• No results found

In het kader van een bachelorproef aan de KU Leuven werd, in samenwerking met de KMKG/MRAH, het materiaal van het Gallo-Romeins grafveld te Deigné (Aywaille, prov. Luik) bestudeerd. Deze site, gelegen op de zogenaamde Hayes des Paxhis, werd in 1901 opgegraven door dr. F. Tihon, werkzaam als archeoloog voor de Société royale d’Archéologie de Bruxelles. Na de opgraving werden de objecten toegekend aan de depots van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel.

Van de opgraving zijn geen opgravingsplannen of gegevens over de ruimtelijke organisatie bewaard gebleven en informatie over de context is beperkt tot vermeldingen in de Annales de la Société d’Archéologie

de Bruxelles (1902 en 1908) en in Belgique Ancienne

(1937). In deze bronnen is te vinden dat het hier om een “vijftiental” Romeinse graven gaat, die de “gebruikelijke vormen” keramiek bevatten. Tijdens de opgraving werd vastgesteld dat geen enkel graf werd beschermd door een zichtbare afsluiting.

Het bestudeerde materiaal bestaat uit 37 intacte aardewerken objecten, drie fibulae en drie spelden. Over het algemeen waren zowel de aardewerken als de metalen voorwerpen in slechte staat, van verschillende objecten waren stukjes afgebrokkeld en sommige aardewerken objecten bestonden uit aan elkaar gelijmde stukken. De 37 objecten bestaan uit 15 terra sigillata objecten, 21 wielgedraaide objecten en één handgevormd object.

Van alle 15 terra sigillata objecten (Plaat 1: 1-15) was de deklaag in meer of mindere mate verdwenen en droeg geen enkel object een nog leesbare pottenbakkersstempel. De volgende vormen konden onderscheiden worden: twee schotels konden (Pl.1:  1-2) geklasseerd worden als Dragendorff 32, twee kommen (Pl.1: 3-4) als Dr. 33, zeven bolvormige kommen (Pl.1: 8-14) als type Dr. 40, en telkens één bord als type Dr. 18, Dr. 18/31 en Dr. 31 (Pl. 1: 5-7). Eén wrijfschaal kon geïdentificeerd worden als Dr. 45 (Pl.1: 15). De pasta wordt gekenmerkt door een lichte roze tot oranje kleur en de deklaag door een donkerdere oranje tot roodbruine kleur. Op basis van deze gegevens konden de voorwerpen als Oost-Gallische waar, geproduceerd in de Argonnestreek, geïdentificeerd worden. Deze identificatie zorgt ervoor dat een datering vanaf het midden van de

2de eeuw na Christus tot in de 3de eeuw na Christus kan worden voorgesteld.1

Ook het wielgedraaid aardewerk is in slechte staat. In deze categorie zijn vele objecten aan elkaar gelijmd en/of gedeeltelijk afgebrokkeld. Dit wielgedraaid aardewerk bestaat uit 21 objecten, waarvan zes kruiken, zes bekers, vier potten, één kom en vier borden. Alle vier de borden (Pl. 1: 16-19) waren eenvoudige borden met een witte tot beige klei en donkere inclusies, waarvan drie borden (Pl. 1: 16-18) met steile, licht gebogen wand en een naar binnen gedraaide en verdikte rand, uit gladwandig gesmookt aardewerk bestaan. Drie bekers (Pl. 1: 20-22, Niederbieber 33) konden op basis van de witte klei geïdentificeerd worden als afkomstig uit het Rijnland. Deze bekers waren in gebruik tussen het einde van de 2de en midden van de 3de eeuw n.Chr.2 Eén beker (Pl.1: 23), met een witte tot beige pasta en een rode deklaag, kon worden ondergebracht in de categorie van geverfd aardewerk3 en twee andere bekers (Pl. 1: 24-25) bestonden uit fijne, hard gebakken lichtbruine klei met regelmatige zwarte inclusies.4

Van de vier potten was één exemplaar (Pl. 1: 26)

1 bRulet et al. 2010, 157. 2 MaRtens 2004. 3 MaRtens 2004, BE6. 4 MaRtens 2004, BE11b.

reducerend gebakken. Drie potten (Pl. 2: 3-4, 8)5

bestonden uit oxiderend gebakken ruwwandig aardewerk met een beige tot roze pasta. De bestudeerde kom (Pl. 1: 27) waarvan de pasta uit witte klei met zeer veel donkere inclusies bestond, was een ruwwandige, breedgeschouderde kom met dekselgeul. Eén kruik (Pl. 2: 5) bestond uit een witte pasta met weinig inclusies, en vijf kruiken (Pl. 2: 1-2, 6-7, 9) konden geïdentificeerd worden als zogenaamde ‘Haspengouwse kruiken’6 waarvan twee exemplaren (Pl. 2: 2, 6) mogelijk afkomstig uit de Maasvallei omwille van hun zeer witte pasta en ruw oppervlak. De overige drie kruiken (Pl. 2: 1, 7, 9) werden gekenmerkt door een meer roze klei met zeer veel kwarts- en rode chamotte inclusies. Op basis hiervan kan voor deze kruiken Tienen als productiecentrum worden voorgesteld (Willems 2005: 66). De Haspengouwse kruiken kenden een verspreiding tussen het einde van de 2de en de 3de

eeuw n.Chr.7 Het handgevormde stuk aardewerk (Pl. 1, 28) betrof een grote pot met brede schouders, waarschijnlijk gevormd volgens een lokale traditie uit de IJzertijd.

De drie fibulae waren slechts fragmentair bewaard. Omwille van de gebogen beugel kon één fibula (Pl.  2:10) als type 4.4.18 worden geïdentificeerd. Een tweede fibula (Pl. 2: 11) kon, op basis van de vorm en de tien halve cirkels als versieringsmotieven, geklasseerd worden als een fibula type 5.10, 1001 (Riha 1979). De derde fibula (Pl. 2: 12) is een

fibula van het type 5.17.5.9 De drie spelden (Pl. 2: 13) waarvan één gebroken, zijn eenvoudige, rechte spelden.

Op basis van deze gegevens, zijnde de typologie, pasta, voorgesteld productiecentrum van het aardewerk en de typologie van de fibulae, kan worden besloten dat het Gallo-Romeins grafveld te Deigné in gebruik was tijdens de periode van de tweede helft van de 2de eeuw n.Chr. tot de eerste helft van de 3de eeuw n.Chr. Doordat de context binnen de site en de oorspronkelijke samenstelling van de graven niet meer te bepalen is, is een meer gedetailleerde datering niet mogelijk. Op basis van de kwaliteit van het aardewerk kan gesteld worden dat het hier gaat om graven en bijgaven van inwoners uit een lokale nederzetting. 5 MaRtens 2004, P6. 6 vanvinckenRoye 1991, 423-424. 7 WilleMs 2005, 67. 8 Riha 1979. 9 Riha 1979.

+Op de bijgevoegde platen werd alle keramiek getekend op schaal 1/3 en alle metalen voorwerpen werden getekend op schaal 1/2.

Bibliografie

Brulet R., Vilvorder F. & Delage R., 2010. La

céramique romaine en Gaule du Nord. Dictionnaire des céramiques. La vaisselle à large diffusion, Turnhout.

De Loë A., 1937. Belgique Ancienne, catalogue

descriptif et raisonné. III La période romaine, Brussel.

Dragendorff H., 1896. Terra Sigillata. Bonner

Jahrbücher xCVI en xCVII, Bonn.

Martens M. et al., 2004. Typologie Gallo-Romeinse

Tiense Waar, Tienen.

Oelmann F., 1976. Die Keramik des Kastells Niederbieber. Materialien zur Römisch-Germanische

Keramik, Heft 1, Bonn.

Riha E., 1979. Die römische Fibeln aus Augst und Kaiseraugst. Forschungen in Augst, band 3, Basel. Vanvinckenroye W., 1991. Gallo-Romeins aardewerk

van Tongeren, Hasselt.

Willems S., 2005. Romeins aardewerk in de Tongerse

referentiecollectie: wrijfschalen en gewoon aardewerk,

VIOE-Rapporten 01, Brussel.

1902. Annales de la Société d’Archéologie de Bruxelles, Bruxelles.

1908. Annales de la Société d’Archéologie de Bruxelles, Bruxelles.

142

V. VAN THIENEN & S. VANHOUTTE