• No results found

Toepassing Omgevingswijzer

6. Analyse doorwerking Gebiedsagenda Oost bij A1-zone

6.3 Toepassing Omgevingswijzer

In deze paragraaf staat de toepassing van de Omgevingswijzer bij de verkenning A1-Zone centraal. Er zal worden ingegaan op de eerste ervaringen (6.3.2) en toekomstige verwachtingen (6.3.3) met betrekking tot de Omgevingswijzer als structurerend element in de discussie en daarmee als bevorderend voor de intersubjectieve kant van doorwerking. Eerst zal een toelichting worden gegeven op de toepassing van de Omgevingswijzer bij de A1-Zone.

6.3.1 Inleiding

De Omgevingswijzer is als pilot toegepast op de Verkenning A1-Zone. Dit is gedaan, omdat tegelijk met de ontwikkeling van de Omgevingswijzer vanuit het Rijk, er in Oost-Nederland een ‘Digitale Kansenkaart’ werd ontwikkeld door de provincie Overijssel. Deze Digitale Kansenkaart is ook een hulpmiddel om bij een ontwikkeling duurzaamheid in kaart te brengen. De provincie en Rijkswaterstaat zijn beide systematieken gaan vergelijken (Interview 4).

De Omgevingswijzer heeft drie functies: als checklist om te kijken of alle facetten van duurzaamheid aan bod komen, als een vergelijker van verschillende oplossingsalternatieven en als controle op consistentie tussen verschillende MIRT-fases. Als pilot bij de A1-zone is de Omgevingswijzer toegepast als facettenchecker (Interview 5), dus de eerste functie. Als alternatievenvergelijker is het niet toegepast, omdat er al alternatieven waren afgevallen bij de A1-Zone vóór de pilot. De Omgevingswijzer kwam te laat in het proces en “omwille van niet nogmaals

dezelfde discussie is dit niet op de afgevallen opties toegepast” (Interview 5). Als consistentie tussen

MIRT-fases is de pilot toen niet uitgevoerd, omdat de Omgevingswijzer nog niet was toegepast op de Gebiedsagenda Oost. Later is dit wel een keer gebeurd na het actualiseren van de Gebiedsagenda Oost. De rol van de Omgevingswijzer in het besluitvormingsproces bij de A1-Zone in dit onderzoek kan dan ook als bescheiden worden aangemerkt.

6.3.2 Ervaringen Omgevingswijzer als structurerend element

Wat zijn de ervaringen met de Omgevingswijzer als structurerend element in de discussie en als bevorderend voor het gebiedsgericht werken?

De ervaringen van de betrokkenen met de gebiedsagenda zijn erg positief. Er worden verschillende sterke punten genoemd.

Om de nut en noodzaak van een gebiedsagenda in beeld te krijgen zou het instrument bijvoorbeeld helpen (Interview 4). De Omgevingswijzer kan met zijn uitkomsten inzichtelijk maken of het de behoefte aan integraliteit en ruimtelijke kwaliteit is die er bij het opstellen van de gebiedsagenda als intentie achter ligt, of dat de intentie van de gebiedsagenda is om geld van het Rijk te krijgen (Interview 4). Het is de inzichtelijkheid in de interactie die het instrument zou kunnen geven in de gevolgen van keuzes, en daarmee deze keuzes bespreekbaar maakt (Interview 5).

Een aanvullend sterk punt dat wordt genoemd, is dat het instrument zich goed leent om mensen mee te nemen in een interactieve discussie. Een meerwaarde die daarbij genoemd wordt is de beknopte weergave (Interview 4), die het voor een ieder overzichtelijk kan houden. Hierdoor ontstaat er “(…)

snellere besluitvorming (…) in plaats van een dikke MER” (Interview 4).

Daarnaast wordt de Omgevingswijzer als structurerend in de strategische dialoog ervaren voor de ontwikkeling van een gezamenlijk perspectief, om daarmee verbetering in besluitvorming te krijgen in latere fasen (Interview 4, Interview 5). “Wanneer intenties nut en noodzaak verweven zijn, en dit in

het wiel [de Omgevingswijzer] inzichtelijk is gemaakt, dan wordt de doorwerking van beleid bevorderd” (Interview 4).

Naast deze sterke punten kunnen er ook een aantal tekortkomingen worden geconstateerd op basis van de interviews. De Omgevingswijzer lijkt vooral een instrument te zijn om toe te kunnen passen in strategische fasen. De gebiedsagenda en de verkenning zijn de geschikte fasen die daarbij worden genoemd. In operationelere fasen lijkt de Omgevingswijzer minder geschikt, omdat daar zaken meer in cijfers worden uitgedrukt en beheersaspecten (TGOKIT) een grote rol spelen. Daarover wordt opgemerkt, dat het “een ondersteunend instrument is, niet om door te rekenen. Daar is het absoluut

ongeschikt voor” (Interview 5). Een daarop aansluitend “Probleem met de Omgevingswijzer is dat iedereen enthousiast is, maar dat de vertaalslag naar concrete projecten gemaakt moet worden. Dan pas is hij geslaagd.”(Interview 4). Bij deze vertaalslag gaat het er om dat van beleid dat strategisch

kwalitatief goed kan zijn, moeilijk uit te leggen is wat dat concreet zou kunnen betekenen op een kleiner schaalniveau. Hier wordt bijvoorbeeld afgevraagd: “Wat heeft de burger aan strategische

consensus? Die wil weten of hij overlast heeft of niet van een nieuwe weg.” (Interview 4, 7). Dit betreft

het verschil tussen de ‘beleidsontwikkelende wereld’ en de ‘projectenwereld’, waar juist mét het instrument tot een begrip van elkaar wil komen.

6.3.3 Toekomstverwachtingen met betrekking tot toepasbaarheid

Welke verwachtingen zijn er met betrekking tot de toepasbaarheid van het instrument in de toekomst?

Er zijn verschillende kansen voor de Omgevingswijzer. Vooral de toepasbaarheid op strategisch niveau lijkt kansrijk in de toekomst en dan een toepassing op vele projecten, om te kunnen prioriteren. Om het gat te overbruggen tussen de ‘beleidsontwikkelende wereld’ en de ‘projectenwereld’ wordt in interview 4 en 5 geopperd om op vooral strategisch niveau de Omgevingswijzer toe te passen als (top-down aangereikt) hulpmiddel in de discussie, maar op operationeler niveau de provincies zelf duurzaamheidsinstrumenten te laten ontwikkelen (bottem-up aangereikt), die aansluiten op de Omgevingswijzer en die in latere fasen toepasbaar zijn. De eerder genoemde Digitale Kansenkaart

biedt bijvoorbeeld wel uitkomst, om op operationeel niveau duurzaamheid in kaart te brengen. Dit instrument bevat namelijk wel kwantitatieve data. Dit heeft ook al tot resultaten geleid. De Digitale Kansenkaart is bottem-up toegepast “en daarmee zijn 25 prioritaire projecten gezamenlijk (deels Rijk,

regio’s, provincies en Rijkswaterstaat) gekozen in Overijssel” (Interview 4). Deze komen terug in de

eerdergenoemde Omgevingsvisie Overijssel, waar enthousiasme over bestaat. Dit is natuurlijk ook gebaseerd op kwantitatieve gegevens iets waar de Omgevingswijzer niet op gericht is, maar betreft ook een duurzaamheidstoets en dezelfde thema’s als de Omgevingswijzer. Een optie zou kunnen zijn om de Omgevingswijzer voor alle projecten in een gebied op te stellen en op basis daarvan de prioritering in de gebiedsagenda te bepalen (Interview 4). Als er voor latere fasen dan meer kwantificerende instrumenten worden ontwikkeld die hier op aansluiten is er zelfs wellicht een consistentievergelijking mogelijk. Dit door de resultaten uit strategische fasen uit de Omgevingswijzer naast de resultaten op operationeler niveau met het provinciale instrument te leggen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de gewenste overgang van een kwalitatieve bepaling in het wiel van de Omgevingswijzer in strategische fasen, naar een meer kwantitatieve bepaling die gewenst is in operationelere fasen.

Een andere kans die wordt genoemd is het gebruik van de Omgevingswijzer als ‘trigger’ om te bekijken of er een bredere betrokkenheid gewenst is vanuit de maatschappij. Zo kan ‘joint fact finding’ belangrijk zijn “als er iets wordt bedacht, maar de bevolking staat er niet achter, dan komt het niet van

de grond. Dan moet je maatschappelijke organisaties dus meer betrekken.”(Interview 4).

Er zijn echter ook mogelijke factoren die de kansen zouden kunnen beperken. Verwacht wordt dat bij projecten projectmanagers huiverig blijven voor nog een instrument erbij, die ook nog eens zaken niet kwantificeert, terwijl in de dagelijkse praktijk vooral gewerkt wordt met kwantitatieve gegevens om zaken te beheersen. Daarover wordt opgemerkt “Bij projectleiders is er een vrees, die

worden afgerekend op tijd en geld en krijgen wéér een instrument” (Interview 5). Een goede

communicatie bij de implementatie wordt essentieel genoemd om dit tegen te gaan.

6.3.4 Conclusie

De Omgevingswijzer kan inzichtelijk maken wat de intentie achter strategisch beleid is, kan door de beknopte weergave besluitvorming versnellen en de gerichtheid op de ontwikkeling van een gezamenlijk perspectief leidt tot een verbeterde besluitvorming in latere fasen. De Omgevingswijzer lijkt moeilijker toepasbaar te zijn op operationeler niveau. Er treedt een spanning op tussen het kwalitatieve karakter van de Omgevingswijzer en de behoefte aan meer kwantitatieve data bij het project. Om besluitvorming uit strategische fasen beter aan te laten sluiten bij operationelere fasen, zouden provincies kunnen worden aangemoedigd om duurzaamheidsinstrumenten te ontwikkelen voor bottem-up toepassing in operationelere fasen, die ook kwantitatieve componenten kennen en die aansluiten op de Omgevingswijzer. Ook zou het instrument in de toekomst kunnen worden gebruikt voor een brede ‘joint fact finding’. Er wordt verwacht dat het in de toekomst lastig blijft om kwalitatieve gegevens in te brengen in de ‘projectenwereld’ die vooral kwantitatief is georiënteerd. Veel aandacht voor communicatie zal er moeten zijn.