• No results found

In deze bijlage worden de ontheffingsgronden op basis waarvan van de voorkeursgrenswaarden kan worden afgeweken, toegelicht. Ook wordt de wijze aangegeven waarop burgemeester en wethouders willen omgaan met de ontheffingsgronden en in welke situaties zij een hogere waarde willen toestaan.

Bron- en overdrachtsmaatregelen en gevelisolatie.

Ruimtelijke ordening is bij uitstek het middel waarmee een goede geluidskwaliteit kan worden bereikt.

Het meest voor de hand ligt het aanhouden van voldoende afstand tussen geluidsbron en ontvanger, waarmee geluidsknelpunten worden voorkomen. Aangezien ruimte vaak schaars is en we ook te maken hebben met bestaande situaties, kan de oplossing niet altijd in de ruimtelijke ordening worden gevonden. Bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidhinder legt de Wet geluidhinder de prioriteit bij

maatregelen aan de bron. Als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer (bijv. wallen of schermen) in aanmerking.

Als laatste worden maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld gevelisolatie) overwogen. De

achtergrondgedachte van deze volgorde is om een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidniveau bloot te stellen. Dit leidt tot efficiënt gebruik van de ruimte.

Ontheffingsgronden hogere grenswaarden.

Doorgaans laat de initiatiefnemer van het bestemmingsplanverzoek, bouwplan, of de aanleg/reconstructie van een weg of spoorweg in de voorbereidende fase een akoestisch onderzoek uitvoeren. Dit onderzoek voldoet aan het op dat moment geldende meet- en rekenvoorschrift. Uit dit akoestisch onderzoek moet blijken of op een van de gevels van een geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde

overschreden wordt. Het akoestisch onderzoek geeft inzicht in de geluidbelasting voor het maatgevende jaar (10 jaar na vaststelling bestemmingsplan).

Wanneer de voorkeursgrenswaarde overschreden wordt, dient te worden onderzocht of er bronmaatregelen, en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de toekomstige geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde te beperken. Indien dat niet mogelijk is, moet dit voldoende gemotiveerd worden.

Doelmatigheid van maatregelen

Dit criterium is van toepassing bij maatregelen in de overdrachtssfeer (geluidsschermen, -wallen). Het aantal woningen waar geluidreducerende maatregelen door toedoen van de afscherming wordt vergeleken met de kosten van de schermen. Als de kosten onevenredig veel hoger zijn dan de geluidreductie bij de woningen, dan is dit niet doelmatig.

Stedenbouwkundige aspecten.

De vraag wanneer er sprake is van bezwaren van stedenbouwkundige aard, kan niet eenduidig worden beantwoord. Het realiseren van overdrachtsmaatregelen zoals bijvoorbeeld een

geluidsscherm langs een gemeentelijke weg in een dorpscentrum zal al snel als bezwaarlijk

worden gezien. Vaak is daar geen ruimte voor, past een dergelijk scherm niet in een stedelijke omgeving en/of willen bewoners dergelijke maatregelen niet in verband met de belemmering van het uitzicht. Als de aanvrager kan aantonen dat woningbouw ter plaatse noodzakelijk is en dat de bebouwing niet anders gesitueerd kan worden, dan is het mogelijk om op basis van stedenbouwkundige argumenten en locatiespecifieke kenmerken een hogere grenswaarde vast te stellen.

Met een stille zijde wordt bedoeld een gevel of geveldeel met een geluidsbelasting van maximaal de voorkeursgrenswaarde. Een stil geveldeel kan ook worden gerealiseerd door bouwkundige voorzieningen zoals serres of afsluitbare loggia’s. Het doel van deze voorzieningen is woningen te realiseren met

22 Landschappelijke aspecten.

Overdrachtsmaatregelen (zoals geluidswallen of –schermen) buiten de bebouwde kom kunnen in verband met bijvoorbeeld doorsnijdingen in het landschap en esthetische aspecten bezwaarlijk zijn. Het kan bij die gevallen relevant zijn dat een deskundige op de onderdelen landschap de overdrachtsmaatregelen toetst.

Verkeers- of vervoerskundige aspecten.

Bij de overwegingen van verkeers- of vervoerskundige aard gaat het om maatregelen die het aantal (en/of soort) verkeersbewegingen op een weg beïnvloeden. Te denken valt bijvoorbeeld aan verkeersbesluiten die voor vermindering van de verkeersintensiteiten en daardoor ook de geluidsbelasting zorgen. Dit is vaak niet eenvoudig omdat dit voor een ander deel van de gemeente voor een verslechtering kan zorgen. De

consequenties van dergelijke besluiten moeten in dat geval ook voor een groter gebied door een

verkeersdeskundige en een geluiddeskundige onderzocht worden. Daarbij moet ook het aspect veiligheid niet uit het oog verloren worden. Zo kunnen overdrachtsmaatregelen (geluidsschermen binnen de bebouwde kom) bijvoorbeeld tot verkeersonveiligheid leiden.

Financiële aspecten.

Bij financiële overwegingen gaat het veelal over de afweging tussen (de kosten van) het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen en het accepteren (aanvragen) van een hogere grenswaarde. Als het bijvoorbeeld gaat over het plaatsen van een geluidscherm is dit financieel gezien eerder acceptabel bij een groter aantal woningen dan bij één woning. Ook bronmaatregelen als stil asfalt kunnen in financieel opzicht niet opwegen tegen kosten van gevelisolatie als er slechts een gering aantal woningen betreft die geïsoleerd moeten worden.

Het zal duidelijk zijn dat hier geen eenduidig criterium voor te formuleren is. Er is geen situatie gelijk aan de andere en dus zal er telkens opnieuw een afweging gemaakt moeten worden. Van geval tot geval zal de afweging tussen de kosten van geluidmaatregelen en het verzoeken om hogere grenswaarden moeten worden gemaakt. Belangrijk is in ieder geval wel dat uit elk akoestisch onderzoek naar voren komt wat de kosten van mogelijke geluidmaatregelen zijn en welke afweging er wordt gemaakt om deze wel of niet te (laten) treffen. Een verzoek hogere grenswaarden zal dus goed gemotiveerd moeten worden.

Als het initiatief van het project bij de gemeente ligt en er zijn geluidmaatregelen noodzakelijk dan dient hiermee in de bestemmingsplanexploitatie rekening te worden gehouden.

Cumulatie.

Bij de hogeregrenswaardenprocedure hoeven de aangevraagde hogere geluidniveaus niet

gecumuleerd te worden (het geluid van meerdere bronnen hoeft niet bij elkaar opgeteld te worden). De hoogste geluidimmissiewaarde per bron (per gevel) geeft de waarde aan waarvoor een hogere grenswaarde gesteld moet worden. Bij het dimensioneren van gevelisolatie moet echter wel rekening worden gehouden met cumulatie. Zo wordt bijvoorbeeld het wegverkeerslawaai van wegen die dicht bij elkaar liggen

(energetisch) bij elkaar opgeteld, indien dit akoestisch relevant is, ervan uitgaande dat de geluidsgevoelige bestemming binnen de zones van deze wegen ligt.

Op basis van deze cumulatie wordt de gevelisolatie bepaald. Het gaat daarbij immers om het garanderen van een acceptabel geluidniveau binnen de woning (of andere geluidgevoelige bestemming). Een geluidbron is akoestisch relevant wanneer deze niet meer dan 10 dB lager is dan de overheersende geluidbron.

Cumulatie wordt per gevel van de geluidgevoelige bestemming vastgesteld.

Cumulatie van de geluidniveaus afkomstig van verschillende soorten geluidbronnen moet ook inzichtelijk gemaakt worden (bijvoorbeeld wegverkeer, railverkeer en/of industrielawaai) . De rekenmethode die hiervoor gebruikt wordt staat in hoofdstuk 2 van bijlage 1 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Hierin staan ook omrekeningsformules om geluidniveaus van andere bronnen om te rekenen naar een niveau voor wegverkeerslawaai, dat een overeenkomstige hinder veroorzaakt.

30 km-wegen

Ondanks het gegeven dat wegverkeerslawaai afkomstig van 30 km-wegen strikt genomen niet getoetst hoeft te worden aan de normering van de Wet geluidhinder bij ruimtelijke besluiten op grond van de Wro, kunnen er toch hoge geluidbelastingen optreden. Wanneer in een dergelijke situatie een gevelbelasting optreedt die boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) ligt, moet de aanvaardbaarheid van het akoestisch klimaat worden onderbouwd, overeenkomstig de wijze van onderbouwing bij het vaststellen van hogere

grenswaarden.

Wanneer voor een weg een besluit genomen wordt tot beperking van de snelheid tot 30 km, wordt deze volgens de regels ook als zodanig ingericht. Daarbij wordt de bestaande verharding vaak vervangen door een nieuwe klinkerverharding. Dit vanwege de herkenbaarheid van de weg als 30 km-wegen. Een

klinkerverharding veroorzaakt echter wel meer geluid dan bijvoorbeeld een normale asfaltverharding (tot 5 dB(A)).

Wij zijn van mening dat wanneer een weg ingericht wordt als een 30 km-weg, dit er niet toe mag leiden dat de geluidbelasting die deze weg veroorzaakt op de langs die weg gelegen woningen zodanig toeneemt, dat deze boven de voorkeursgrenswaarde (48 dB) komt te liggen. Wanneer de geluidbelasting al boven de voorkeursgrenswaarde ligt, mag deze niet verder toenemen, dus niet hoger worden voordat het 30 km-besluit genomen werd.

24

GERELATEERDE DOCUMENTEN