• No results found

Hoofdstuk 5: Het maatschappelijk debat

5.3 Theoretische reflectie

In hoofdstuk 3 is het vigerende provinciale beleid en het ingetrokken provinciaal beleid toegelicht en, conform de in paragraaf 2.5.1 beschreven methode, in discoursen ingedeeld. Dit zelfde geldt voor de bevindingen afkomstig uit de bestaande ruimtelijke ordeningspraktijk zoals omschreven in hoofdstuk 4 en voor de bevindingen uit het maatschappelijk debat, zoals omschreven in paragraaf 5.2. Ook zijn alle verschuivingen en veranderde argumenten, visies, denkbeelden, concepten, ideeën, doelstellingen, etc. tussen de discoursen reeds geanalyseerd.

Gedurende het uitvoeren van de verschillende discoursanalyses bleek er een gekwalificeerd gedachtegoed actief te zijn die niet vertegenwoordigd was binnen de geselecteerde discoursen (neo-moderniseringsdiscours, wildernisdiscours, discours platteland als meervoudige ruimte en het discours platteland als vestigingsruimte). Dit discours distantieert zich ten opzichte van de overige discoursen. Het gaat om een discours ten aanzien van het “Megastallen-Nee” gedachtegoed. Door de massaliteit en de impact van het gedachtegoed in het maatschappelijk debat en omdat het gedachtegoed grote invloed heeft op het vigerend (provinciaal) beleid, is hiervoor een apart discours gedefinieerd.

Discours “Megastallen-Nee”: Naar aanleiding van de groeiende maatschappelijke weerstand tegen de schaalvergroting in de veehouderij heeft Provinciale Staten in het voorjaar van 2010 beperkingen opgelegd aan de groei van de agrarische sector. Dit is tot stand gekomen naar aanleiding van het burgerinitiatief “Megastallen Nee”. Burgers vinden dat zij niet of onvoldoende waren betrokken bij de implementatie en ontwikkeling van de reconstructieplannen, het beleid waar de intensieve veehouderij nog de ruimte kreeg. Voorgeschreven best beschikbare technieken zoals luchtwassers om de emissie te verminderen zouden onvoldoende werken. Onkunde bij gemeenten, gewijzigde economische omstandigheden en het toch uitbreken van de Q-koorts epidemie, ondanks alle maatregelen, zijn andere redenen waarom burgers het burgerinitiatief hebben geformaliseerd.

Hoe kon het gebeuren dat de maatschappij in opstand kwam? Eén van de respondenten uit de bestaande ruimtelijke ordeningspraktijk ziet een duidelijke trend van suburbanisatie die negatieve argumenten met zich mee brengen. Mensen afkomstig uit de stad verhuizen naar het platteland omdat ze er een bepaald idealistisch beeld bij hebben, maar ze nemen de hinder en de lasten die ze in de stad wél accepteren, niet voor lief in het buitengebied. Ze komen in opstand.

De meeste respondenten geven aan dat de afstand tussen de agrariër en de maatschappij steeds groter wordt. Er ontstaan steeds meer “megastallen” waar het lijkt alsof achter gesloten industrie activiteiten worden ontplooid. Het industriële karakter van de veehouderij zorgt voor vervreemding bij de maatschappij. De maatschappij vroeg zich af wat die agrariër eigenlijk doet en kwam tot de conclusie dat hij meer last dan profijt

72

van de agrariër heeft. De maatschappij wilde het gewoon niet meer. Bovendien wordt het aantal dieren wat per agrarisch bedrijf gehouden wordt, steeds groter. De maatschappij accepteert het niet meer dat de agrarische sector het woon- en leefklimaat vervuilt (bodem-, lucht-, waterverontreiniging, etc.) en daar niets voor compenseert. Ook protesteert de maatschappij tegen het algemene beeld van de slechte leefomstandigheden waarin de dieren worden gehouden en het gebrek aan dierenwelzijn in de veehouderij. De agrarische sector bleef zich de afgelopen jaren wel doorontwikkelen, maar in een onevenredige verhouding ten opzichte van hoe de maatschappij zich heeft ontwikkeld. En die kloof accepteerde de maatschappij niet langer. Het discours “Megastallen-Nee” onderscheidt zich ten opzichte van de overige discoursen omdat het tot stand is gekomen uit de veranderde maatschappelijke omstandigheden (toegenomen aandacht voor milieu, ontwikkeling van kennis van de milieuwetenschappen, etc.) en zich kenmerkt als een protest tegen de bestaande ontwikkelingen binnen het neo-moderniseringsdiscours. De veranderde maatschappelijke omstandigheden zijn vervolgens geïnstitutionaliseerd in beleid en regelgeving. Uiteindelijk heeft het geleid tot een andere visie op het buitengebied.

Het discours “Megastallen-Nee” richt zich op het beschermen en waar mogelijk verbeteren van de bestaande (milieutechnische) situatie. Ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de woon- en leefomgeving moeten gereguleerd worden om daarmee de effecten op het milieu en de natuur te verminderen en het evenwicht met de ander functies te herstellen.

5.4 Conclusie

Dit hoofdstuk had als doelstelling het beantwoorden van de eerste deelvraag. Voor de duidelijkheid wordt deelvraag 1 onderstaand nogmaals benadrukt.

Deelvraag 1: Waaruit bestaat de huidige problematiek (inclusief de spanningen binnen het actueel maatschappelijk debat) bij ruimtelijke agrarische ontwikkelingen in het buitengebied?

De bestaande problematiek bestaat, naar de mening van de stakeholders, uit de problemen met de maatschappelijke inbedding van het agrarisch bedrijf. De afstand tussen de agrarische sector en de maatschappij is in de afgelopen jaren te groot geworden, wat heeft geleid tot maatschappelijke weerstand. De agrarische sector heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld, maar onevenredig met de ontwikkeling van de maatschappij (toegenomen aandacht voor milieu, ontwikkeling van kennis van de milieuwetenschappen, etc.). Bovendien vraagt de maatschappij om duurzame- en innovatieve maatregelen, die een aanzienlijke investering vergen, door te voeren in de veehouderij bedrijven, om te komen tot een duurzame- en zorgvuldige veehouderij. Maar de agrariërs moeten wel een inkomen kunnen genereren uit hun bedrijfsvoering om hun gezinnen te kunnen onderhouden.

Er is duidelijk een verschuiving waar te nemen in het gedachtegoed van de maatschappij. Het gedachtegoed verandert van een gedachtegoed behorend bij het neo-moderniseringsdiscours naar een gedachtegoed in het kader van het discours platteland als meervoudige ruimte en het wildernisdiscours. Het neo- moderniseringsdiscours heeft de afgelopen jaren te vrij spel gehad, wat heeft geleid tot een maatschappelijke opstand. De maatschappij wil dat het neo-moderniseringsdiscours zich meer focust op de ontwikkeling van een duurzame- en zorgvuldige sector en een kwalitatief hoogwaardig landschap. Deze verschuiving heeft geleid tot meer eisen en randvoorwaarden ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Bovendien is er duidelijk behoefte aan een systematiek van tegenprestaties (waar in dit rapport de kaders voor worden geschetst) om gehoor te geven aan de gewenste kwaliteitsverbetering en de kloof tussen het neo- moderniseringsdiscours en de overige discoursen te verkleinen.

Als conclusie kan gesteld worden dat de verschuivingen binnen de verschillende discoursen en de ontwikkeling van het discours “Megastallen-Nee” gevolgen heeft voor de kaders waarbinnen de gemeente Sint Anthonis tegenprestaties mag, kan of wil vragen in de interactie met agrarische initiatiefnemers bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.

73

Er worden steeds meer randvoorwaarden en eisen gesteld, ten aanzien van duurzaamheid, innovatie, dierenwelzijn, en ruimtelijke kwaliteitswinst. Gemeenten delen het gedachtegoed en stellen, afhankelijk van hun visie, meer eisen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Waar een gemeente voorheen alleen eisen op grond van bestaande wet- en regelgeving stelde in ruil voor haar medewerking aan een ruimtelijk plan, stelt de gemeente nu aanvullende eisen in het kader van aspecten als “duurzaam”, “innovatief” en “ruimtelijke kwaliteitswinst”. Deze verschuiving is ook duidelijk in het wildernisdiscours te constateren. Mensen worden zich ervan bewust dat de gebiedskenmerken van het buitengebied vele- en verschillende kwaliteiten te bieden heeft. Ze accepteren het niet meer dat er zomaar ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die ten koste gaan van de kwaliteit van het buitengebied. Daarom is artikel 2.2 van de Verordening ruimte inmiddels geïntroduceerd: elke ontwikkeling, waar ontwikkelingsmarge wordt geboden buiten bestaand stedelijk gebied en waar planologische besluitvorming noodzakelijk is gaat gepaard met maatregelen die het landschap versterken. Het saldo aan gebiedskenmerken in het buitengebied moet verhoogd worden. Het gehele principe leidt tot het stellen tegenprestaties bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. De betreffende ruimtelijke ontwikkeling moet in een overeen te komen vorm het saldo aan gebiedskenmerken in het buitengebied verhogen. Gemeenten hebben nu een instrument om dit principe toe te passen en nemen dit dan ook nadrukkelijk in overweging in de onderhandelingen met (agrarische) initiatiefnemers.

74