in zwevende stof (8 µg/kg dg) overeen met sedimentgehalten van 4 µg/kg per individuele PCB en daarmee een norm voor de som7 van 28 µg/kg. Dit is een gehalte dat binnen het Bbk als klasse A wordt beoordeeld (max. klasse A = 139 µg/kg).

4.5.1.4 Kwik

Ook voor kwik geldt dat het aantal aangetroffen interventiewaarde overschrijdingen gering is en zich voornamelijk beperkt tot het van Hasseltkanaal en het Buiksloterkanaal (die bijna over hun gehele lengte de interventiewaarde voor kwik overschrijden) en de daarop aangesloten CN-vakken. Tegelijkertijd is voor kwik bekend (IMARES, 2009; 2010) dat overschrijdingen van de KRW-biotanorm ook bij een BBK- klasse B en zelfs bij een BBK-klasse A kunnen optreden. Voor kwik dient de beoordeling zich daarom te richten op het gehele IJ, aangezien daar de kwikgehalten in de toplaag vrijwel overal als Bbk-klasse B zijn beoordeeld.

4.5.1.5 Ecologische doel macrofauna

Effecten op de macrofauna zijn vooral te verwachten in gebieden met een hoge metaal (met name Cu, Zn, Ni) en/of PAK-verontreiniging. Deze zijn in beperkte mate aanwezig. PAK’s worden bijvoorbeeld vooral als Bbk-klasse <AW of A beoordeeld en ook voor zink en nikkel is het aantal interventiewaarde overschrijdingen beperkt. Een directe link met de macrofauna inventarisatie is verder moeilijk te maken door het beperkte aantal ecologische monitoringspunten. Voor de macrofauna zullen de potentiele effecten vanuit de waterbodem daarom voor het gehele kanaal worden beoordeeld.

4.5.1.6 Som-TEQ

De sterkste verontreiniging met dioxines (die binnen de som-TEQ in aal een relevant aandeel hebben in de Riebeeckhaven) bevindt zich zoals bekend in het Noordzeekanaal ter hoogte van de Jan van

Riebeeckhaven. Dit deelgebied zal daarom specifiek in de beoordeling betrokken worden. Ook voor de som-TEQ geldt echter dat overschrijdingen van deze norm in biota niet perse beperkt zijn tot gebieden met een interventiewaarde overschrijding. Ook voor deze parameter zal daarom het Noordzeekanaal als geheel moeten worden beoordeeld.

In het regionale beeld van de sedimentkwaliteit valt vooral op dat een groot deel van de geconstateerde interventiewaarde-overschrijdingen zich concentreert rond de eerste IJ-vakken en de daaraan verbonden IN-vakken. Dit is een complex hydrologisch gebied. Zo neemt de diepte naar het oosten met meerdere meters af (ten opzichte van de meer westelijk gelegen Noordzeekanaal-vakken) terwijl de breedte juist toeneemt. Deze afgenomen waterdiepte kan ervoor zorgen dat de invloed van de scheepvaart op de opwerveling van sediment exponentieel toeneemt (kielspeling wordt aanzienlijk kleiner). Tegelijkertijd treedt in dit gebied een menging van waterlagen op, aangezien de zoutwater tong op de bodem hier naar boven wordt gedwongen en mengt met het zoetere water dat uit Amsterdam komt. Ten slotte verschilt ook het organisch stofgehalte, dat in de IJ-vakken hoger is dan in de rest van het kanaal.