• No results found

Toepassing Aanwijzingen voor de Planbureaus

De Aanwijzingen voor de Planbureaus gelden voor alle drie de planbureaus die de Rijksoverheid telt. Uit bestaande documentatie is niet te achterhalen of alle aanwijzingen voor ieder planbureau volledig van toepassing zijn, of dat daar in sommige gevallen van wordt afgeweken.

Een aantal wetten en beleidsdocumenten kan worden gezien als een aanvullende kaders op de Aanwijzingen. We bespreken ze kort hieronder.

Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan

De Aanwijzingen komen in de plaats van het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving en het Besluit houdende instelling van een Sociaal en Cultureel Planbureau, die daarmee zijn komen te vervallen.

128 Notitie Planbureaus – Nederland kent zijn eigen kennislandschap

129 Tweede Kamer, 21 januari 2009, 31490-9

130 Kamerstukken II 2008/09, 31 490, nr. 20

56 Voor het CPB geldt dat de originele wettelijke grondslag, de Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan, nog steeds van kracht is. Zoals toegelicht bij Aanwijzing 3 is de strekking van de wetsbepalingen beperkt en betreft de wet niet het functioneren van het CPB. Mede gezien de historie is daarom besloten deze wet te blijven handhaven. Deze wet kan worden opgevat als een aanvullend kader voor het CPB. In deze wet is de taak van het CPB vastgelegd: het verrichten van alle werkzaamheden met

betrekking tot een Centraal Economisch Plan (artikel 3). De wet gaat verder in op de aard van het Centraal Economisch Plan en het bestaan en de rol van de Centrale Plancommissie (het onafhankelijk extern adviesorgaan van het CPB). De Centrale Plancommissie is overigens een commissie zoals bedoeld in aanwijzing 5 van de Aanwijzingen. De leden van deze commissie worden benoemd door de minister van EZK (artikel 4).

Onafhankelijkheid in positie, oordeelsvorming en beeldvorming

Alle drie de planbureaus hebben een eigen stuk gepubliceerd waar zij ingaan op hun onafhankelijkheid. Hierin staat ieder planbureau stil bij hun onafhankelijkheid in positie, oordeelsvorming en beeldvorming.

In het stuk van het CPB staat dat de aanleiding hiervoor was het (politieke) debat rond het onafhankelijk opereren van het WODC131. Het memo beschrijft verder de gezamenlijke afspraken en protocollen die het CPB hanteert om hun onafhankelijkheid te waarborgen.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen onafhankelijkheid in positie, oordeelsvorming en beeldvorming. En ook tussen interne en externe vormen van beïnvloeding. Een aantal keer wordt verwezen naar de Aanwijzingen voor de Planbureaus en hoe het CPB hieraan invulling geeft. Het memo kan gezien worden als een invulling van of een aanvulling op de

Aanwijzingen, maar is voornamelijk een beschrijving van de werkwijzen van het CPB om zijn onafhankelijke positie te waarborgen.

Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft een soortgelijk stuk opgesteld over zijn onafhankelijkheid132. Het stuk gaat ook in op onafhankelijkheid in positie, oordeelsvorming en beeldvorming. Zeker wanneer het aankomt op de onafhankelijke positie wordt verwezen naar de Aanwijzingen. Het stuk geeft nadere invulling aan bijvoorbeeld de onafhankelijkheid als het gaat om het moment en de wijze waarop stukken gepubliceerd worden en de manier waarop moet worden omgegaan met druk van een departement. Er is ook opgenomen dat het SCP aansluit bij de ‘Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit’ en de

‘Gedragscode Integriteit Rijk'.

Tot slot heeft ook het Planbureau voor de Leefomgeving een stuk geschreven over de borging van hun onafhankelijkheid133. De opzet hiervan is gelijk aan die van het CPB en het SCP. De onafhankelijkheid en het belang daarvan wordt benadrukt. En er wordt ingegaan op elementen om die onafhankelijkheid te waarborgen. Dit zijn zowel invullingen van, als aanvullingen op de Aanwijzingen.

Concernsturing VWS - SCP

Zoals omschreven bij de toepassing van de Circulaire ‘Governance ten aanzien van zbo’s’

(paragraaf 3.6), hanteert het ministerie van VWS een governancemodel op departementaal niveau voor concernorganisaties. Het SCP valt onder deze concernorganisaties. In het

131 https://www.cpb.nl/artikel/de-onafhankelijke-positie-van-het-cpb-het-cpb-memo

132 https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2018/01/01/onafhankelijkheid-van-het-sociaal-en-cultureel-planbureau

133 https://www.pbl.nl/sites/default/files/rest/cms/borging%20onafhankelijkheid%20pbl.pdf

57 Concernsturingdocument worden de uitgangspunten uiteengezet voor de governance tussen VWS en Concernorganisaties. Een van die uitgangspunten is dat de rolverdeling van het driehoeksmodel voor alle concernorganisaties zo veel mogelijk wordt doorgevoerd.

Over de borging van ministeriële verantwoordelijkheid wordt in het document genoemd dat rekening wordt gehouden met de wetenschappelijke onafhankelijkheid van

kennis-instellingen, waaronder het SCP. Ook komt het SCP ter sprake als het document ingaat op rollenonderscheid, als een onderdeel van checks & balances. Het onderscheid tussen eigenaar en opdrachtgever geldt in beginsel voor alle concernorganisaties van VWS. Aangezien het SCP ook opdrachtgevers heeft buiten VWS, is het in deze gevallen de verantwoordelijkheid van de eigenaar om periodiek met alle opdrachtgevers en de betreffende organisatie in overleg te treden om een passend takenpakket af te stemmen.

Benoeming directeuren planbureaus

In de toelichting op Aanwijzing 3 wordt genoemd dat het Algemeen Rijksambtenaren-reglement (ARAR) van toepassing is op het PBL en SCP als het gaat om benoeming, schorsing of ontslag van een directeur en onderdirecteur. Een wetswijziging van de Wet vaststelling Centraal Economisch Plan maakt dat de ARAR ook van toepassing is op de benoemings-procedure voor de leden van de directie van het CPB134.

In 2020 vervalt het ARAR. De CAO Rijk komt daarvoor in de plaats135. In de CAO Rijk (hoofdstuk 17) is te lezen dat de directeuren van de drie planbureaus behoren tot de topmanagementgroep (TMG). Voor leden van de TMG geldt dat zij steeds voor een periode van maximaal zeven jaar benoemd kunnen worden in een TMG-functie.

Brief van de secretaris-generaal van het ministerie van BZK van 15 februari 2021 De brief, gericht aan de directeuren van de planbureaus, stelt dat de toelichting op

Aanwijzing 7 niet geheel van toepassing is. Daarin is opgenomen dat de Aanwijzingen Externe Contacten Rijksambtenaren (AECR) van toepassing zijn op medewerkers van planbureaus. De SG stelt dat dat niet het geval is.136

134 Kamerstukken II, 2010-2011, 32871 nr. 3

135 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overheidspersoneel/werknemer-bij-de-overheid/arbeidsvoorwaarden-rijksoverheid

136 De brief stelt: “Instituten zoals planbureaus die hun eigen informatievoorziening richting Kamerleden georganiseerd hebben, zullen die praktijk ongewijzigd voort kunnen zetten (..) De gegroeide praktijk bij de planbureaus kan dus gewoon voort blijven bestaan.”

58

7 Gemeenschappelijk normenkader financieel beheer

7.1 Wat is het gemeenschappelijk normenkader?

Het gemeenschappelijk normenkader financieel beheer kan worden gezien als aanvulling op bepalingen in de kaders voor rijksorganisaties op afstand die betrekking hebben op

financieel beheer, verantwoording en toezicht. Het normenkader heeft een breed toepassingsbereik, en geldt voor ‘instellingen die een publiek belang dienen’. Het normenkader is gericht op de semipublieke sector.

Het kader bevat een aantal uitgangspunten en principes met betrekking tot de verantwoor-delijkheden van het bestuur en de organisatie voor sober en ordentelijk financieel beheer, voor verantwoording en voor de naleving van codes. Daarnaast is een aantal kernelementen van goed financieel beheer opgenomen waardoor de instellingen zelf in control kunnen zijn, meer toekomst- en risicogericht kunnen handelen en zich transparant kunnen

verantwoorden. Concreet bestaat het kader uit elementen voor:

-

Een meer toekomst- en risicogericht perspectief zoals meerjarige begrotingen, aandacht voor (toekomstige) risico’s, en de verantwoording daarover;

-

Betere financiële checks and balances door het versterken van transparantie en het kritisch vermogen binnen de instellingen;

-

Een meer transparante verantwoording door verplichte rapportage over het in control zijn van het bestuur ten aanzien van het financieel beheer en de naleving van geldende (sector)codes;

-

Een meer toekomstgerichte advisering van de accountant naast de controlerende taak.

Doel normenkader

Het normenkader is voortgekomen uit een behoefte om helderder te maken wat verwacht wordt van instellingen met publieke taken op gebied van ordentelijk financieel beheer, verantwoording, het borgen van checks and balances, en het naleven van codes.

Het normenkader geeft zelf geen expliciete verwoording van de beoogde doelen. Vanuit de toelichting en de achtergrond, kan het doel van het kader worden gezien als tweeledig.

-

Het neerleggen en verduidelijken van de eisen die gesteld worden ten aanzien van ordentelijk financieel beheer;

-

Het bevorderen dat instellingen met publieke taken, waaronder instellingen waar de minister geen directe zeggenschap over heeft, bewust en ordentelijk financieel beheer voeren. Daarbij gaat het onder meer om dat instellingen zoveel mogelijk zorgvuldige processen en checks & balances inbouwen.