• No results found

Toelichting op de financiële instrumenten Bekostiging

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum

Het voortgezet onderwijs kent een lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. De schoolbesturen ontvangen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbe-sturen in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding van scholen. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen en de schoolsoort.

Bekostiging lichte ondersteuning lwoo/pro

Vanaf 1 januari 2016 is de bekostiging van de lichte ondersteuning aan samenwerkingsverbanden geïntegreerd in het kader van passend onderwijs. Deze bekostiging bestaat uit twee delen: een budget voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) en een budget voor regionale ondersteuning. Scholen ontvangen naast de reguliere (basis)bekostiging voor iedere pro- en lwoo-leerling ondersteu-ningsbekostiging. Die ondersteuningsbekostiging wordt verrekend met het budget voor lwoo en pro van het samenwerkingsverband.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Met ingang van 1 januari 2015 is de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs financieel en inhoudelijk aangepast op basis van het Sectorak-koord.

Het bedrag voor 2018 bedraagt € 296 miljoen, een verhoging ten opzichte van 2017 van zo’n € 36 miljoen. Deze verhoging heeft met name

betrekking op ICT-ondersteuning, zoals in het Sectorakkoord is afgesproken.

Het budget voor de prestatiebox betreft bijna 4,0 procent van de totale (hoofd)bekostiging.

Aanvullende bekostiging

Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs) De beleidsregel IGVO geeft aan op welke wijze scholen een aanvraag kunnen doen voor erkenning en bekostiging van een opleiding voor internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs, hoe dat onderwijs moet worden ingericht en op welke wijze de Minister dit onderwijs bekostigt. De financiële middelen bij deze regeling betreffen de toeslag die scholen per leerling per jaar ontvangen. Daarnaast worden IGVO-leerlingen bekostigd als havo- en vwo leerlingen conform het bekostigingsbesluit Wet

Voortgezet Onderwijs.

Regeling leerplusarrangement en eerste opvang nieuwkomers

De regeling «leerplusarrangement VO en eerste opvang nieuwkomers»

bestaat uit twee onderdelen:

Leerplusarrangement: scholen komen bij een bepaald percentage leerlingen uit achterstandswijken in aanmerking voor aanvullende bekostiging van het Leerplusarrangement.

Eerste opvang nieuwkomers: de aanvullende bekostiging is bestemd voor leerlingen die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland zijn en die vreemdeling zijn volgens de Vreemdelin-genwet 2000. Deze regeling kent vier peildata (1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober) en scholen krijgen per kwartaal voor deze groep leerlingen bekostigd.

Regeling functiemix VO Randstadregio’s

Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het aktieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de functiemix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instel-lingen in deze regio’s.

Resultaatafhankelijke bekostiging vroegtijdig schoolverlaters (vsv) voor vo-scholen

Dankzij de inzet van scholen en gemeenten is de doelstelling uit het Regeerakkoord «Bruggen slaan» van maximaal 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016 behaald. Dat is een prestatie van formaat. De urgentie om school-uitval aan te pakken blijft onverminderd hoog.

Vo-scholen ontvangen resultaatafhankelijke bekostiging voor de school-jaren 2016/2017 en 2017/2018 op basis van de nieuwe regeling resultaataf-hankelijke bekostiging vsv vo. Voor de aanpak van vsv zie hoofdstuk 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage:

Subsidies). De belangrijkste hiervan zijn de subsidies voor Stichting Kennisnet en kansengelijkheid. Stichting Kennisnet ondersteunt onder-wijsinstellingen bij het benutten van ICT. De subsidie voor kansenge-lijkheid wordt onder andere gebruikt voor doorstroomprogramma’s po-vo en doorstroomprogramma’s vmbo-havo en vmbo-mbo.

Opdrachten

Onder deze post vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken. De belangrijkste hiervan is een opdracht voor het ondersteuningsprogramma voor zeer zwakke scholen.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatie-voorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

ZBO: College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens en rekentoetsen in het reguliere voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Daarnaast zorgt het CvTE voor de staats-examens voor het voortgezet onderwijs en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Dit geldt ook voor Caribisch Nederland. Het CvTE is verant-woordelijk voor de invoering van de digitale examens. Daarnaast is het CvTE regievoerder over de examenketen en heeft zij een regierol voor de centrale eindtoets po. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze toetsen en examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname.

SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiëring van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO. Ze ontvangen samen € 46,8 miljoen voor toets- en examenontwikkeling en normering alsmede leerplanontwikkeling.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Onder deze post vallen bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Languages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van PISA.

Het ECML geldt in Europa en daarbuiten als hét expertisecentrum voor het talenonderwijs. Door deelname hieraan blijft Nederland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op dit terrein.

De bijdrage aan OECD is een voorwaarde voor deelname aan het PISA project, waardoor één keer in de drie jaar kan worden gemeten hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde, lezen en «science».

Art.nr. 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

A. Algemene doelstelling

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Studenten worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van middelbaar onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele studenten en bij de behoeftes van de

maatschappij. De beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwassenenedu-catie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschap-pelijke en economische functie. Het is een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een belangrijke schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijs-instellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, kwaliteitsafspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen Tabel 4.1 Indicatoren 2018

Doelstelling/indicator Basiswaarde

(jaartal)

1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt a) Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

% studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

2010 2016 2018 ROA

34% 37% Hoger

b) Vergroten studiesucces

% mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

2007/2008 2015/2016 2018 MBO Raad

Niveau 1: 66% Niveau 1: 78% Hoger Niveau 2: 62% Niveau 2: 73% Hoger Niveau 3: 63% Niveau 3: 72% Hoger Niveau 4: 65% Niveau 4: 74% Hoger Totaal: 64% Totaal: 74% Hoger

2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en scholleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

b) Verbetercultuur

Aandeel % leraren dat is ingeschreven in het lerarenregister (po/vo/mbo)

2014 2016 2019 lerarenregister

8% 28% 100%

3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

Aantal voortijdig schoolverlaters (vo/mbo) 2008/2009 2015/2016 (2019/2020) DUO

41.800 22.948 20.000

Studenten-tevredenheid 2014 2016 1 JOB-monitor

Opleiding (cijfer) 7 7,1

Instelling (cijfer) 6,5 6,5

% tevreden over school en studie 49% 52%

4. Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

% Aandeel mbo-studenten techniek 2011 2016/2017 2018 DUO

28% 27% Hoger

% 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren mbo/ho)

2010 2016 2020 Eurostat, Labour Force,

survey (LFS)

17% 19% 20%

% gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was

2012 2016 2018 ROA

79% 76% Hoger

% leerbedrijven dat over vakkennis het oordeel (zeer) goed geeft

2016 2 3 Onderzoek SBB

76%

% leerbedrijven dat over beroepsvaardig-heden het oordeel (zeer) goed geeft

2016 2 3 Onderzoek SBB

76%

1 Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

2 Tussenwaarde verschijnt eens in 2 jaar.

3 Om de indicator robuuster te maken zal de meting worden uitgebreid met de overige bedrijven die mbo-gediplomeerden in dienst hebben. Om deze reden is voor deze indicator vooralsnog geen streefwaarde opgenomen. Voor de overige meetresultaten van het onderzoek naar leerwerkbe-drijven zie de onderwijsmonitor en de website onderwijsincijfers.nl

(http://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/mbo/aansluiting-mbo-arbeidsmarkt.

Kengetallen Tabel 4.2 Kengetallen 2018

Indicator 2017 2018 2019 2020 2021 2022

1. Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs»)1

Bol 351.400 351.600 354.300 351.300 346.900 342.900

Bbl 105.600 107.900 106.400 106.000 103.800 101.700

vavo 8.900 9.100 9.100 9.000 9.000 8.800

Totaal 465.900 468.600 469.800 466.300 459.700 453.400

Bron: OCW-Referentieraming 2017

2. Onderwijsuitgaven per mbo-student

(x € 1.000)2 8,2 8,3 8,2 8,3 8,3 8,4

1 (Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

2 De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten uit de referentieraming 2017

C. Beleidswijzigingen

Kansengelijkheid is een speerpunt van het kabinet en daarom zijn er in 2018 concrete stappen voorzien. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Beleidsagenda.

De afgelopen jaren is de kwaliteit in het mbo zichtbaar verbeterd. Met de kwaliteitsafspraken wordt hieraan door het kabinet een extra impuls gegeven. In 2017 zijn er extra middelen beschikbaar gekomen om te werken aan de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. De huidige kwaliteitsafspraken lopen nog tot 2019 en de voorbereidingen voor de volgende ronde kwaliteitsafspraken zullen nog in 2017 van start moeten gaan. Het is van groot belang zo blijkt ook uit de tussenevaluatie dat onderwijsinstellingen voldoende tijd krijgen om goede plannen te maken in nauwe samenwerking met hun regionale partners. Dit betekent ook dat er al in 2018 duidelijkheid verschaft moet worden over de kaders voor de volgende ronde kwaliteitsafspraken. Er zal op basis van de tusseneva-luatie en in gesprek met de onderwijsinstellingen nagedacht moeten worden over de lessen die geleerd kunnen worden van de huidige kwaliteitsaanpak.

Naast een goede kwaliteit moet het mbo ook responsiever worden om aansluiting te houden bij een steeds dynamische arbeidsmarkt. Daar waar overheden, bedrijven en onderwijsinstellingen elkaar goed kunnen vinden, zijn zij beter in staat om snel in te spelen op nieuwe (technolo-gische) ontwikkelingen en maatschappelijke opgaven. Deze samen-werking wordt succesvol gestimuleerd vanuit het regionaal investerings-fonds mbo. Deze regeling biedt nog tot en met 2017 de mogelijkheid aanvragen toe te kennen. De regeling is verlengd waardoor er ook in 2018

€ 25 miljoen beschikbaar is voor publiek-private samenwerking. In 2018 zal er besluitvorming moeten plaatsvinden over voortzetting en dooront-wikkeling van het regionaal investeringsfonds. Het belang van een goede afstemming met bedrijven en regionale overheden vraagt om een tijdige start met het nadenken over de periode na 2018. Dit is echter aan een volgend kabinet.

Voor een leven lang ontwikkelen is het kabinet voornemens om de huidige fiscale aftrek van scholingsuitgaven per 1 januari 2019 om te vormen tot een gerichte uitgavenregeling in de vorm van scholingsvou-chers.

D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit