• No results found

Het kan altijd nog een tikkeltje beter: de evolutie van nulversie tot de eerste versie

Hoofdstuk 5: Een kwalitatieve en kwantitatieve kijk op het redactieproces van Het wordt

5.3 Een redactieproces dat meer om het lijf heeft dan het wijzigen van punten en komma’s:

5.3.2 Het kan altijd nog een tikkeltje beter: de evolutie van nulversie tot de eerste versie

Deze paragraaf gaat dieper in op de vergelijking tussen de nulversie ‘

Overliefde_ZitaTheunynck_nulversie’ en de eerste versie van het manuscript ‘

ZDW_HWSB_Versie1_5maart’. In deze eerste versie zijn de opmerkingen van Grossey door Theunynck overwogen en eventueel goedgekeurd. Tevens herschreef en hervormde de debutante sommige hoofdstukken van het manuscript. Ik probeer dus inzicht te krijgen in de bijdragen van Grossey en Theunynck en het verschil tussen de nulversie en eerste versie te achterhalen. Om deze vergelijking op te stellen maak ik gebruik van de

keyness-functie in AntConc. Deze functie geeft namelijk in één oogopslag de grootste verschillen tussen beide teksten weer. Deze afwijkingen worden indien mogelijk ook verklaard. Tot slot neem ik ook twee hekelpunten, die ik op het spoor kwam tijdens de afgenomen interviews op 14 mei 2019, onder de loep: de karakterisering van de

personages en de passages in Griekenland. Aangezien dat zowel Theunynck als Grossey in de interviews aangaven dat de auteur aan deze twee aspecten veel aandacht besteedde tijdens haar tweedeschrijfproces, besloot ik ook deze tekstelementen eens nauwkeuriger te analyseren.

5.3.2.1 Keyness-functie

Wanneer beide manuscripten, de nulversie en de eerste versie — opnieuw ingeleverd door de auteur bij Grossey op 5 maart 2017 na een tweede schrijffase — met elkaar vergeleken worden op basis van keyness in AntConc, levert dat vijf interessante bevindingen op die inzicht bieden in het schrijfproces van de auteur. (Tabel 3 en 4)

86

Keyness

Basistekst nulversie

Rank Freq

Keyness

(LL4) Effect (DICE) Keyword

1 73 102.67 0.0022 Kasper 2 57 80.16 0.0017 ok 3 119 62.48 0.0035 kleine 4 21 22.76 0.0006 k 5 15 21.09 0.0004 cm 6 13 - 27.11 0.0004 oké 7 121 - 26.36 0.0036 anna

Tabel 3. Keyword list van de nulversie: ten opzichte van het woordgebruik in referentiebestand ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ zijn dit de woorden met de hoogste frequentie.

Keyness Basistekst 5/03

Rank Freq Keyness (LL4) Effect (DICE) Keyword

1 74 101.19 0.0022 Leonard 2 55 27.11 0.0016 oké 3 218 26.36 0.0063 anna 4 18 24.61 0.0005 Ludovico 5 16 21.87 0.0005 Bennie 6 28 - 62.48 0.0008 kleine 7 1 - 22.76 0 k

Tabel 4. Keyword list van versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’: ten opzichte van het woordgebruik in de nulversie zijn dit de woorden met de hoogste frequentie.

Zoals ik eerder in het hoofdstuk methodologie aangaf, wordt het begrip keyness

gehanteerd om te verwijzen naar woorden die een hoge afwijkende frequentie hebben. Dit zijn dus woorden die in een vergelijking met de referentietekst zeer frequent voorkomen. Aan de hand van een word-list kan je in het computerprogramma AntConc

een lijst van de woorden en hun frequentie laten maken. Wanneer je echter in het programma een basistekst en een tweede referentietekst uploadt, kan je door keyword list aan te klikken een lijst genereren die de grootste afwijkingen omtrent woordgebruik (op basis van frequentie) van de basistekst ten opzichte van de referentietekst

87 van de referentietekst ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ een grote afwijkende frequentie hebben. In tabel 4 zijn bij gevolg 7 woorden weergegeven die in ‘

ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ een grote afwijkende frequentie vertonen met het woordgebruik in de nulversie. De positieve cijfers in de kolom keyness wijzen op een stijging van de desbetreffende woorden in vergelijking met het referentiebestand. De negatieve cijfers wijzen op het verwijderen of afnemen van deze woorden. Een hoog cijfer in de keyness-kolom wijst op een grotere afwijking, terwijl een lager getal in de kolom keyness wijst op een kleiner verschil ten opzichte van het referentiebestand.

Allereerst is in bovenstaande tabellen een hoge keyness, en quasi-identieke frequentie en bijgevolg keyness-functie, vast te stellen voor de sleutelwoorden Kasper en Leonard. Dit cijfermateriaal kan beschouwd worden als een aanwijzing dat Theunynck de naam van het hoofdpersonage wijzigde van Kasper naar Leonard. De debutante vertelde tijdens het interview op 14 mei 2019 zelf over de naamswijziging, maar de motivatie om deze

wijziging door te voegen blijft ongekend. De letter ‘k’ is zowel terug te vinden in de tabel met de nulversie als basistekst en in de tabel die ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ als basistekst heeft. In tabel 3 is een positief getal terug te vinden bij de keyness en in tabel 4 staat een negatief cijfer genoteerd in de keyness-kolom. Dit wijst op een stijging in het gebruik van de letter ‘k’ in de nulversie in vergelijking met de versie ‘

ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ en een daling van het gebruik van de letter ‘k’ in de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ ten opzichte van de nulversie. Aangezien het cijfer

identiek (22.76) is in beide tabellen, kan worden vastgesteld dat alle signaturen die gelijk zijn aan de letter ‘k’ in de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ zijn verwijderd. Het mannelijke hoofdpersonage, Kasper, ondertekent zijn brieven aan Anna namelijk met de eerste letter uit zijn naam, maar door de naamsverandering vervalt ook dit signatuur.

Vervolgens zijn ook de woorden ‘ok’ en ‘oké’ opgenomen in de keyness-tabel van de nulversie. Als we de keyness in beide tabellen vergelijken, valt iets merkwaardigs op: de

keyness in de nulversie is gelijk aan -27.11 en de keyness in versie ‘

ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ is 27.11. Aangezien de keyness steeds bepaald wordt op basis van een referentietekst — in het geval van de nulversie is dit versie ‘

ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ en in het geval van versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ is dit de nulversie — kan worden vastgesteld dat de frequentie van het woord ‘oké’ toenam met een keyness van 27.11 in versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ . In tabel 4 kan

88 worden geobserveerd dat de keyness 27.11 correleert met een woordfrequentie van 55. Hieruit kunnen we dus observeren dat het woordgebruik met een frequentie van 55 lager ligt in de nulversie. Daarnaast is in tabel 3 af te lezen dat het woordgebruik van het woord ‘ok’ in de nulversie steeg ten opzichte van de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart ’ met een keyness van 80.16, wat correleert met een frequentie van 57. Door de

gelijkaardige woordfrequentie van de stijging van het woord ‘ok’ en de daling van het woord ‘oké’ in de nulversie in vergelijking met de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’, rijst de vraag of de auteur enkele ‘ok’ uit de nulversie veranderde in ‘oké’ in versie ‘ ZDW_HWSB_Versie1_5maart’. Een snelle zoekopdracht in Word in versie ‘

ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ toont aan dat alle ‘ok’s’ plaatsmaken voor ‘oké’. Op taaladvies11 worden oké en O.K. beide als correcte schrijfwijzen aangegeven. Waarschijnlijk heeft deze wijziging dus te maken met het nastreven van de correcte spelling van het woord, een van de vijftien evaluatiepunten van Renkema.

Tijdens het interview met Theunynck kwam ter sprake dat de auteur vele

troetelnaampjes, die de hoofdpersonages voor elkaar gebruiken, gewijzigd heeft in de eerste versie. (Interview 2) De hoge keyness 62.48 van het woord ‘kleine’ in de nulversie in vergelijking met de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’, en de daling van de keyness

met 62.48 in de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ ten opzichte van de nulversie ondersteunen deze uitspraak. Uit tabellen 3 en 4 kan dus worden opgemaakt dat

Theunynck in 91 gevallen het woord ‘kleine’ verving door een ander woord. De keyness

62.48 is namelijk gelijk aan een woordfrequentie van 91. De frequentie kan ontstaan zijn door frequentie van het woord ‘kleine’ in de nulversie (119) te verminderen met de frequentie (28) in versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’. Wanneer de context van dit woord bekeken wordt onder de functie Collocate in AntConc valt namelijk op dat er drie specifieke situaties zijn waarin het woord gebruikt wordt. Het wordt gehanteerd als een adjectief bij lichaamsdelen en eten, als een adjectief in de beschrijving van de reis naar Griekenland ondernomen door Anna en Leonard, en als troetelnaam. De laatstgenoemde categorie is de grootste in aantal. Het veranderen en schrappen van troetelnaampjes werd doorgevoerd om het ‘meligheidsgehalte’ in het liefdesverhaal te minimaliseren. Theunynck streefde ernaar een romantisch verhaal te vertellen zonder té romantisch te

11Taaladvies is een website omtrent de Nederlandse taal en spelling van de Taalunie. De Taalunie ‘ ontwikkelt en stimuleert het beleid voor het Nederlands in Nederland, Vlaanderen en Suriname’

(Taalunie). De taalregels op deze website worden door veel redacties, samen met het Groene Boekje, als uitgangspunt genomen.

89 schrijven; té romantisch zou namelijk de geloofwaardigheid van het verhaal wegnemen. (Interview 2) Deze ingreep werd dus uitgevoerd om te voldoen aan de genre-eisen die de auteur voorschreef voor haar debuutroman. Deze aanpassing valt vanuit theoretisch oogpunt samen met de tekstelementen waarop de redacteur focust tijdens het redigeren (Hoofdstuk 1.2.2).

De keyness van de namen Ludovic en Bennie in de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ is te verklaren door de toevoeging van een hoofdstuk in vergelijking met de nulversie. Uit het interview met Theunynck bleek namelijk dat de debutante het hoofdstuk waarin Anna en Leonard babysitten op de cavia’s Ludovic en Bennie pas toevoegde tijdens haar tweede schrijfproces (Interview 2). Logischerwijze kan dit specifieke hoofdstuk dus enkel voorkomen in versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’. Tabellen 3 en 4 ondersteunen deze hypothese. Het toevoegen van passages verandert de structuur van het plot, waardoor deze ingreep van de auteur dus bijdraagt aan het redigeren van een tekst (Hoofdstuk 1.2.2 en 1.2.3).

Als we beide keyness-tabellen met elkaar vergelijken, valt het op dat de keyness van de naam ‘Anna’ in de nulversie -26.36 en in de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ 26.36 is. Dit wijst op een daling in de frequentie van de naam ‘Anna’ in de nulversie ten

opzichte van het woordgebruik in de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’. Het

omgekeerde is dus ook correct: in de versie ‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ is een stijging in de keyness van ‘Anna’ waar te nemen in vergelijking met de nulversie. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat de woordfrequentie van de naam ‘Anna’ in de versie ‘

ZDW_HWSB_Versie1_5maart’ hoger ligt met een frequentie (97) die overeenstemt met een keyness van 26.36 en dat Theunynck de naam Anna dus toevoegde op 97 plaatsen in het manuscript. Voor de toename van de keyness, en bijgevolg dus in de

woordfrequentie, zou nog een duidelijke verklaring gezocht kunnen worden aan de hand van dieper onderzoek.

5.3.2.2. Focus op de personage-omschrijving

Vooral in de vertelstem, vond hij [, mijn papa] dat ik nog veel te veel inkijk gaf in de twijfels van het hoofdpersonage, Leonard. Hij vond dat ik dat bondiger kon houden, met één zin kan je het ook al zeggen. En hij vond dat op een paar plekken terug — [de plaatsen] waar Leonard zoiets had van ‘Tedoeme, ik had dat moeten

90 doen’. [ …] Dat was zo een beetje de rol van mijn papa, die heeft er wat meer bondigheid ingestoken. (Interview 2)

De karakterontwikkelingen van de personages zijn een cruciaal tekstelement van de roman (Hoofdstuk 2.2). Logischerwijze gaat er dus veel aandacht uit naar de wijze

waarop de karakterisering uiteengezet wordt. In tegenstelling tot de briefroman overstijgt de karakterisering van de personages stereotypering in de roman (hoofdstuk 2.2 en 2.4). De debutante koos voor een interne focalisatie gecombineerd met een intradiëgetische verteller. Behalve in de openingsscène, hier gebruikt Theunynck een extradiëgetische verteller gecombineerd met een interne focalisatie. (Hoofdstuk 1.3.2 en 3.2) Hierdoor is de bovenstaande opmerking van haar vader niet onterecht. Bij het gebruik van dit type verteller en focalisator staat de invasie centraal, waardoor de auteur soms de neiging heeft alle eigenschappen van de personages en de details van de setting overdadig en gedetailleerd uit te leggen. Deze destabilisatie is een veelvoorkomende valkuil bij debutanten. (Hoofdstuk 1.2.2) Bij het schrijven van fictie is het essentieel een consistente en evenwichtige balans te creëren tussen de focalisatie en verteller. Belangrijk hierbij is het vermijden van eentonigheid (Hoofdstuk 1.2.3 en 1.3.2). Het uiteindelijke gevolg was dat Theunynck inderdaad veel wijzingen aanbracht in verband met de personageschetsen. Kortom, haar extra redactieronde omtrent het inperken of verduidelijken van de karakterontwikkelingen en de wijzigingen hierbij, zouden dus verklaard kunnen worden vanuit genre-overwegingen.

Aan de hand van het computerprogramma Juxta zijn gemakkelijk wijzigingen op te sporen tussen twee versies van een manuscript. Logischerwijze hanteerde ik dus dit programma tijdens mijn zoektocht naar bewijsmateriaal dat de auteur de goede raad van haar vader opvolgde. Omwille van het grote aantal aangebrachte wijzigingen, heb ik ervoor gekozen om me te beperken tot het geven van drie gedetailleerde voorbeelden en deze te

verklaren vanuit genreconventies. In het beeldmateriaal is de nulversie (‘

Overliefde_ZitaTheunynck_nulversie’) steeds aan de linkerzijde van de afbeelding en de eerste versie (‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’) aan de rechterzijde van de afbeelding weergegeven.

Zoals Theunyncks vader reeds aangaf, geeft ze soms te expliciet Leonards gedachten weer aan de lezer. Een voorbeeld hiervan vindt plaats wanneer Leonard vertelt over zijn

91 seksuele aantrekkingskracht tot Anna en zijn bijbehorende spijt omtrent het niet

ondernemen van actie. In de nulversie blijft hij maar ‘doorratelen’, waardoor zijn

zelfmedelijden sterk benadrukt wordt. In de volgende versie herwerkte de schrijfster de langdradige scène tot een korte, maar krachtige en bondige gedachte, waardoor de saaie toon weggewerkt werd. Het vermijden van eentonigheid en het nastreven van een

creatieve vertelstem en klank zijn essentiële eigenschappen van de roman. (Hoofdstuk 2.2 en 2.4) Het uitvoeren van deze tekstuele aanpassing kan dus verklaard worden vanuit genreconventies.

Vergelijking 1. Langdradigheid in Leonards gedachten.

Op gelijkaardige wijze gaat de verteller soms te langdradig door over zijn fascinatie voor Anna, zoals de passage waarin Leonard uitlegt hoe mooi Anna is als ze boos is. De verklaring voor deze wijziging is dezelfde als hierboven. De intentie om de

correspondentie tussen de lezer en de auteur te optimaliseren, mag niet leiden tot

overdadige en expliciete karakterisering. Een heel gedetailleerde karaktertekening zou in dit geval namelijk eentonigheid tot gevolg hebben en dient in fictie vermeden te worden. (Hoofdstuk 1.2.3) Bovendien lijkt de verteller in een briefroman vaak afwezig voor de lezer, waardoor er meer ruimte is voor de lezer om zijn persoonlijke verbeelding te late ontluiken. Aangezien Theunynck beide genres combineert in Het wordt spectaculair. Beloofd. zouden genre-opvattingen deze inperkingen kunnen verklaren. (Hoofdstuk 2.2 en 2.4)

Vergelijking 2. Langdradigheid in Leonards liefdesverklaringen.

Tot slot werkte Theunynck niet enkel de langdradigheid in de karakteriseringen weg, maar besteedde zij ook aandacht aan de consistentie van de karaktertekeningen.

92 Passages die niet overeenstemden met een eerdergenoemde karaktereigenschap van een personage werden aangepast. In deze context voegde de debutante de zin ‘Maar niemand bood wat mama ervoor wilde’ en een extra passage omtrent het karakter van Leonards vader toe om zo een duidelijk beeld van Leonards moeder en de relatie tussen Leonards vader en moeder te geven. Ongeacht het genre, zijn correspondentie en consistentie twee noodzaken van elke kwaliteitsvolle tekst. Deze twee tekstonderdelen vormen dan ook twee van de drie tekstcriteria in Renkema’s CCC-model, een model dat efficiënte communicatie en tekstkwaliteit nastreeft. Theunyncks aanpassingen hieromtrent zijn dus niet te verklaren vanuit genreconventies, maar vanuit de tekstcriteria van het CCC- model. Desalniettemin leidt een consistente karakterisering tot een geloofwaardige uitwerking van de personages die bijdragen tot een realistische weergave van de

fictiewereld. De term realistisch houdt in dat de lezer haar verwachtingen uit de realiteit kan projecteren op de fictieve wereld. Dit behoort tot de genrekenmerken van de roman. (Hoofdstuk 2.2)

Vergelijking 3. Karakterschetsen in de nulversie en tweedeversie.

Deze aanpassingen rondom de karakterisering van haar personages tonen ook aan dat Theunynck een kritische houding heeft ten opzichte van haar werk. Ze neemt de feedback van haar lezers ter harte en tracht deze zo goed mogelijk te verwerken. (Hoofdstuk 1.2.1) Kortom de schrijfster heeft een flexibele houding en serieuze attitude ten opzichte van haar schrijfwerk (Hoofdstuk 3.1.2).

5.3.2.3 Omschrijving Griekenland

Op 10 december 2018 schreef Grossey het volgende in zijn mail aan Theunynck.

Helaas is het me door het vele andere werk niet gelukt om het dit keer in een ruk uit te lezen, zodat ik tijdens het lezen zelf niet echt een dipje had (een zeer goed gegeven ;-)), maar tijdens de boekenbeurs had ik met Erik Vlaminck een gesprek over jouw manuscript. Hij deelde zeker mijn enthousiasme, maar suggereerde, net zoals je vader dacht ik, om toch wat te schrappen. Hij had het dan vooral over (de)

93 scènes in Griekenland. Het kan het verhaal inderdaad nog versterken om daar eens naar te kijken.

Als boekendokter is het Grosseys taak om Theunynck te wijzen op de zwakke

tekstfragmenten in haar manuscript. In bovenstaande mail maakt Grossey structurele opmerkingen. Dergelijke opmerkingen in verband met de coherentie en organisatie van het manuscript, vinden plaats tijdens het redigeren (volgens de theorie uit hoofdstuk 1.2.2). In hoofdstuk 5.3.1 stelde ik reeds vast dat Grosseys redactieronde grotendeels samenvalt met wat in de theorie benoemd wordt als redigeren. Deze opmerking in verband met het herwerken van de scènes in Griekenland sluiten dus aan op de eerdere vaststelling die ik reeds maakte wat betreft Grosseys redactie.

Uiteindelijk deed Zita Theunynck veel meer dan enkel schrappen: ze nam de scènes in Griekenland opnieuw door en voerde veel wijzigingen uit. Doch, wanneer deze scènes in Griekenland uit de nulversie en eerste versie (‘ZDW_HWSB_Versie1_5maart’) met elkaar vergeleken worden op basis van de keyness-functie in AntConc, levert dit geen

resultaten op. Dit zou kunnen komen doordat de doorgevoerde vocabulaire wijzigingen zodanig miniem waren, waardoor ze door het computerprogramma niet opgemerkt werden. Een andere mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de wijzigingen geen betrekking hadden op woordenschat en hierdoor niet opgemerkt werden. Wanneer ik deze vergelijking echter maak aan de hand van het computerprogramma Juxta, wordt duidelijk dat Theunynck wel degelijk wijzingen aanbracht.

Tijdens het bestuderen van de doorgevoerde wijzigingen in deze twee versies in

AntConc, voegde ik aan elke aanpassing een van de vijftien criteria van het CCC-model toe. Dit deed ik op gelijkaardige wijze als bij de redactionele opmerkingen en

aanwijzingen uit hoofdstuk 5.3.1. Ik voerde een telling uit met behulp van de turfmethode die ik nadien omzette in een tabel in Excel. Deze telling voerde ik tweemaal uit.

Uiteindelijk gebruikte ik het gemiddelde van de resultaten van deze twee tellingen als leidraad voor de analyse. Op basis van deze telling kon ik inzicht verschaffen in Theunyncks doorgevoerde wijzigingen (Bijlage 9). Uit deze vergelijking en de

bijbehorende tabel werd duidelijk dat de wijzigingen, die de auteur doorvoerde tijdens het herschrijven, vooral betrekking hadden op vier aspecten waarvan drie uit het CCC-

94 begrijpbaarheid tussen verschillende informatie-onderdelen, eenheid van stijl en gepaste formuleringen, en het vermijden van demonstratief vertellen.

Wat betreft de inhoudelijke veranderingen, schaafde de debutante vooral bij in het aanreiken van voldoende informatie aan de lezer en het afstemmen van de informatie tussen de verschillende alinea’s en paragrafen (evaluatiepunt vier en vijf uit Renkema’s CCC-model). Het doel van deze inhoudelijke aanpassingen is het creëren van een samenhangende en consistente verhaallijn. (Hoofdstuk 1.2.3 en 2.2) In fictie ‘wordt het verhaal gedragen door het thema en voortgestuwd door de dramatische ontwikkeling en de karakterontwikkeling’ (Cann en Jespers 15). De auteur heeft als doel om zijn

boodschap zo duidelijk mogelijk over te brengen aan de lezer en een samenhangend plot is daarbij van cruciaal belang. Verwarring zou namelijk een negatieve leeservaring teweeg kunnen brengen bij de lezer en consistentie en correspondentie kunnen deze negatieve ervaring voorkomen. (Hoofdstuk 1.2.3) Deze genreopvattingen zouden kunnen