• No results found

THEORIO LOT VAN BENIGE

In document MIe ov (pagina 39-70)

het ehip deed het niet en vervolgde zijnen w g. Onmogelijk i het de wanhoop, de waanzinnigheid der ollgelukkigen te be chrijven, toen zij zagen, dat het sehip zich verwijderde en verdween. Op dat oogcublik hieven alle11 eenen allerontzettendsterl jammerkreet aan. Vrllehteloos! Kermende vielen zij, uitgeput en raneloo up deu bodem van het vaartuigje neder.

"Op den 14 September" - wij laten wed r den kapitein zclveu spreken _ I J hadden honger ell dorst weder eene aan waanzin gren-zende hoogte bereikt. Een tweede slag toffer werd uitgekozen cu ditmaal een der andere negers, Juan 19natio. De ongelukkige zat in celle sluime-ring, leunende tegen den masi der barkas. Een dcr mal rozen, bij meer-derheid van stemmen aangewezen tot uitoefening der verselu:ikkelijke daad, laadt een pi tooI, mikt op het slagtoirer, wendt het hoofd af, trekt - maar het wapen wei~ert. liet ket en van hei slot doet den neger ontwaken. Hij laat de oogen op, ziet het pistool op zich gerigt en pringt op om zich over boord te werpen. Maar op datzelfde oogenblik gaat het ehot andermaal af en doorboOl't hem het hoofd. Onder deu uitroep: "Santa Maria /" ziukt hij levenloo ineen. De broeder van den kapitein, een der ongelukkige chip-breukelingen, voegt er bij: "nog hoor ik dat akelige: "Santa Maria /"

cu ik zal het nimmer, nimmer vergeten."

Een gedeelte van het vleeseh de negers wer(l terstond, nog drui-pende van bloed, ver londen. Hei overige werd gekookt over een vuur, dat de rampzaligen middel hadden weten te vinden om op hun vaar-tuigje aan den gang te houden. Doch het af ehuwelijke \'oed el wenI verderfelijk voor de zwervelingen j want bij geno gzaam allen ont tond een ontzettende loop, en allen wareu op het pun\' \"aU te l.om n.

Vier dagen later, den 18 eptember, lUl.derden zij de ku t van Nieuw-Guinea. Zij vingen veel vi ehen, ter grootte van een haring, die zij raauw opaten. Den 21 bevonden zij zich ouder den wnl.

Op den middag zagen zij de Papoea's (inlander), gewapellc1 met pijl en boog, benevens kleine trijdbijlell. Tn weerwil van die drei-gende teekenen be loten zij aan land te stappen. In de barka konden zij het niet langer uithouden eu huu einde eheeJl nabij.

Zij waren tot eelt uiterste gehragt, dat hun den dood van de band der Papoea's wen.cbelijker maakte dan langer blootge t 1<1 te zijn aau een langzaam terven op zee.

L

1

I

.CIIlPBREUKELINOEl\. 11

Illtussehen, de inlander deden hun g cn het mill8te leed. ln-tegeudeel j zij voorzagen hen van eeu weinig levensmiddelen en ruilden eenen grooten chotel rijst tegen eeltige kleeding Lukken.

Vier dagen bleven zij aldanr. De Papoea's waren getatoëerd, en met verbazÏllg zagen zij, dat een hunner een <f 'bed in de llollaml che taal om den hals had hangen. Met vele b lof ten bewogen de sclup-breukelingen eenige Papoea' om hen met hunue praaU\ven te ver-gezellen naar Dorei, de havenplaats van geheel Nieuw-Guinea, waar kapitein Uyttenhovel1, uit aanmerking van het gemelde gebed in de Hollandsche taal, vermoedde dat wel Nederlandsehe lieden of betrekkingen zouden te vinden zijn. itnemend kwam hem echter reeds spocdig na de eer te landing zijn ridderkruis der Leopolds-ûrde te stade. Hij hing het aan een zijden lint om den hals cu gaf te kennen, dat dit een lJi1tta1lk (een eerbewijs) was, hem door den koniug der Nedcrlanden ge ehouken. Een gelukkig toeval wilde, dat juist ook het illiandsehe opperhoofd, de sultan van Tidore of Tedore, een dergelijk I,Binlallk" van onzen koning had ontvangen. Voor de Papoea's, die zeker niet ver zijn in de heraldiek, was cr geen

onder-!'Cheid te zien tusschen den Nederland ellen Leeuw of de Eiken-kroon, en de Leopold -orde. En zoo bezorgde het ridderkruis aan lJyttcllhoven eene diepe vereerÏ11g en uitstckende ontvang t bij den Sultan, die hem in zijne woning huisvcstte en het noodifl'e ver-schafte om Dorei te hereiken. De fIrme, uitgeputte schipbreuke-lingen kwamen aldaar den 29 eptemher aan, werden er door Nederlandsclle zendelingen uitnemend onthanlcl eu liefderijk verpleegd.

Aldaar namelijk bevinden zich twee zendeling n-werklieden, met IlAme DItowen G"iRsler, d rwaar! gezolldcn dool' de bemoeijingen rnn den pl'edikant O. U. IIeldring. Nadat zij nlzoo van lieverl de

w der bijgcJ..omcll waren, konden zij clen 11 April] j() van Dor i vertrekken. Zij bedienden zieh clanrtoe van e ne praauw , hun door tu .. chcnkom t der zennelingen bezorgd. Vall llllll ,'crblijf te norei wordt mede melding gemaakt in c"nen hl'i f, "oor eenig\'n tijd van de hand der eehtgenoote van den zemlelillg OHow in ons vader-laud aangekomen.

lIet i ons oogmerk niet, hen verder te volgeu op eenen togt, die tot 1 Junij duurde, eer zij te Terunte kwamen, waar zij door

nf'll N('!l I'lal1fl~rhrn 1'('.il1e1l1 Ho!'! rher mrt d(' mr('!:'t

voorkomend-72 TIlErRlO LOT VAN EE~IOE SCUTPBREUKELlNGEN.

heid werden behandclll. Ecn hunner, de ehcepJjongcll rabceh , wa op de reis van Dor,j naar Ternate aan de gevolgen van het uitgestane leed bezweken; een auder, zekere Dua, bleef in dien t bij den resident op Terllate ; de overigen cheepten zich den 13 Junij in op de po 1, toomboot naar ocrabaija, vanwaar de kapitein en zijn broeder op een koopvaardijschip de reis nunr m lerdam aannamen. Aldaar den 21 October des vorigen jaar in wel tand aangekomen, vertrokken zij dIlvolgenden dag naar hunne woon·

tad Antwerpen. IIet i uit dcn mond van Uyttenhovcn zclven , dat lIet eenvoudige verlmal i opacleekencl van lotgevallen, die het penseel van opsierill'" niet l100dig llCbbcn om h t gemoed te ver-vullen met dernis voor zoo ontzettende rampen.

Dnt de Nederl:mcl eh Mam op het afg legen Nieuw-Ouinea met cere genoemd wordt, heeft de vaderland. ehe lezer gewis niet zondcr regtmatige vaderland de fierheid uit het laat te gedeelte van het verhaal vernomen.

0., 27 Julij 1 60. HENDRIK V N BRAKEL.

AANTEEKENING.

1) DOl'ri, de voornnnmste of eigenlijk ecnif(c hn,'rnrlnnts vnn ~irn".Gllinrn, lig op omtrent 1/, ~rMd zuidcrbr rdtc, onn het noordllcstelijkstc geelrcltl' dor Geel, vink .hnni, die ren noordwestwnort grlrg~n rhicrl'ilnnd ~An het groo e ciJnntl zl'1f

IIJs~hcidt. Er worelt r n vrij Icvendi llandcl , VAn Tt'rMtr uit, op à~z~ plnnt ft. dreven. De in Mn t~ksl genoemde l tlelingen 7ijn rr in l\'brllnrij 1 ~5 grko·

men. Zij wordrn entlrl'hOllden door h t Grnoot'fhnl' voor in· en uihwndip:~ zeneling te DntR\;n. In bet eer t hadden zij met velr merijcliJkllrdrn te koroprn cn ledclI (lnorhij veel door ziekt<" het geyolg \'oorol VRn grootr inspalllline:, Gun 'tigH zijn de Inter 1lI'rigtcn, ook omtrent drn injlonp:, dirn zij bij d~ hf"nl1rin~ ,;mlrn, Die berigten worden mr st p:r onden in JIrldrings Tijd rhrift tfr '-",-enig;",,!, "/lar oek, iu bet nOIl)n1cr vnn Der roher 1. 1. , blndz, 417, de brief "oorkomt , ill w(,lkell de eelltp;cuootc I'on Olto\\' gewng monkte 'on het I'erblijf d~r sehiJlbreukelingell te Derci.

EE~ K UXSTEI\AR [fT DE~ TIJD \'i\~ K.~REL DE~ STOUTE. (* )

1.

De zilveren helm..

In de laat te helft der ,'ijftiende eeuw stond te Antwel'pen, In de IIuiclvettersstraat, eene woning iu welker gevel ceu blillkende helm prijkte. Al de voorbijganger een blik wierp door de ge-0llendc bovendeur of de kleine veusterruiLen, zag hij ccne menigte zwaarden, spic en, harnas en, helmen, en niet minuer ijzeren

\oorwerpen van huiselijk- eu halldwerkgebruik. lIet was <Ic wcrk-plaat vall Matsi;,; den smid, die dat ambacht in zijnen gelwelcll omvang uitoefende, en wiens naam, door de ucuguzaamheid zijner rushngen en de net- en fijnheid van voorwerpen, die ierlijkheid

ver-ischlcll, alom was bekend. Hoe"'~l er iu ue strijdlu tige uagcn ,an Karel den Stoute verscheiden 'apensmeuell binnen de poorten

"an het bloeijcuue Antwerpen woonden. was de eerlijke, kloeke, vrolijke :Mat ijs toeh de trots zijner gildebroeders.

"Eere. wien eere to komt," zeide mcn; If'Matsijs is de be te meester van ons gild; niet sleeht komen de kun tigste dingen uit zijne hanuen. ook uit het fijnste staal weet hij eveu goed geduchte wapell. te hamercn, al zijn vijand er ce ne woude meê te slaan."

) Dij1.ondcrhcdcn omtrent drn hoordpcr oon vnn ons \ erhMl, vindt meu onel r.

anderen in: IDllDcrzeel. Let'eits e" ,ceden dtr IIollalltl,.che en Pan,1/8rhc kllllSt.

!ti/hr,. enz, rn .JollRllna SrhoppcubRurr, rolt E!II' "1/(1 ICÎNII Nudifo/fler.

lIl. 6

EEN KU' TENAAII UIT DEN TUD

Dit laatste had Matsijs inderdaad meermalen bewezen, toen llij ouder de wapenknechten diende van Filips van 13ourgondië.

De smid uit den I/zilveren helm" was een man vun reu achtigen ligchaam bouwen groote spierkracht. In zjjne smederij heerscht steeds eene drukke, vrolijke b!ldrijvigheid. Met opgestroopte mouwen werkten een zestal stevige gezellen aan de zijde des meester , wieus zware stem allen overstemde als zij bij het aambeeld onder het tik-kend of dreunend geluid der hamers lu tige liedjes zougen , op for-schen toon, waarvan de ruiten in het lood l'inkelil.~n. Dikwijls werden zij in hunnen luidruchtigen kout of gezang gestoord, als een lans-knecht binnentrad, die aan waljen of armborst iets te herstellen had, een edele hoofclman, die eene nieuwe rusting verlangde, of straks een poorter, die voorwerpen vau vreedzamer aard had te maken.

Onder dergelijke drukte, die met den eersten morgenstraal begon en duurde tot de kerkklok heiligavond klepte en Màtsijs met zijne knechts vlugtig zieh kruisten en baden, gingen de dagen der ,vcek spoedig voorbij, en als dan de zaturdagavond was gekomen werd de werkplaats opgeruimd en de vloer door de leerjongens aange-veegd. Ieder ging nu waar hij wilde; eenige knechts naar de

"gouden druif ," eene taveerne in de nabijheid I om hun pint bier te drinken, terwijl de andere knechts den meester volgden naa.r het hui vertrek en zich in koude dagen welbehagelijk onder den grooten schouw zetleden bij het vlammend en knetterend vuur, waar de eiken diseh met bierkan en kroezen, die zelden op :hIat ijs tafel ontbraken, werd heengeschoven. Dan luisterden zij naar de onderhoudende vertellingen des meesters, die menigen veldtogt had mede gemaakt en dus menig avontuur wist te verhalen. Nog twee per'onen behoorden tot dien huiselijken kring I namelijk: 13arbara, Matsijs huisvrouw, met haar zacht, vroom, ootmoedig gelaat en haar lieveling Quen ti 11 , het eenig kind van dit echtpaar, een ze tienjarig jongeling, die de zachtheid der moeder s heen geërfd te hebben, en met ziju fijn, teeder, maar toch bloeijend gelaat I door lange blonde lokken omgeven, en zijne zachte blaauwe oogen, bet stèrkst contrast met zijnen vader vormde. Menigma:tl zat de knaap, al de vader van de woeste tooneelen van den krijg verhaalde, op pren-ten te turen of in een boek te lezen, want op eene school der minrebl'occlrr had hij lezen en schrijven geleerd. Zijn wat têere

VAN KARET, DEN TOl'TE. 75

ligchaomsbouw wa de oorzaak, dat hij nog g ene plaat aan het aambeeld had ingenomen. 13arbara had dit met al haren invloed tegllngehouden, tot groote blijdschap van Quentin; want de ten-gere knaap had I tot verdriet zijns vader , volstrekt geen lu t in het midsambacht. Dit maakte den meester erg bekommerd; ook de fijnheid eu teêrheid van '8 jongelings gestel gaf hem zorge. Hoe zouden die dunne vingeren, aan die een er jonge maagd gelijk, met cere den zwaren hamer vorren? Hoe die juffersgestalte zich kunnen krommen ouder honderdpol1(lige ijzervraehten? lIoe die droomerige en peinzende geest, die slechts vermaak had in rijm-kens en prenten 1 zich voegen tusschell de vrolijke gezellen? Overi-gens moest hij erkennen, dat de jongen een goed hoofd bezat, vaardig om vele schoolsche dingen te begrijpen, die hem en zijne Barbara te hoog waren, eu dat hij verwonderlijk school1e rijmken wi t voor te lezen en figuren te teekenen en in het ijzer en hout te graveren. Dit laatste was nu wel goed, maar het andere mogt wenschelijk zijn voor een rethorijker, een schilder, een geleerde, -voor een toekomstigen smid had hij liever krachtige spieren, ste-vige knokkels en de ge ehiktheid gezieu, om duchtig te leeren zingen eu drinken, en op zijn tijd eens te 11 bakkeleijen" Dlet wie hem te na kwam. Niets van dit alles was bij QuellLin te vindeu;

't wa al aan hem zacht en teeder • '\Vel bezat hij moed, en de toorn deed soms zijn oog fonkelen, doch slechts als hij buiten zich zelven wa door lange terging, of als hij een auder omegt zag doen I dan ontzag hij niets om voor hem in de bres te springelI;

IDaar op den duur was hij al te toegevend, hij had "geen haar op de tauden ," te weinig van het ijzer eu staal, waarmede hij zou moeten omgaan. IIct was Mat ijs eenige hoop, dat bij zijn stam-houder, als deze eenmaal aan zijne zijde aan het aambeeld stoud, die tellgere Jellen zich wel tot die noodige hardheid en kra ht zouden ontwikkelen en ziju geest wel g noeg van de medgezelIcn en krijgslieden zou aannemen, waarmede hij dagelijks in aanraking zou komen. Nimmer was heL bij meester Mat ij opgekomen, zijn zoon in een auder beroep te plaatsen. Eens had Barbara hem voorgeslagen van Quentin ecn sebilder te maken, maar toen had hij geantwoord: "mijne lieve hui vrouw, ik wil gaarne, al ik kun I doen wat uw harl begeert; maar nooit zal mijn cenige zoon

G*

76 EEN KUNSTE!\AAR UIT DEN TIJD

eelle andere handtcring dan zijn vader hebben. Ik ben een smid, mijn vader en grootvader waren smeden, en ook mijn zoon wordt een smid. Mijne vool'vader zouden zieh omkeeren in hun graf, als eenmaal de "zilveren helm" uit mijn gevel werd genomell en hun nazaat, in tede van wakker den hamer te roe-ren, ging kladden op het doek." :Moedcr en zoon wisten na dcze woorden maar al te goed, dat het voornemen van den mid

on-veranderlijk was als het Evangelie, en durfdcn het dan ook niet wcêrstreven. B:ubara zocht haren lieveling te troo ten en te ver-zoenen met het denkbeeld, dat hij in llet amhacht van zijnen vader ZOIl treden, en Quentin nam, uit liefde voor zijne moeder, den sehijn aan, of hij gelaten beru ttc in hetgeen niet was te ver-lU1(lerell; maar ongezien stortte hij meuigen stillen traan, en ging voort met boeken te lezen, en vooral met heiligenbeelden, di hij magtig kOIl worden, na te teekenen, of tooneelen en toe tanden zijner verbeelding met de pen op het papier een zigtbaren vorm te geven. Overigens was Quelltin niet nutteloos ill hui ; want menige kleil1e handreiking de d hij zijne moeder; voor zijnen vader llield hij aallteekening van hetgeen op de mederij niet vergelen mogt worden, en sehreef somwijlen brieven aan koop- of edellieden en krijg oversten, waarouder M:atsijs dan zijne naamteekening t Iele in de gedaante vall een reusachtig kruis. Het gelukkig.t wa Quentiu echter als hij in stille op zijn zolderkamertje met zijn>

teckellingen bezig was, of zieh verdiepte in het Boe:X8kel~ van den

[[Ollle, van Uaerhnt, dat hij vtm pater Johanne, den capucijnermollluk, een neef zijner moeder, die hen somwijlen bezocht, had ten ge-schenke ontvangen. Dan las hij met luide stem, op een toon vol uitdrukking en gevoel, - zoodat de knechten, al zij hem toevallig eens hoor(len, verhaa d tonelen o"er ele geleerdheid cn zeldzame

!!aveu van den toekom tigen mee ter van acn "zih-ercll helm."

Zoo g' ngell een paar jaren voorbij. Met zijn achttiende jaar llmn Quenlin delt hamer op, en edert gevoelde 11ij zich Z('('1' ong lnk-ki.... Al clie grove band narbeiJ mi haagde hem en viel hem da:ll'om dubbel 7.waar. llij ZOtl cr onder br:4we!-en zijn al. zijn

\'flder llem op :lancuang van Barharfl, niet wat lwel ontzien. leeM ditn werkte hij met lust, als somwijlen een stuk br~tcld "crel, bij

"elk:> YCl'l'flflrdi::rin'" kun~t ('n maat- te p:l~ kll'amrn. [n dit lIe('1 .an

V,\N KAUJ::L DEN 51'01:1'1::. 77

zijn werk maakte hij verbazeude vorderiugen en overtrof hij weldra zijnen vader. Eens werd door de regering te Antwerpen eeue ijzel'en pomp be tcld, die zeer kun tig en }Jraehtig moest zijn, eu in de nabijheid van Onzclievevrouwen-kerk de straat zou versieren. Quelltin outwierp de figuren en het bloemwerk, die het bovengedeelte tot een kunststuk moe ten maken. Op den top teekende hij den Romeinsehen held Dmbo, dien hij wilde voor tellen al.- of hij de haml van den reus Russ'druon in de Schelde wierp. Aan dat werk be tcedde hij uI zijne bekwaamheid als teekenaar , en voerde toeu met groote zorg het plan in ijzer uit, terwijl het grovere door den meester en de gezellen werd verva!lrdigd; en zoo wèl mogt hij slagen, dat de geheele stad, als uit éénen mOlld, de prachtige pomp be-wonderde en prees, en zelfs nog ten hnidigen dage is dit

pronk-tuk de trots der Antwerpenaren.

Men kan zieh voorstellen hoe Mat ij nu met zijn zoon te'l'retlen wns, en wat hij gevoelde toen de naam zijnel' wcrkplaats door die pomp zoo was verbreid, dat hem de vervaardiging eeller graftombe voor Eduard II van Engeland werd opgedragen.

Toch bleef Quentin zich ongelukkig gevoelen; waut zulke kun t-stukken werden slechts zeldzaam besteld, en hij walgde van deu dagelijksc1len arbeid eu het leven in de werkplaats. Slecht op zijn kamertje herleefde hij, als hij bespeurde dat hij gl'oote vorderingen mankte in de teekenkun t, of als pater Johannes, wien het niet auu kennis en smaak ontbrak, zijne teekeningeu van heiligen bewon-derde en gedurig herhaalde: dat het jammer wa, dat hij gecn

childer kon worden.

'l'wee jaren was Quentin reed in de mederij werkzaam gewee t.

Op eeu avond zut hij met zijne moeder alleen bij deu haard, terwijl de hond en de kat vreedzaam Mast elkander zieh op de warme ijzereu plaat lagen te koe leren. Barbara roerde in eeu ijzeren lJot,

"aarin zich een brouwsel van melk, meel en paardeboonen bevoud en die boven het knappende vuur heen en weder bengelde. Meester fatsijs was ditmaal naar do "goudeu druif," waar de leden van zijn gild hmUle "morgen !lrake" hielden. De stilte en ru t in het ver-trek en de grillige pelillg van het vuursehijnsel tegen liet nijwerk van het bcsehot en het Delft 'ch por cleul, dat boven tie 'pinde op een riggel l)fijkte, wicgden deu 11oëli~ehell gcc t van den t

lI'iutig-18 EEN KUNSTl:NAAR UIT DEN TIJD

jru'igen jongeling in fantastische droomen. Eene poos had hij daar zwijgend gezeten toen zijne moeder, door zijn naam te noemen, zijne bespiegeling stoorde ell hem half verschrikt deed opzien.

"Quentill ," zeide zij, "nu zijt gij al twee jaren in de smidse

"Quentill ," zeide zij, "nu zijt gij al twee jaren in de smidse

In document MIe ov (pagina 39-70)