• No results found

TIJDSCHRIFT- EN DAGBLADARTIKELEN

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 161-200)

ROTTERDAM, 15 Januari 1922.

I N H O U D .

De Indische Bestuurshervorming. — Het regeringsbeleid over Indië. — »Eenig ver-trouwen". — Geboron: een muis. — De finaucieele toestand va' Nederlaudsch-Indië. — De crisis in Neder andsch-Indië. — Handelscom issadssen in Nederlnnascb-lndië. — Staats-leeningen in A „erika. - Een munt in Nederlandsch-Iudië. — De be'astingbwestie op Java. - Bezuiniging op de uitgaven in Indië. - Mr. M W.F. Treub o^er den ondernemers-raad voor Nederlandsch-Indië. — De zonde van Karang Asem. — Zelfbestuur op Bali. — De nieuwe zegelordonnantie. - Gif zuigen - Politiekerij. - Bureaucratisme. - Overheid of particulier. — Gebrek aan arbeidskrachten. — Reentszekerheid van ambtenaren. — Inlanders in locale raden. — Eenheid gewenscht. — Verspreiding van huid- en geslachts-ziekten in Nederlandsen Oost-Indië. — Vrouwenarbeid onder de Indo-Europeesche bevolking van Indië.

Be Indische Bestuurshervorming. H e t comité „ N i e u w I n d i ë " h e e f t zich t o t de E e r s t e K a m e r gewend m e t „eemige o p m e r k i n g e n " over de verdedi-g i n verdedi-g v a n h e t o n t w e r p J n d i s c h e b e s t u u r s h e r v o r m i n verdedi-g i n d e Tweede K a m e r . H e t comité o n t w i k k e l d e d e volgende b e s w a r e n :

I e . D e M i n i s t e r beschouwde h e t o n t w e r p als een s t a a t k u n d i g e h e r v o r -m i n g v a n zoo g r o o t e b e t e e k e n i s , als d e g r o n d w e t s h e r z i e n i n g v a n 1848 h a d

voor N e d e r l a n d , terwijl de I n d i s c h e r e g e e r i n g i n d e n V o l k s r a a d e r j u i s t een meer o n d e r g e s c h i k t e b e t e e k e n i s aa.n t o e k e n d e en v e r k l a a r d e , d a t alge-m e e n e beginselen er n i e t hij aian de o r d e w a r e n .

2e. Volgens den M i n i s t e r was er t u s s c h e n zijn o n t w e r p en de voorstellen d e r I n d i s c h e Herzïieiniingscoimmissie de g r o o t s t e overeenstemiming, m a a r d e v o o r z i t t e r dezer commissie z e t t e in de N. B. Ct, v a n 9 S e p t j . l . u i t e e n , hoe b e i d e voorstellen j u i s t volkomen m e t e l k a a r in strijd w a r e n .

3e. D e M i n i s t e r p r e e s de m e d e w e r k i n g v a n d e I n d i s c h e b u r e a u c r a t i e bij h e t doorvoeren v a n de b e s t u u r s d e c e n t r a l i s a t i e , m a a r h e t comité c i t e e r t u i t -l a t i n g e n v a n d e V e r . voor Loca-le B e -l a n g e n , v a n h e t vroeger© K a m e r -l i d mr. Fook, v a n m r . d r . S c h u m a n n in 10116 en ook v a n d e I n d i s c h e r e g e e r i n g s -gemiaohtigde i n d e n V o l k s r a a d bij de j o n g s t e begrootingsdeibatten, welke alle j u i s t wijzen op t e g e n w e r k i n g v a n e e n d e m o c r a t i s c h e b e s t u u r s o n t w i k k e l i n g . 4e. I n de t o e l i c h t i n g op h e t a a n den V o l k s r a a d overgelegde o n t w e r p stond a l s e e r s t e t a a k v a n de n i e u w e p r o v i n c i e zelfbestuur ( m e d e b e s t u u r ) genoemd, i n h e t N e d e r l a n d s c h e o n t w e r p werd e c h t e r a u t o n o m i e op d e n voorgrond gesteld.

D e V o l k s r a a d imeende d u s , d a t zelfbestuur ( h e t feitelijk m e e r d e r e ) zou worden vooropgesteld, terwijl a a n d e S t a t e n - G e n e r a a l w o r d t v e r z e k e r d , d a t h e t wetsontwerp in d e e e r s t e p l a a t s a u t o n o m i e (heit feitelijk m i n d e r e ) zal b r e n g e n .

5e. H e t comité wijst nog e e n s op d e zeer g r o o t e bevoegdheden, welke

aan den Gouverneur van de provincie zullen worden gegeven en vraagt tekstverbetering ter wegneming van een gevaarlijke onduidelijkheid. Het aan den raad of gedeputeerden toegekende medebestuur (art. 67a lid 6) wordt n.l. geheel in twijfel gesteld door de zonder eenig voorbehoud toe-gekende bevoegdheid van den Gouverneur op heel het terrein, dat buiten de gewestelijke huishouding ligt (atrt, 67a lid 1).

6e, De afzondering van het provinciaal financieel beheer beteekent een beperking van het budgetrecht van Volksraad en Staten-Generaal zonder dat hiertegenover een afdoende contrôle is gewaarborgd.

7e. De Minister deed het voorkomen als zouden de gewestelijke bureaux geleidelijk worden wat de provinciale griffies hier te lande zijn, maar uit het ontwerp en uit de toelichting blijkt niet, dat de raad of Gedeputeerde Staten eenig© zeggenschap over die bureaux zullen krijgen.

8e. Ten slotte betreurt het comité, dat door de inschakeling van de regentschapsraden in dit ontwerp, de algemeen gewenschte instelling thans slechts zal geschieden in gewesten, welke tot een provincie zullen zijn her-vormd. Ook wil de Minister meer beperkte bevoegdheden zien toegekend, dan het door den Volksraad goedgekeurde Indische ontwerp^regentsohaps-raden, waarvan de spoedige invoering nog op IS Juli j . l . door dit college is gevraagd, een verzoek, waaraan de Minister zelfs geen aandacht schonk.

* *

Het regeeringsbdeid over Indië. De N. B. Ct. schrijft, dat zij: Indië ten * volle credietwaardig acht voor het opnemen van de bemoedigde gelden tot dekking van de bestaande tekorten, dit sluit — het behoeft nauwelijks ge-zegd te worden — niet uit, dat ook de N. B. Ct. het sluitend maken van de Indische begrooting, in het bijzonder wat den gewonen dienst betreft, een eerste vereischte voor een goed financieel beheer achte. Men moet echter, ter beoordeeling van het in de laatste jaren ontstane tekort er mede rekening honden, dat Indië, zoo goed als Nederland, in de oorlogs- en daar-opvolgende jaren crisis-uitgaven heeft gehad.

Het Hottendaimsche orgaan meent, dat de minister tegenover de aard-olie-maatschappijen een traag, onvast en aarzelend beleid heeft gevoerd, waarover het .reeds meer dan eens (29 October en 16 December 1ÖI20) zijn oordeel heeft uitgesproken, en dat ook bij de thans ingediende begrootin«

inzake de petroleumbelasting nog wordt voortgezet.

Het blad zet dit naden- uiteen, om te concludeerem :

H e t had op den weg der regeering gelegen het vorige jaar tot de in-voering over t e gaan van een op denzelfden voet ingerichte belasting van de olie-maatschappijen. Zij heeft dat niet gedaan en heeft instede daarvan, met de noodige vertraging, het voorstel gedaan tot verhooging van de uit-voerrechten met vaste bedragen. De Volksraad verhoogt die toedragen doch de minister ziet dan van zijn heele voorstel af! Nieuwe vertraging, besparing van belasting voor de oliemaatschappijen.

„Voor eene bijzondere heffing van de olie^maatschappijen is aanleiding èn te meer aanleiding, omdat de daarmede gemaakte winsten een gevolg zijn van den natuurlijken rijkdom van den Indischem bodem èn omdat deze rijk-dom, eenmaal geëxploiteerd, voor goed verdwenen zal zijn. Wij iwenschen geenszins heffingen, die het bedrijf onmogelijk maken, noch voor de olie-ondef nemingen, noch voor andere, doch wij achten hot een recht van Indië een aandeel op te vorderen van de werkelijk gemaakte winsten. Het minis-terieele belastingbeleid tegenover de olie-maatschappijen is 'er één van

weifeling, onthouding en vertraging, dat naar twee kanten scherpe con-trasten te zien geeft. Naar den kamt van dezelfde oliemaatschappij, toen het gold deze het uitsluitend recht t e goven voor de exploitatie door de Ned.-Ind Aardolie Mij van de Djambi-velden, toen met o-verhaasfmg en zonder mededeelino- aan de Kamer va.n de door de Amerikaansche regeeriiig geuite, w e i c h e n eu bezwaren eene beslissing werd uitgelokt. Een scherp contrast ook met de wijze, waarop ruw-weg nieuwe lasten op de inlandsche bevolking worden gelegd door verhooging van de invoerrechten — een plan waarvoor niemand in ons blad één woord van bijval zal verwachten ! - en de lucifers-acciins, onderscheidenlijk met 25 en 50 pCt., en de verdubbeling van de slaontbelastiiig, In een de vorige week te Leiden verdedigd, zeer doorwerkt proefschrift heeft mr. Huender op grond o.m. van de gegevens van de ver-slagen der imiindere welvaarts-commissie becijferd, dat het gemiddeld inkomen

(de opbrengst van gronden inbegrepen) van den Indonesier op Java en Madoera per jaar op f 181 is te stellen en dat hij daarvan reeds nu aan belasting moet betalen in geld f 13.50 of 8,3 pCt„ en indien men de lasten in arbeid en grondderviiig mede-rekent, f 22.50 of 13,2 pCt. De lasten voor deze menschen, wier gemiddeld miaandelijkseh budget nog geen f 14 be-draagt, te verhoogen, en in gebreke te blijven van de millioenen-winst makende olie-maatschappijen eene bijdrage te vorderen op denzelfden voet als van de andere gr-o-o-te ondernemingen in Indië, is met elkaar m schrij-nende tegenstelling. Het is een politiek, die niet zal nalaten gevolgen te dragen, waarvoor nu of later de verantwoordelijkheid zwaar zal komen te drukken."

* *

Eenig vertrouwen". Wel zeer bedachtzaam laat de regeermgzich in haar memorie van -antwoord ter zake van de ontvoogding uit, meent üe Loc. :

Van acht regentschappen zijn de resultaten bekend en die luiden ovei het algemeen gunstig". „Zoodat" - voegt de regeering; er gereserveerd aan toe — „de toekomst op dit gebied met eenig vertrouwen mag worden tege-moet gezien." , . . ,

Is het no-odig dat de regeering: -zich zoo omzichtig uitlaat over het inslaan van een weg waarop niet meer kan worden teruggetreden ?

En is het nuttig?

Alwie met de n-oodige- praktische wijsheid de staatkundig© ontwikkeling Tan Indië in beschouwing vermag te nemen, zal zich weten te hoeden tegen overdreven verwachtingen omtrent de dadelijke resultaten der ontvoogding van het Inlandsen bestuur. Hij zal zelfs uit het aanvankelijk, „over het algemeen gunstig" oordeel omtrent een ontvoogding, die immers nog slechts bif selectie en dan neg binnen uiterst beperkte banen is ingevoerd, nog met coincludeeiren dat de ontvoogding nu verder glad en zeker en zonder schokken of Staaten voort zal kunnen gaan. Maar hij zal ten minste aan zijn prak-tische wijsheid meer -dam „eenig" vertrouwen oiitleenen omtrent hetgeen de toekomst in deze- richting brengen zal.

Zeker, -de weelde van het vermeerderde gezag -zal straks wel eens een regent te zwaar te dragen worden. Er zullen wel ontvoogdings-iperfcar-a's ontstaan.

Ja, het zal hieir of daar wel eens heelema-al o-ver de schreef gaan.

Maar dien overgangstijd kan men niet ontloope-n. En, zoo-al-s gezegd, op den eenmaal betreden weg kan men onmogelijk weder terug. En dus moet dat eerste ge-pok en gemazel maar worden ver-dragen.

Het komt er -dan slechts op aan een logisch verband te bewaren tusschen de uitbreiding, in breedte en diepte, van de ontvoogding en de hervorming

van het bestuur in de richting van regentsehaps- en desaraad. Want hierin immers, in de oprichting; van publieke tribunes, waiar de Inlandsche bevol-king haar eigen bestuurderen ter verantwoording kan roepen, ligt de brei-del tegen misbruik gereed.

Ook wij, Westerlingen, hebben onzen tijd van zwijgende poorters en dor-pelingen en van ovenimaclitig© regenten en heeirscheinde. heeren gekend. Maar het volksbewustzijn is gegroeid en de bestuurden zijn hun bestuurderen verantwoording gaan vragen. En toen eenmaal een wettig gewaarborgde publieke behandeling der publieke »aak den gezagvoerders rekenschap afdwong van hun bestuur, is de groote kentering in ons staatkundig leven gekomen. Het was uit met machtsmisbruik en eigenibatig bestuur. De angst voor de schande der openbare aanklacht deed den machthebbers °de strengen aan.

Wie nu gelooft dat wat daar ook in deize Oostersehe volken sinds j a a r ' e n dag aan zelfbesef is gaan leven, in staatkundige banen kan worden gericht, zal vertrouwen dat het hier straks zoo. als overal elders ter wereld zal gaan.

Machtsoverschrijding wellicht, neen: allicht, aan den eenen k a n t ; kritiek, aanvankelijk onbeholpen, doch krachtiger en doeltreffender naarmate zij mieer weerstand ontmoet, aan den anderen kant. Totdat ook hier het even-wicht tusschen gezag en recht is gevonden.

Van een regeering, die op zoovele andere plaatsen, bewees den wiekslag van den tijd te onderkennen, hadden wij dan ook in het woord tot den Volks-raad over de ontvoogding nog iets meer dan ,,eenig vertrouwen" verwacht.

»

Geboren: een muis. De machtige: berg der centrale 'bureaucratie' ligt in de kraam van een nietig .muisje.

De nivellieeringsivoorstellen zijn ingediend.

Voorwaardelijk, onvolledig en van het merk der onmacht voorzien, aldus De Loc, die vervolgt:

Voorwaardelijk Uitdrukkelijk immers verzekert de regeering „dat over de onderwerpelijke' voorstellen niet vooraf overleg niet den minister van koloniën kon worden gepleegd, zoodat, ook indien de Volksraad zich met de voorstellen kan vereemigen, nog geen zekerheid bestaat dat zij door den minister worden overgenomen."

De Volksraad, de voorstellen in studie nemend, zet zich dus aan een werk, dat straks zal kunnen blijken monnikkenwerk te zijn geweest. Nu deed hij zulk werk reedis bij herhaling en daartegen gaat dan ook het protest van het lid Kerkkamp. Onder het geldend stelsel van koloniaal bestuur is echter zulke vergeefsche arbeid nu eenmaal niet steeds t e vermijden. Maar in dit geval kon den Volksraad het moninikkenwetrk bij voorbaat zijn bespaard. De regeering, die in haar nota aan den Volksraad op 7 April verzekerde „dat het den G-ouverneur-Gemeiraal niet mogelijk was gebleken reeds toen een ge-vestigd oordeel uit t e spreken," heeft in de acht maanden, sedert verloopen, toch stellig volle gelegenheid gehad om eigen en ministerieel oordeel te kennen. Zooal niet 'Omtrent de gedetailleerde uitwerking der te aanvaarden beginselen, dan toch wel ten aanzien van die beginselen zelf. Wij leven niet meer in mid-oorlogstijd, toen de mails in het oude zeiltempo waren ver-vallen, doch in de periode der herstelde trainsportsnelheid en der onbelem-merde werking van de telegraaf. Ergerlijk is dan dit nalaten vain een prak- • tisch stellig mogelijk overleg. Ergerlijk en onverdedigbaar. En de Volksraad behoorde zich daar niet bij near te leggen.

Onvolledig De regeering erkent het. Men komt met haar voorstellen

„eigenlijk" tot „partieele ai volleer ing", tot „den eersten stap om orde te scheppen in den chaos" „Voor bet lager technisch personeel is de her-ziening nog niet gereed ; verder zullen categorieën, in de ondarwerpelijke voorstellen ,110g niet begrepen, nader in behandeling genomen moeten wor-den". ,,Bij de bewerking der onderwerp elijke voorstellen bleek meer en meer hoe omvangrijk en moeizaam de arbeid i s " . Voor de kostenraming zelfs „zijn slechts een aantal steekproeven genomen, terwijl overigens de berekening is verricht naar meer of minder ruwe gemiddelden".

Maar dit non possumus laat zich maar zoo niet aanvaarden. De regeering bad haar woord verpand. Zij zou gereed zijn, eerst al tegen de voorsjaarszdt-ting, nu zekerlijk tegen de najaarszitting. Ein ziet, zij moet weeir verklaren dat ze met een onafgemaakt thema, verschijnt... „Omvangrijk" en „moei-zaam" beet de arbeid. Wie, die bet betwijfelt? Maar zulke 'arbeid is er dan om door ons leger van blijmoedige werkers blijmoedig te worden verzet. Welk een omvangrijk en moeizaam, werk valt er ia het particulier bedrijf niet soms met heel wat minder werkkrachten te verlichten ! En daar komt het onder den zweepslag van het heilige, moeten gereed. Het bad der regeering, een zaak van eer moeten zijn cm voor den Volksnaad met een volledig ontwerp te treden. Dan had in de toelichting het tevreden tikje op de eigen borst niet misstaan.

Inderdaad, bet merk der onmacht rust op dit ontwerp. Na breedsprakig©

beschouwingen, waarachter men bet onvermogen gevoelt om kort en duide-lijk, plain izooals de Britsche rapporteur dat o.m. zoo uitnemend vermag, te zeggen waar het op staat, loopt de toelichting hakkelend aan op de eenige mogelijkheid1: „te trachten het nivelleeirmgsstelsel aan t e passen aan de praktijk". Het staat er als een vondst. Maar waaraan anders zou ooit een nivelleeringsstelsel kunnen worden aangepast? Niets „grauer" immers dan juist alle nivelleeringstheorie.

De praktijk

Is de regeering zich werkelijk van haar onontkoombare eischen bewust?

Men raakt in twijfel, wanneer men eemerzijds kennis neemt van haar voor-nemen cm „naar beneden" te nivelleer en — het recht om tot vermindering der bezoldigingen te geraken behoudt zij zich uitdrukkelijk voor —, ander-zijds baar betoog volgt, waarin zij ten aanzien van tal abnormaal zoowel als normaal bezoldigde betrekkingen eender verwachting aan verhooging dan verlaging wekt. Immers, erkent de regeering, de werving in Nederland levert onvoldoende resultaten omdat Indië in vergelijking met het moeder-land geen opmerkelijke voordeelen meer biedt, en, de werving in Indië laat een tekort omdat de behoefte het aantal aanwezige werkkrachten overtreft, De ijzeren wet van vraag en aanbod blijft, dus regeeren. Nu en altijd. En daarmede ligt elk stelsel, dat uitsluitend het vraagstuk in de theoretische formule „een billijke belooning voor bewezen diensten en verwerven capaci-teiten" denkt te vangen.

Intusschen : hij is geboren, de muis. Of hij ook eetn staart heeft, zal te zijner tijd wel blijken.

* *

«

De financieeïe toestand van Ned.-Indïê. De heer J. E. Stokvis, oud-baofdredacteur van De Locomotief, wijdt in Economische Stat. Bet. opnieuw een beschouwing, aan dien financieelen toestand van Ned.-Indië. I n hoofd-zaak betoogt de schrijver, dat de ongunstige opvattingen, die thans om-t r e n om-t den financieelen om-toesom-tand van Ned.-Indië heeirschen, en die ook om-toom-t de mislukking der jongste Indische leaning hebben bijgedragen, een gevolg

r zijn van de felle en ,z.i. ongemotiveerde campagne tegen de Indische fkian-cieele politiek. Hij becijfert, dat van het geraamde tekort op de Indische diensten 1912/22 tot een totaalbedrag van f Iilö4 millioen niet iminder dan /' 806 millioen moet worden afgetrokken voor buitengewone uitgaven, d.w.z.

voor werken, bijna zonder uitzondering van commercieel-productief karak-ter, terwijl eveneens afgetrokken moeten worden terug te ontvangen uit-gaven voor voedselvoorziening, achterstallige, nog invorderbare belastingen, enz,, waarna slechts een tekort van f 106.84 millioen resteert, d.w.z.°o-e-middeld nog geen f 10 millioen per jaar, terwijl dan overigens letterlijk alle financieel« oorlogsgeivolgen uit de gewone kas zijn betaald. De heer Stokvis poogt een berekening te maken omtrent den omvang van deze uit de gewone middelen betaalde oorlogskosten en komt hierbij ruw genomen, voor zoover de begrootingscijfers eenige conclusie toelaten, tot een bedrag van minstens f 375 millioen. Hij betoogt voorts, dat de Indische kiasmoeilijkheden, die door nagenoeg alle critici op rekening worden gesteld van den afgetreden land-voogd^ in werkelijkheid de schuld zijn van den tegenwoordigen Ministei van Koloniën. Er is niet tijdig gezocht naar buitengewone middelen tot dek' king van de buitengewone, oorlogsuitgaven. De- administratie bleek volkomen onmachtig, de nieuwe belastingen, toen zij eenmaal waren vastgesteld, door te voeren. De minister beeft de Indische belastingvoorstellen,, die op invoe-ring met ingang van 1080 waren berekend, zoo lang aangehouden, dat zij eerst in Mei ÏSÖH' het Staatsblad konden bereiken, hetgeen volgens de Indi-sche regeering alleen al aian vertraging van inkomsten uit verhooging van invoerrechten en accijnzen en uit de teruggenomen verkeersbelasting Indië een schade heeft berokkend van minstens f 20 à 25 millioen. De post rente en aflossing groeide over het bovengenoemde tijdvak met f 168 millioen. De schrijver acht het een uiterst gunstig teeken voor de goede gezondheid van bet Indische finaucieele lichaam, dat heel die stijging aan rente en aflossing in ruimte zal worden opgebracht door de winsten uit landseigen dommen, waarop de Indische schuld voor het overgroote deel rust. De bezittingen van Indië aan ondernemingen en duurzaamheidswerken overtreffen verre het geheele bedrag van de Indische schuld. Indië heeft geen cent ongedekte schuld, is in dit opzicht een uitzondering in wel heel de beschaafde wereld.

De Indische huishouding is zuinig verzorgd. De Indische staat is rijk. De bestaande moeilijkheden, aldus de heer Stokvis, zijn uitsluitend veroorzaakt door een late en slechte verwerking van onvermijdelijke oorlogsgevolgen.

* * #

Be crisis m Ned-Indië. In een artikel, opgenomen in Koloniale Studiën van October v.J., bespreekt de heer E. Helfferich, aan de hand van de be-schouwingen in het laatste jaarverslag der Javasche Bank, de crisis in Ned.-Indië. Hij wijst op de geweldige uitbreiding, die handel en verkeer in Indië in de laatste jaren hadden ondergaan. I n de beide jaren na den oorlog liep volgens de waarde de ibuitenlandsche handel op tot een cijfer, gelijkstaande met dat der -zes laatste vredesjaren, en kwam het uitvoer-surplus het totaal van 16 viredesjaren nabij. Handel, cultures, regeerino-en inboorlingregeerino-en werdregeerino-en -door eregeerino-en soort van grootheidszucht overvallregeerino-en. De expansie en intensiveeringspogingen kregen een nieuwen sterken impuls.

Hierop is thans een zser ernstige terugslag gevolgd.

De verkoop van den suiikeroogst tot f 16 per picol heeft de situtatie nog eenigszins staande gehouden, imaar die steun zal, voor zoover men be-oordeeilen kan, in het volgend jaar ontvallen. Ned.-Indië is in de eerste plaats exportland. Van de mogelijkheid van uitvoer en winstgevende prijzen

i

a m e r bodemproducten hangt aijii welvaart grootendeels af. De eigen kracht der kolonie is door de inwendige crisis verzwakt. De gromde« dier inwendige crisis liggen op een geheel ander gebied dan die der wereldcrisis. Zij liggen in de gedurende de laatste tien à vijftien jaren geforceerde economische expansie, de uitbreiding der staathuishouding, en het buiten verhouding uitdijen van het aantal Europeesehe arbeidskrachten en ambtenaren.

De buitengewoon hooge productenprijzen hebben de ondernemingen in staat gesteld, eiken prijs voor de benoodigde werkkracht te betalen De inlanders zijn dientengevolge verrijkt.. Bij hen is een afkeer van arbeid en een zinken van arbeidsprestatie ingetreden, alsmede een gevoel van onrust en van kracht, dat zich in de iniandsche beweging uit. De prijsstijging der arbeidskrachten heeft buiten alle verhouding gestaan tof het duurder wor-den van wor-den levensstandaard der inlanders. De schrijver meent, dat de at-stand tusschen Europeanen en inlanders moet worden hersteld, economisch en maatschappelijk. De productie-kosten moeten worden verlaagd en de

De buitengewoon hooge productenprijzen hebben de ondernemingen in staat gesteld, eiken prijs voor de benoodigde werkkracht te betalen De inlanders zijn dientengevolge verrijkt.. Bij hen is een afkeer van arbeid en een zinken van arbeidsprestatie ingetreden, alsmede een gevoel van onrust en van kracht, dat zich in de iniandsche beweging uit. De prijsstijging der arbeidskrachten heeft buiten alle verhouding gestaan tof het duurder wor-den van wor-den levensstandaard der inlanders. De schrijver meent, dat de at-stand tusschen Europeanen en inlanders moet worden hersteld, economisch en maatschappelijk. De productie-kosten moeten worden verlaagd en de

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 161-200)