• No results found

Toelichting effect van intern salderen naar nationaal niveau

Varkenssector

Voor de doorrekening van het effect van intern salderen op nationaal niveau zijn de vol- gende uitgangspunten gehanteerd:

- verbouw 70%, uitbreiding 25% en nieuwbouw 5%;

- bij vleesvarkens kan in de verbouwsituaties in 80% van de dierplaatsen een emissie- beperkend systeem worden ingebouwd in de bestaande mestkelder, terwijl voor 20% een putaanpassing onder de roosters nodig is;

- het aantal zeugen in Nederland in 2005 bedroeg 946.000 en het aantal vleesvarkens en opfokzeugen en -beren 5.778 miljoen (opfokzeugen en -beren worden dus ge- makshalve als vleesvarkens geteld). Hiervan ligt circa 23% op gesloten varkensbe- drijven;

- uitgegaan is van een gemiddelde bezettingsgraad van 93% bij zowel zeugen als vleesvarkens. Hierdoor is gerekend met in totaal 1.018 miljoen zeugenplaatsen en 6.213 miljoen vleesvarkenplaatsen in Nederland;

- aangenomen is dat het bedrijf met 550 zeugenplaatsen en 3.840 vleesvarkenplaatsen 75% van deze dierplaatsen representeert, terwijl het bedrijf met respectievelijk 62 en 384 plaatsen de andere 25% representeert (eigen schatting op basis van CBS-cijfers); - dit is idem voor zeugenbedrijven: 550 zeugenplaatsen 70%, 169 zeugenplaatsen 27%

en 62 zeugenplaatsen 3% wegingsfactor (eigen schatting op basis van CBS-cijfers); - voor vleesvarkensbedrijven: 3840 vleesvarkenplaatsen 19%, 1920 vleesvarkenplaat-

sen 56% en 384 vleesvarkenplaatsen 25% wegingsfactor (schatting op basis van CBS-cijfers).

Jaarkosten

In de onderstaande tabellen zijn de jaarkosten in de varkenssector gegeven per dierplaats, uitgesplitst naar zeugenbedrijven, vleesvarkensbedrijven en gesloten varkensbedrijven.

Tabel B3.1 Jaarkosten zeugenbedrijven (€/dierplaats/jaar)

Zeugen Jaarkosten met IS Jaarkosten zonder IS Weging (%) Bedrijfsomvang - 550 zeugenplaatsen 28 34 70 - 169 zeugenplaatsen 41 49 27 - 62 zeugenplaatsen 50 50 3 Gem. verbouw 31,8 38,7 70 Uitbreiding 31,1 31,6 25 Nieuwbouw 22,2 27,6 5

In tabel B3.2 is de verhouding gegeven in jaarkosten tussen uitbreiding en verbouw en tussen nieuwbouw en verbouw, gebaseerd op het zeugenbedrijf met 550 zeugenplaatsen (tabel B2.1, B2.2 en B2.5). Deze verhoudingsgetallen zijn gepaard aan de gemiddelde kos- ten voor verbouw om de kosten voor uitbreiding en nieuwbouw af te leiden (tabel B3.1).

Tabel B3.2 verhouding in jaarkosten op zeugenbedrijven tussen uitbreiding en verbouw en tussen nieuw- bouw en verbouw, gebaseerd op de verhouding voor het zeugenbedrijf met 550 zeugenplaatsen (%)

Uitbreiding-verbouw (%) Nieuwbouw-verbouw (%)

Met intern salderen 98 70

Zonder intern salderen 82 71

Tabel B3.3 Jaarkosten vleesvarkensbedrijven (€/dierplaats/jaar)

Vleesvarkens Jaarkosten met IS Jaarkosten zonder IS Weging (%)

Bedrijfsomvang - 3.840 plaatsen bestaand 6,3 6,3 15 - 3.840 plaatsen verbouw 7,8 8,2 4 - 1.920 plaatsen bestaand 8,2 8,2 45 - 1.920 plaatsen verbouw 8,3 9,3 11 - 384 plaatsen 9,5 9,5 25 Gem. verbouw 8,2 8,3 70 Uitbreiding 5,7 6,4 25 Nieuwbouw 4,1 4,5 5

Gew. gem. vleesvarkensbedrijven 7,4 7,7

In tabel B3.4 is de verhouding gegeven in jaarkosten tussen uitbreiding en verbouw en tussen nieuwbouw en verbouw, gebaseerd op het vleesvarkensbedrijf met 1.920 vlees- varkenplaatsen (tabel B2.7, B2.8 en B2.10). Hierbij zijn de kosten van verbouw gebaseerd op een gewogen gemiddelde van bedrijven met een bestaande geschikte mestput (80%) en waar de mestput verbouwd zou moeten worden om een koeldeksysteem toe te passen (20%). Deze verhoudingsgetallen zijn gepaard aan de gemiddelde kosten voor verbouw om de kosten voor uitbreiding en nieuwbouw af te leiden (tabel B3.3).

Tabel B3.4 Verhouding in jaarkosten op vleesvarkensbedrijven tussen uitbreiding en verbouw en tussen nieuwbouw en verbouw, gebaseerd op de verhouding voor het vleesvarkensbedrijf met 1.920 vleesvarkenplaatsen (%)

Uitbreiding-verbouw (%) Nieuwbouw-verbouw (%)

Met intern salderen 69 50

Tabel B3.5 Gesloten varkensbedrijven (€/zeugenplaats/jaar, inclusief vleesvarkenplaatsen)

Gesloten varkensbedrijven Jaarkosten met IS Jaarkosten zonder IS Weging (%) Bedrijfsomvang - 550 - 3840 bestaand 83 83 60 - 550 - 3840 verbouw 83 96 15 - 62 - 384 85 108 25 Gem. verbouw 83,9 91,3 70 Uitbreiding 71,3 73,1 25 Nieuwbouw 50,3 54,8 5

Gew. gem. gesl .varkensbedrijven 79,0 84,9

In tabel B3.6 is de verhouding gegeven in jaarkosten tussen uitbreiding en verbouw en tussen nieuwbouw en verbouw. Dit zijn aannames, gebaseerd op de verhoudingsgetallen bij zeugen (tabel B3.2) en vleesvarkens (tabel B3.4). Deze verhoudingsgetallen zijn ge- paard aan de gemiddelde kosten voor verbouw om de kosten voor uitbreiding en nieuw- bouw af te leiden (tabel B3.5).

Tabel B3.6 Verhouding in jaarkosten op vleesvarkensbedrijven tussen uitbreiding en verbouw en tussen nieuwbouw en verbouw, gebaseerd op de verhouding voor het vleesvarkensbedrijf met 1.920 vleesvarkenplaatsen (%)

Uitbreiding-verbouw (%) Nieuwbouw-verbouw (%)

Met intern salderen 85 60

Zonder intern salderen 80 60

Op basis van bovenstaande informatie zijn de nationale kosten berekend.

Tabel B3.7 Nationale kosten van emissiebeleid (€ mln. per jaar)

Met IS Zonder IS

Zeugenbedrijven 24,4 a) 28,5

Vleesvarkensbedrijven 35,3 36,7

Gesloten bedrijven 18,5 19,9

Totaal varkenshouderij 78,2 85,0

a) Als voorbeeld is de berekening van dit bedrag gegeven: 1.018 mln. zeugenplaatsen, waarvan (100%- 23%=) 77% op gespecialiseerde zeugenbedrijven, is 790.000, maal 31,2 kg emissie (tabel B3.1) = 24,4 mln. kg.

Hieruit blijkt dat het kosteneffect van het toestaan van intern salderen € 6,8 mln. be- draagt. Om schijnnauwkeurigheid te voorkomen, is een afronding toegepast. De totale kos- ten zonder intern salderen bedragen dus € 85 mln., met intern salderen is dat € 78 mln. Het voordeel van intern salderen bedraagt afgerond dus € 7 mln. per jaar.

Emissie

Volgens dezelfde opzet is de berekening van de ammoniakemissie, per dierplaats, weerge- geven, uitgesplitst naar zeugenbedrijven, vleesvarkensbedrijven en gesloten varkensbedrij- ven.

Tabel B3.8 Emissie zeugenbedrijven (kg/dierplaats/jaar)

Zeugen Emissie met IS Emissie zonder IS Weging (%)

Bedrijfsomvang - 550 zeugenplaatsen 3,45 2,94 70 - 169 zeugenplaatsen 3,41 3,12 27 - 62 zeugenplaatsen 3,13 3,13 3 Gem. verbouw 3,43 3,00 70 Uitbreiding 3,45 3,11 25 Nieuwbouw 3,43 3,00 5

Gew. gem .zeugenbedrijven 3,43 3,02

De kosten bij uitbreiding en nieuwbouw zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten van verbouw en de verhouding in kosten tussen uitbreiding, respectievelijk nieuwbouw en ver- bouw uit de enkele voorbeeldberekeningen.

Tabel B3.9 Emissie vleesvarkensbedrijven (kg/dierplaats/jaar)

Vleesvarkens Emissie met IS Emissie zonder IS Weging (%) Bedrijfsomvang - 3.840 plaatsen bestaand 1,40 1,40 15 - 3.840 plaatsen verbouw 1,31 1,20 4 - 1.920 plaatsen bestaand 1,40 1,40 45 - 1.920 plaatsen verbouw 1,38 1,20 11 - 384 plaatsen 1,20 1,20 25 Gem. verbouw 1,34 1,32 70 Uitbreiding 1,36 1,20 25 Nieuwbouw 1,38 1,20 5

Gew. gem. vleesvarkensbedrijven 1,35 1,28

De kosten bij uitbreiding en nieuwbouw zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten van verbouw en de verhouding in kosten tussen uitbreiding, respectievelijk nieuwbouw en ver- bouw uit de enkele voorbeeldberekeningen.

Tabel B3.10 Emissie gesloten varkensbedrijven (kg/zeugenplaats/jaar inclusief vleesvarkenplaatsen)

Gesloten varkensbedrijven Emissie met IS Emissie zonder IS Weging (%) Bedrijfsomvang - 550 - 3840 bestaand 12,51 12,90 60 - 550 - 3840 verbouw 12,51 11,51 15 - 62 - 384 11,97 10,56 25 Gem. verbouw 12,38 12,11 70 Uitbreiding 12,45 12,56 25 Nieuwbouw 12,38 12,11 5

Gew. gem. gesl. varkensbedrijven 12,40 12,22

De kosten bij uitbreiding en nieuwbouw zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten van verbouw en de verhouding in kosten tussen uitbreiding, respectievelijk nieuwbouw en ver- bouw uit de enkele voorbeeldberekeningen.

Op basis van bovenstaande informatie is de nationale emissie berekend.

Tabel B3.11 Nationale ammoniakemissie varkenssector (mln. kg NH3 per jaar)

Met IS Zonder IS

Zeugenbedrijven 2,69 2,37

Vleesvarkensbedrijven 6,46 6,14

Gesloten bedrijven 2,90 2,86

Totaal varkenshouderij 12,5 11,37

Hieruit blijkt dat het toestaan van intern salderen een extra emissie oplevert van 0,67 mln. kg. Om schijnnauwkeurigheid te voorkomen, is een afronding toegepast op één deci- maal. De nationale emissie zonder intern salderen bedraagt dan bedraagt dus 12,0 mln. kg, mét intern salderen is dat 11,4 mln. kg. De berekende emissiestijging door het toestaan van intern salderen bedraagt afgerond dus 0,7 mln. kg per jaar.

Kosten emissiebesparing

De kosten per kg vermeden ammoniakemissie zijn uit bovenstaande tabellen af te leiden. Voor de vleesvarkenshouderij is uitgegaan van de gemiddelde kosten van € 7,70 per dierplaats (tabel B3.3) en een vermeden emissie van (2,6 - 1,28=) 1,32 kg per dierplaats. 2,6 kg is de gemiddelde berekende emissie uit conventionele systemen (paragraaf.4.2), 1,28 is de gemiddelde emissie volgens tabel B3.9. De kosten van emissiebeperking in de vleesvarkenshouderij bedragen dus € 5,82 per kg vermeden emissie.

Voor de zeugenhouderij is dezelfde opzet gehanteerd. Jaarkosten € 36,30 per zeu- genplaats; vermeden emissie (7,0 - 3,02=) 3,98 kg. De kosten van emissiebeperking in de zeugenhouderij bedragen dus € 9,14 per kg vermeden emissie. Deze cijfers zijn gebruikt in tabel 3.3.

Kosten emissiebeperking van tot 2010 nog aan te passen dierplaatsen

Als wordt gekeken naar de totale kosten voor emissiebeperking en het effect van intern salderen voor de dierplaatsen waarvoor nu nog niet geïnvesteerd is in emissiebeperking en die per 2010 moeten voldoen, moet naar schatting nog 62% van de zeugenplaatsen en 63% van de vleesvarkenplaatsen aangepast worden. Hierbij is uitgegaan van het feit dat volgens de landbouwtelling van 2002 (CBS) 21% van de zeugenplaatsen en 18% van de vleesvar- kenplaatsen per 2002 emissiearm was. Verder is verondersteld dat in de jaren 2003 tot en met 2005 jaarlijks één dertigste deel van de dierplaatsen compleet vernieuwd wordt, ofwel in deze drie jaren zijn nog 10% van alle dierplaatsen emissiearm geworden, zodat per eind 2005 31% van de zeugenplaatsen en 28% van de vleesvarkenplaatsen emissiearm veron- derstelt is. Als verder aangenomen wordt dat 7% van de zeugen- en 9% van de vleesvar- kenplaatsen onder de noemer 'kleine veehouderijen' valt en daarom pas per 2013 emissiearm hoeft te zijn, resteert er nog 62% van de zeugenplaatsen (100 - 21 -10 - 7) en 63% van de vleesvarkenplaatsen (10 - 18 - 10 - 9) die per uiterlijk 2010 aangepast moeten worden. De totale kosten van emissiebeperking voor deze bedrijven die nog moeten aan- passen vanaf 2006 en tot 2010 bedragen € 53,5 mln. zonder intern salderen en € 49,2 mln. mét intern salderen. Het effect van intern salderen voor deze bedrijven bedraagt dus € 4,3 mln. Om schijnnauwkeurigheid te vermijden worden deze worden deze bedragen afgerond op respectievelijk 53 mln. zonder intern salderen, 49 mln. met intern salderen en € 4 mln. voordeel door intern salderen voor deze bedrijven.

Pluimveesector

Voor de pluimveehouderij zijn de resultaten per bedrijf opgeschaald naar nationaal niveau. De aantallen vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren (exclusief opfok) zijn gebaseerd op CBS meitelling van 2005. De aantallen leghennen zijn gebaseerd op een schatting voor het aantal hennen gehouden in scharrelstallen met een traditionele inrichting (geen volieres). De emissiewaarde na invoering van AMvB (vierde kolom van tabel B3.12) en de kosten per kg vermeden emissie (zesde kolom in tabel B3.12) zijn gebaseerd op tabel 5.13 (vlees- kuikens), tabel 5.16 (vleeskuikenouderdieren) en tabel 5.20 (leghennen, scharrel) van dit rapport.

Tabel B3.12. Uitgangspunten en resultaten pluimveehouderij op nationaal niveau

Aantal dieren Ammoniak- emissie Nationaal reductie ammoniak (*1.000 kg) Kosten/kg vermeden emissie Nationaal kosten (euro *1.000) norm nieuwe waarde Vleeskuikens 53,7 80 37 2.309 3,26 7.528 Vleeskuikenouderdieren 3,6 580 435 522 4,97 2.594 Leghennen (scharrel) 5,0 a) 315 110 1.025 2,39 2.450 Totaal 12.572

a) Dit aantal dieren heeft uitsluitend betrekking op de scharrelhennen die gehouden worden in traditionele huisvestingssystemen (dus geen volièresystemen).

Om schijnnauwkeurigheid te voorkomen, is een afronding toegepast. De nationale kosten voor emissiereductie bedragen dan €13,0 mln. kg.