• No results found

Twee verschillende stijlen die vaak worden samengesmeed in de dans. Het eer-ste deel, tientos, heeft een langzamer, meer gedragen karakter en is donkerder in literair opzicht. Van zwaar gaat het naar lichter in de wisseling naar tan-gos, een stijl die ruimte biedt voor meer uitgelatenheid en levenslust, en die zeer dansbaar is. Beide zijn 4/4 maatsoorten en deze eenheden van vier tellen per maat verleiden de luisteraar in de meer uptempo tangos al snel tot bewe-gen.

Ik ben terug in Spanje. Op de Veluwe heb ik nog eenmaal alle steunbetuigingen gelezen die ik heb ontvangen toen ik in het huis van mijn moeder zat. Daarna heb ik ze in het haardvuur gegooid. Ik hoop dat niemand zich beledigd voelt. Maartje heeft me bij mijn gangkast afgezet en daar heb ik de crematiebandjes, de dagboeken van Marieke en de notities van mijn moeder weer opgeborgen. De gangkast begint steeds meer op een mooi altaar te lijken. Ik kan ernaar kijken als ik wil, maar het hoeft niet.

Mijn dagboeken heb ik per post naar mijn zolderkamer in Barcelona gestuurd. Natuurlijk stelde ik het uit om ze te lezen.

Uitstel van moeilijke dingen is een patroon geworden, en er zijn ook nog eens zoveel dagboeken, meer dan twintig. Ik kwam

schor van de Veluwe terug, bijna buiten adem, maar ik heb opge-treden; ik heb gezongen op huwelijken, met een jazzpianist op-getreden in diverse zalen, ik ben met een deeltaxi naar Madrid gereden om de markt voor mijn album en optredens daar te on-derzoeken.

Maar nu moet ik mezelf toch echt weer herinneren aan mijn missie: mijn kast – lees: leven – opruimen. Ik was gebleven bij een passage in mijn dagboek over strubbelingen tussen mij en Martijn. Hij had me gevraagd de ramen te lappen, maar toen ik aan het ontbijt zat, belde Anna in paniek op omdat haar bank-pas en portemonnee de avond daarvoor waren gestolen. Ik ging naar haar toe om haar mentaal te steunen en van de huishoude-lijke klus kwam niets. Anna ging over tweeënhalve week naar Costa Rica, maar was de laatste tijd wild op stap geweest en had een hoop lol gehad (in bed) met verschillende jongens. Nu wil-de ze weer met beiwil-de benen op wil-de grond belanwil-den, want ze moest nog een hoop regelen. Ze hoopte dat haar nieuwe pas binnen twee weken zou komen.

Bij haar thuis liet ze me haar enorme Costa Rica-map zien met daarin alles wat ze daar voor haar scriptieonderzoek moest doen. Samen met Su deed Anna onderzoek naar lokale partici-patie in de politiek van burgers in kleine gemeenschappen. En om goed beslagen ten ijs te komen, moesten ze een halfjaar in een tropisch land verblijven, daarvan hadden ze hun scriptiebe-geleiders weten te overtuigen.

Gebogen over de map zei Anna dat ik vooral op bezoek moest komen, en ik ging daar grif op in. De reis kon deels dienen om op proef bij Martijn weg te gaan. In juni 2001 zat ik in het vlieg-tuig en schreef in mijn dagboek:

Soms denk ik dat ik met enige regelmaat spanning in mijn leven nodig heb om mezelf bij de les te houden, om mijn zintuigen op scherp te zetten, mijn lichaam te voelen zinderen van de

aange-name nervositeit, de longen uit mijn lijf te schreeuwen. Ik vrees dat die spanning vaak te maken heeft met de komst van nieuwe mensen in mijn leven. Tijdens mijn eerste conservatoriumjaar heb ik zoveel interessante, muzikale mensen leren kennen en daar krijg ik een kick van. Nu ben ik in de ban van Jens, een Duitse drummer die ik via het conservatorium heb leren ken-nen. Ik voel me ontzettend tot hem aangetrokken. Ik geloof dat ik veel aandacht nodig heb, en dan vooral van mannen. Toch lukt het me steeds beter om vrouwenvriendschappen op te bou-wen.

Toen ik bij Anna en Su aankwam, zag ik dat ze zich al helemaal thuis voelden in Costa Rica. Het zou me nog moeite kosten me geen buitenstaander te voelen. In de oorspronkelijke opzet zou ik alleen met Anna een reis door het land maken en zou Su erop-uit trekken met een vriendin die tegelijk met mij op bezoek kwam. Maar Su wilde liever met z’n vieren gaan, omdat ze een maand eerder bij een rondreis met haar vriend door Nicaragua een pistool tegen het hoofd had gekregen en was beroofd.

We brachten een aantal dagen door in Cahuita, een stadje aan de oostkust van Costa Rica, met zwarte stranden en een kalme zee, waar de rasta’s goed vertegenwoordigd waren en iedereen Engels sprak met een vet Jamaicaans accent. Ik genoot van de zorgeloosheid.

Terwijl de vlinders om me heen dartelden, fantaseerde ik over Jens en sprak ik over mijn relatie met Martijn, zo vaak als ik aandacht durfde te vragen. Ik had bevestiging nodig, wilde ho-ren dat we niet goed voor elkaar waho-ren. Zelf was ik daar nog niet volledig van overtuigd, want als ik Martijn zou verlaten, zou ik een deel van het verleden met Marieke en mijn moeder aan de kant zetten, en misschien dat geen enkele geliefde na hem ooit weer zo dichtbij zou komen. Ik werd bevestigd in mijn twijfels over onze relatie.

We trokken vier dagen onder leiding van een gids de jungle in van het Parque Nacional La Amistad. Het deed denken aan een survivaltocht, waarbij we door zee moesten waden met lich-te bepakking en lich-te midden van duizenden exotische dieren in het oerwoud sliepen. Ik vond het zo spannend dat ik mijn leven met Martijn in Nederland compleet vergat.

Anna en Su hadden een huisje in het Engelstalige deel van het land, en eenmaal terug op de basis brak het grote luieren weer aan, met een uitstapje zo nu en dan. Ik sprak nog geen Spaans.

Als ik me in het Spaanstalige deel voorstelde aan de lokale bewo-ners en zei dat ik Lonneke heette, begrepen ze niet wat ik zei.

Anna stelde voor mijn naam te versimpelen en te laten eindigen op een A. Ik stelde me voortaan voor als Lonna, maar dat ver-stonden mensen als Luna. ‘Oh, qué nombre más bonito, wat een mooie naam,’ zeiden de Costa Ricanen dan.

Ik leerde dat Luna ‘maan’ betekent en ik vond het fijn zo te worden genoemd. Vroeger lieten mensen mijn naam rijmen op

‘zonneke’, maar twee jaar na de dood van mijn moeder voelde ik me helemaal niet zonnig. De symboliek van een licht dat voor-namelijk in de duisternis schijnt, sprak me aan.

Ik wilde afscheid nemen van Lonneke, het meisje uit een dorp dat niet wist hoe ze met alle ellende om moest gaan, dat zware verliezen had geleden en somber door het leven ging. Uit haar as zou Luna als een feniks verrijzen. Lonneke had een energie die me naar de grond trok en me klein hield. Luna gaf hoop, steeg op uit de duistere krochten en bevrijdde zich van haar ketenen.

Ik kreeg een alter ego, al zou het nog jaren duren voordat dat zich durfde te manifesteren.

Het was de periode waarin je voor het eerst een e-mailadres nam, en ik maakte een adres aan met de naam Luna erin. Anna zei: ‘Zo’n naamsverandering en een nieuwe identiteit zijn na-tuurlijk heel aantrekkelijk voor jou. Dat snap ik best.’ Later

in-formeerde ik bij de gemeente Amsterdam of je zomaar je voor-naam kon veranderen, en dat bleek geen enkel probleem. Mijn achternaam wilde ik houden, al was het alleen maar om de naam van mijn zus en mijn vader voort te zetten. Mijn handtekening hoefde ik niet te wijzigen. Een L. en een Z.

Martijn haalde me op van Schiphol en zijn gezelschap voelde vertrouwd, maar tegelijkertijd lag er een steen op mijn maag. Ik wist nog steeds niet zeker of ik ons verbond wilde verbreken.

We namen de trein en spraken over wat we in elkaars afwezig-heid hadden gedaan – over mijn nieuwe alter ego zweeg ik. We kwamen thuis en het contrast tussen de dagen in Costa Rica en de Kanaalstraat was levensgroot. Ik bereidde me voor op de ope-ningszin van mijn uitmaakspeech.

Martijn bedacht weer uitjes om zich van zijn ondernemende kant te laten zien. Net zoals hij dat vroeger had gedaan. En net zoals mijn vader vroeger deed. Ik was nog nooit naar de Zaanse Schans geweest, en daarom moesten we daar van Martijn maar eens heen. We liepen tussen de Japanse toeristen en ik merkte dat mijn afstand tot hen niet veel verschilde met de afstand die ik tot Martijn voelde.

Als we knuffelden, ging ik vaak op een verhoging staan om op dezelfde hoogte als hij te komen. Eén keer stond ik per toeval op een bankje; Martijn deed een toenaderingspoging en ik merkte dat ik geen lichamelijke intimiteit meer met hem wilde.

5 juli 2001 maakte ik het uit. Martijn huilde. We waren zes jaar, acht maanden en acht dagen bij elkaar geweest. Daarna bleef ik nog anderhalf jaar lang hopen dat we toch een vorm zouden vinden om samen verder te gaan, en we bleven elkaar ook na de beëindiging van de relatie nog regelmatig zien.

Een paar maanden later had hij voor mijn verjaardag kaarten voor een optreden van Destiny’s Child in Rotterdam gekocht, om samen naartoe te gaan. Ik genoot van het concert, was onder de indruk van Beyoncé, die ontzettend goed zong terwijl ze al

even goed danste. We sliepen in hotel Bazar, ook dat had Mar-tijn geregeld.

En vlak voordat we gingen slapen, wilde hij seks, maar ik vond het niet meer prettig. Halverwege duwde ik hem van me af. Ik vond het rot voor hem. En ook voor mezelf: Martijn is van mijn vier relaties degene geweest die zich verreweg het meest probeerde in te leven in wat ik leuk vond. Het was nu écht voor-bij.

Van half oktober 2001 tot januari 2002 kon ik terecht in een huis in de Mauvestraat, een grijs pand dat me somber maakte.

Ik miste mijn moeder en ik miste Martijn. En eind oktober volgde ik de raad van Aranka eindelijk op: ik ging in therapie en kwam terecht bij een vrouw die gespecialiseerd was in rouwver-werking. In mijn dagboeken duidde ik haar steevast aan met A.A.

Ik had me altijd door Martijn laten vertellen wat ik voelde, ik had me door hem laten opbeuren als ik emotioneel aan de grond zat. En als zijn peptalk en analyses niet volstonden, propte ik me vol met zoetigheden en kocht ik kleding, boeken en cd’s die ik niet droeg, niet las, niet draaide. Er moest iets uit mij. Het maakte niet uit hoe. Een schreeuw, tranen, woede. ‘Je kunt ver-driet pas verwerken als je troost krijgt,’ zei A.A. Maar hoe kreeg ik troost?

Ik voelde een lichte aversie tegen haar; ik wist ook wel dat dit geen persoonlijke kwestie was. A.A. vormde een bedreiging, omdat zij in me ging wroeten en ik niet wist wat er naar boven zou komen. Misschien wel niets, dat zou pas erg zijn. We namen ons voor de eerstvolgende sessie te beginnen met herinneringen aan mijn vader. Misschien kon ik een foto meenemen? Ze raad-de me aan in het dagelijks leven al te beginnen met formuleren wat ik dacht, me weloverwogen en bewust te uiten.

Ik was na dit eenvoudige intakegesprek hondsmoe en doolde uren doelloos door mijn huis. Ik spijbelde van de les

jazzge-schiedenis, nam me voor naar zangles te gaan, maar treuzelde net zo lang tot het te laat was. Ik weet de vermoeidheid aan mijn lange schooldagen. Daarnaast zong ik samen met collega-zan-geres Odeke in een nieuwe band met de naam Fresh Import, en dat vrat ook energie, omdat ik hun repertoire nog niet kende en me nog moest bewijzen.

Naar de stemvormingsles van Annett ging ik wel, maar tot zingen kwam ik daar niet. Ze vroeg hoe het ging en ik antwoord-de met tranen. En daarna praatten we. ‘Neem antwoord-de tijd voor je the-rapie en zet schoolactiviteiten op een laag pitje. Ga alleen naar de lessen waarbij je je goed voelt. En ga vooral veel naar buiten.

Ga wandelen, fietsen, naar het strand,’ raadde Annett me aan.

Hoe kon ik nou én tijd nemen voor de therapie én naar het conservatorium gaan, ook al was dat maar sporadisch? Ik herin-nerde me mijn gesprekken in het Van Gogh met psychiater Meerdinkveldboom. Toen vond ik het ook al onbegrijpelijk dat iemand in de ochtend kon koffiedrinken met anderen en daar-na kon studeren. Ik wilde dat ook kunnen. Heus. Ik wilde mijn dagen in vakken indelen. Ik wilde gecontroleerd verdriet toela-ten. Ik wilde de regie over mijn eigen emoties houden. Was ik niet alleen gaan wonen om vooral zélf na te denken, zélf conclu-sies te trekken, zélf dieper op de dingen in te gaan? Nou dan.

Ik vermoedde dat ik te lui of te oppervlakkig was om diepgra-vend zelfonderzoek te verrichten. Ik zag het in mijn lessen. De hoofdvakles van docent Gé, waarin we de stof van de andere les-sen in praktijk moesten brengen, duurde drie kwartier. Dat vonden mijn klasgenoten altijd te kort, ze wilden zoveel meer bespreken en onderzoeken. Ik zong een liedje en dacht na twin-tig minuten: Ja. En nu? Mijn klasgenoten plozen hun stukken thuis uit, keken hoe ze harmonisch in elkaar zaten en welke toonladders erbij hoorden, en die zongen ze over de akkoorden.

Vervolgens vergeleken ze verschillende uitvoeringen van het-zelfde nummer met elkaar. Ik zong het liedje een aantal maal en

dat was het dan. De hartstocht die bij mijn voorbereiding voor het toelatingsexamen in me had gebrand, was verdwenen zodra ik was aangenomen.

Eigenlijk wilde ik de openbare voorzingavond overslaan. Ik legde Gé uit dat ik in therapie was en me wankel voelde. ‘Bereid het voor en kijk hoe je je die dag voelt. Als het niet gaat, dan gaat het niet,’ was zijn antwoord. Overdag zong ik en het voelde niet goed, maar ik hoopte dat ik zou opknappen van een optreden.

Een klasgenoot belde om te vragen of ik met hem wilde ruilen van tijdstip. Ik vond het goed om vóór in plaats van na de pauze te zingen.

Geconcentreerd betrad ik de Ellington-zaal en gaf de zang-coördinator de titels van mijn stukken en de namen van de mu-zikanten met wie ik optrad. ‘Dat had je eerder moeten doen,’ zei hij geërgerd. Hij had een kloppend schema voor de avond en ik schopte dat in de war. Ik legde uit dat ik geruild had, maar kon hem niet overreden, en nu rolden de tranen weer over mijn wangen. Ik werd opgevangen door Gé, Annett en Anna, die voor mij naar het optreden was gekomen.

Op zondag, nadat we ons vaste repertoire hadden gespeeld, vertelde ik de jongens van Thuss dat ik met therapie was begon-nen en nadacht over de vraag welke troost ik van mijn vrienden wilde. Halverwege mijn uitleg onderbrak ik mezelf met grapjes, raakte de draad kwijt, voelde me geërgerd en gefrustreerd, huil-de en begon weer ergens in het midhuil-den. Als altijd waren huil-de mannen lief. ‘Neem je tijd, het hoeft niet allemaal nu meteen te kloppen of te lukken.’

‘Probeer wat meer stil te staan bij je vermoeidheid,’ zei A.A.

‘Wellicht hoef je niet altijd complete verslagen uit te brengen bij je vrienden en vriendinnen en is het soms fijner om alleen maar even bij hen te zijn. Dan kun je je altijd nog bewust zijn van je verdriet, maar hoef je dat niet tot op de bodem uit te zoe-ken, want daar word je ook moe van.’

Ja, ja. De volledigheidsziekte, daar was-ie weer.

We probeerden een oefening om ‘meer in mijn lichaam te ko-men’. De opdracht was: ‘Doe je ogen dicht, volg een denkbeel-dig draadje van je kruin naar je tenen en kijk wat je onderweg tegenkomt.’ Ik zag mijn hoofd van binnenuit als een grijs be-klede bol. Verder naar beneden stopte het draadje. Ik begon van voor af aan en het draadje stopte weer onder mijn kin. ‘Probeer eens op je ademhaling te letten,’ zei A.A. Ik verplaatste de lucht van mijn borstbeen naar mijn buik. En de tijd was om.

’s Avonds belde Aranka. Ze vroeg hoe het ging en ik stak van wal, maar herinnerde me de raad van A.A. toen ik de vermoeid-heid in mijn stem traceerde. ‘Meer wil ik even niet over mezelf vertellen.’ Prima, vond Aranka. Ik had een grens gesteld en was tevreden. Toen ik had opgehangen, noemde ik iedereen op die ik nooit meer zag: Bernadette van het ziekenhuis waar Mieke had gelegen, Bas Aaf, Noël Vergunst, Anoek van de medezeg-genschapsraad, en ik noemde de mensen met wie ik me op dat moment omringde. Ik miste iedereen en voelde toen ineens dat in verdriet een zekere warmte lag, een ervaring die voorheen al-leen de muziek teweegbracht.

Nadat ik een aantal keren in het openbaar had gehuild, hoop-te ik dat ik was geslaagd voor mijn denkbeeldige examen ‘emo-ties tonen’, maar ik wist dat ik slechts had geproefd van de basis-techniek en nu moest doorzetten. Ik nam me voor om dan ten minste elke dag in mijn dagboek te schrijven. Tegen het eind van het jaar, toen kerst en oud en nieuw naderden, schreef ik met grove halen:

Ik voel me deze week zo klote. Eten en kopen – vooral kleren – is het enige wat ik doe godverdomme! Ik wil een eigen huis met mijn eigen en Miekes spullen en ik mis een thuis en ik mis mijn familie en ik haat kerst en al die rotdingen die erbij horen.

Ik belde Martijn en stortte mijn hart uit. We haalden herinne-ringen aan Mieke op en ik vond in hem de eigenschappen die ik in mensen waardeerde: hij had een brede belangstelling, kon geanimeerde gesprekken voeren, hield rekening met de ander, was lief, zachtaardig, begripvol en erg intelligent. Hij hield van muziek, ging graag naar de bioscoop, een museum of naar het theater. Hij was een leuke reisgenoot, die vaak veel wist over de

Ik belde Martijn en stortte mijn hart uit. We haalden herinne-ringen aan Mieke op en ik vond in hem de eigenschappen die ik in mensen waardeerde: hij had een brede belangstelling, kon geanimeerde gesprekken voeren, hield rekening met de ander, was lief, zachtaardig, begripvol en erg intelligent. Hij hield van muziek, ging graag naar de bioscoop, een museum of naar het theater. Hij was een leuke reisgenoot, die vaak veel wist over de

GERELATEERDE DOCUMENTEN