• No results found

Toepasbaarheid van de buitenlandse alternatieven in Nederland

( EV ) Vanaf 70 jaar

4.4 De kosten van de keuring

4.5.2 Toepasbaarheid van de buitenlandse alternatieven in Nederland

Voor een belangrijk deel is de seniorenkeuring nodig, omdat wordt aangenomen dat het systeem van vrijwillige melding van een medische aandoening niet afdoende functioneert. Een eerste alternatief voor het huidige systeem dat in gedachten komt, is om manieren te vinden om het systeem van vrijwillige melding beter te laten functioneren. Twee opties worden vaak genoemd in beleidsstukken en rapporten: vervanging van vrijwillige melding door een meldplicht voor de rijbewijshouder, of juist een meldplicht voor artsen. Van beide mogelijkheden bestaan belangrijke voorbeelden in het buitenland, zoals in paragraaf 4.5 genoemd.

4.5.2.1 Een meldplicht voor rijbewijshouders?

Een eerste alternatief voor het huidige systeem zou kunnen zijn om manieren te vinden het systeem van

vrijwillige melding beter te laten functioneren. Twee opties worden vaak genoemd in beleidsstukken en rapporten (zie historisch overzicht in Bijlage 7.7): vervanging van vrijwillige melding door een meldplicht voor de rijbewijshouder, of juist een meldplicht voor artsen. Van beide mogelijkheden bestaan

belangrijke voorbeelden in het buitenland, zoals in paragraaf 4.5 genoemd.

Op het eerste gezicht lijkt zo een regeling aantrekkelijk. Immers, het legt de verantwoordelijkheid bij de burger en spreekt hem aan op de verantwoordelijk tegenover de medeburger. Uit de

focusgroepgesprekken met ouderen kwam naar voren dat men dat zeker als een morele plicht beschouwt. Daar staat tegenover dat een rijbewijshouder zich ervan bewust moet zijn dat hij een bepaalde aandoening heeft, en dat hij ook moet kunnen inschatten of die aandoening de rijgeschiktheid beïnvloedt, iets waarvan de ondervraagde ouderen ook aangaven dit wellicht niet zelf (tegen de tijd dat het zover is) te herkennen. Daarnaast is de vraag: Wat is de sanctie als dat niet gebeurt? Kun je iemand een sanctie opleggen als hij of zij dit niet goed inschat? Daarom zou nader gedefinieerd en gespecificeerd moeten worden wanneer iemand wordt geacht een melding te doen. Een recente diagnose van diabetes betekent immers niet dat de rijgeschiktheid daar direct door beïnvloedt wordt. Een oplossing zou zijn om het dan tot de taak van de arts te maken, zoals in het Verenigd Koninkrijk, om iemand erop te wijzen dat hij zich moet melden. Dit wordt hieronder verder besproken als een derde vorm van meldplicht. Een ander probleem bij de invoering van een meldplicht voor de bestuurder is dat van de handhaving. Het valt niet eenvoudig in te zien welke sanctie er zou moeten staan op het niet melden van een aandoening, wanneer iemand precies in overtreding is, en hoe het niet melden kan worden vastgesteld. Dit probleem is al meerdere keren door verschillende partijen gesignaleerd (zie historisch overzicht in Bijlage 7.7).

In plaats van een expliciete meldplicht voor rijbewijshouders zou wellicht ook overwogen kunnen worden om de Eigen Verklaring bij iedere verlenging van het rijbewijs weer in te voeren, dat wil zeggen niet pas vanaf het 70ste jaar. Onjuiste invulling daarvan is immers al strafbaar gesteld in de wet. Zo een verklaring zou er dan nadrukkelijk alleen op gericht moeten zijn om veranderingen in de

gezondheidstoestand te melden. Een seniorenscreening als aanvulling hierop zou zich dan kunnen beperken tot oogaandoeningen en cognitiestoornissen.

4.5.2.2 Een meldplicht voor artsen?

Een meldplicht voor artsen werd in het SWOV-rapport genoemd als voorwaarde voor een eventuele afschaffing van de seniorenkeuring. Er zijn landen waar zo een meldplicht bestaat. Het is echter onwaarschijnlijk dat een meldplicht voor artsen in Nederland acceptabel zal zijn. De KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) hanteert een vrij strikt uitgangspunt dat er altijd een vertrouwensband moet bestaan tussen behandelaar en patiënt. Een behandelend arts wordt geacht boven alles op te komen voor de belangen van de patiënt. Een verplichting van de arts om aandoeningen van de patiënt te melden, kan die relatie duidelijk schaden en ertoe leiden dat patiënten aandoeningen zullen verzwijgen. Bovendien heeft een arts een geheimhoudingsplicht. De meeste artsen zijn lid van de KNMG en als zodanig gebonden aan de uitgangspunten. Die uitgangspunten worden ook gehanteerd in het medisch tuchtrecht. Dit lijkt geen geschikt alternatief voor de Nederlandse situatie.

4.5.2.3 Een versterkte informatieplicht van de arts aan de patiënt

Ten slotte is er een derde vorm denkbaar die uitgaat van de verplichting die de arts heeft om een patiënt volledig te informeren over zijn ziekte (Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst). Deze

verplichting zou zo uitgelegd kunnen worden dat gevolgen van de rijgeschiktheid daar ook bij horen. Wat de patiënt vervolgens met die informatie doet – volgt daar ook meteen meldingsplicht uit? – is een tweede. In ieder geval zou bevorderd kunnen worden dat de medische beroepsgroepen aandacht voor en voorlichting over gevolgen van ziekte voor de rijvaardigheid als onderdeel van hun taak gaan zien. Dat zou bevorderd kunnen worden als artsen die daarmee minder affiniteit hebben of onvoldoende kennis

hebben van dit terrein, patiënten zouden kunnen verwijzen naar ‘expertisecentra’ voor mobiliteit (zie hierna).

4.5.2.4 Vervanging van de keuring door een rijtest

In de focusgroepgesprekken lieten sommigen weten meer begrip te hebben voor een rijtest dan voor een medische beoordeling. Het gaat hen immers voornamelijk om de praktische rijvaardigheid op de weg, en ook bij de huidige keuring geeft een rijtest vaak de doorslag bij ernstige medische aandoeningen. Aan de andere kant zullen sommigen dit zien als een soort tweede rijexamen, wat kan leiden tot veel spanning. Het zal ook leiden tot hoge kosten en veel gevallen waarbij iemand ten onrechte ‘zakt’ voor de test (‘fout-positieven’). Bovendien blijft het probleem van de ‘sluimerende aandoeningen’ bestaan. En verder doet het afbreuk aan het feit dat de rijtest zoals die nu wordt uitgevoerd, is aangepast aan de aandoening die de keurling heeft.

4.5.2.5 Verandering van het huidige systeem in een meer op revalidatie en begeleiding gericht systeem

Een heel andere benadering, die een veel meer creatieve weg zou inslaan, is om het idee van een ‘keuring’ en de negatieve connotaties die daaraan verbonden zijn, te verlaten. Maar op een manier die wel recht doet aan het feit dat veel mensen op oudere leeftijd te maken krijgen met fysieke ongemakken. Voorstellen die het zoeken in een meer constructieve omgang met de medische problematiek bij ouderen in relatie tot leeftijd zijn onder andere ontwikkeld door professor Brouwer (Brouwer 2012).

Een belangrijk uitgangspunt voor de inzichten van Brouwer en anderen is dat de beoordeling van geschiktheid om te rijden iets heel anders is dan een keuring. Het gaat eerder om een proces van begeleiding en advies waarvan het doel is mensen zo lang mogelijk (auto) mobiel te houden, op een manier die de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt. Ook al treedt er bij ouder worden en bij een aantal medische aandoeningen een achteruitgang op van (neuro)fysiologische en cognitieve functies, daar staan ook compensatie- en aanpassingsmechanismen tegenover waardoor de functiebeperkingen niet noodzakelijk leiden tot verminderde rijgeschiktheid. Bij beoordeling van de rijgeschiktheid zouden compensatiemechanismen, gebruik van technische hulpmiddelen en revalidatiemogelijkheden kunnen worden beoordeeld aan de hand van rijtesten en medisch onderzoek.

Vaststelling van de ernst van de aandoeningen en het verloop in de tijd, en meer geobjectiveerde methodes daarvoor zoals gebruik van clinimetrische schalen, maakt ook de weg vrij voor een belangrijkere rol van de behandelende arts in de geschiktheidsbeoordeling. Die wordt daarbij een schakel die essentiële informatie levert over de mogelijkheden van de bestuurder en de opties voor aanpassingen aan de auto of eventuele hulpmiddelen. De rijgeschiktheidsscreening wordt zo onderdeel van de reguliere gezondheidszorg. Een aantrekkelijke manier om zo een nieuw systeem van geschiktheidsbeoordelingen vorm te geven en te implementeren is mogelijk door middel van de oprichting van een aantal regionale mobiliteitscentra, waar ook bijvoorbeeld rijvaardigheidscursussen worden gegeven (zoals de BROEM-cursussen) en waar kennis aanwezig is over technische hulpmiddelen. Voormalig minister Eurlings toonde daarvoor al belangstelling (voor ‘rijvaardigheidscentra’) en zag daartoe reële mogelijkheden (Kamerstuk 31 305, nr. 158). Ook is het denkbaar dat ze gekoppeld worden aan andere medische/sociale structuren, zoals de geheugenpoli’s of de consultatiebureaus voor ouderen of gezondheidscentra, waar de mobiliteit thuis en buitenshuis ‘op natuurlijke wijze aan de orde komt’.

De belangrijkste vraag is echter of en hoe een dergelijk systeem bekostigd kan worden.

Ten slotte dient nog vermeld te worden dat er manieren zijn waarop het huidige systeem verbeterd kan worden, bijvoorbeeld door een opleiding van keuringsartsen, het stroomlijnen van het keuringsproces, het verder ontwikkelen van screeningsinstrumenten voor in het bijzonder oogaandoeningen en cognitieve achteruitgang, en het opzetten van een goed registratiesysteem.

Uit de geschetste alternatieven blijkt er niet één zonder meer toepasbaar op de Nederlandse situatie. In het kader hierna worden randvoorwaarden voorgestel waaraan een systeem van medische keuringen met aparte aandacht voor ouderen zou moeten voldoen.