• No results found

6 Programma-evaluatie

6.2 Theoretische onderbouwing (programmaontwerp)

6.2.4 Theoretische onderbouwing van de (volgens GMS) werkzame bestanddelen

Naar de mening van de geïnterviewden van de GMS bestaat het programma uit een groot aantal werkzame bestanddelen.

Een beschrijving van de belangrijkste staan opgenomen in hoofdstuk 2. In deze paragraaf wordt weergegeven of in de (sociaal psychologische) litera-tuur een theoretisch onderbouwing te vinden is voor deze, door de GMS zelf genoemde, bestanddelen. Daarnaast wordt gekeken of met deze methoden eerder effecten zijn aangetoond voor deze doelgroep.

Twee belangrijke opmerkingen daarbij zijn:

• Als er geen theoretische onderbouwing bestaat en er elders geen effec-ten zijn aangetoond, wil dit niet zeggen dat dit onderdeel niet essentieel en waardevol is, maar dat de (eventuele) waarde nog niet is onderzocht of aangetoond.

• Ten tweede worden de kenmerken afzonderlijk beschreven, maar dienen zij ook in hun onderling verband te worden beoordeeld. We constateren dat de verschillende bestanddelen een logisch en consistent geheel vormen.

De belangrijkste bestanddelen, die volgens Glen Mills School werkzaam zijn (en zijn beschreven in hoofdstuk 2):

1 positief normatieve cultuur (zonder hekken en tralies) 2 groepsdruk

3 het confrontatiemodel 4 studentenparticipatie 5 hiërarchie en status

6 geleide Groeps Interactie (GGI) 7 duidelijk en vol programma

ad 1 Positief normatieve cultuur (zonder hekken en tralies)

De ontwikkeling en het onderhoud van een persoonlijk normen- en waar-densysteem is een belangrijke pijler van het GMS-programma. Het hanteren van normen en waarden als gedragsbepalers is gebaseerd op de

Veldtheo-rie van Lewin en de groepsdynamica.

De functie van normen is duidelijk aangetoond in de groepsdynamica: het biedt de mogelijkheid om de continuïteit van de groep te bewaren, het biedt zekerheid en voorspelbaarheid, het brengt de identiteit van de groep tot uitdrukking en het fungeert als een referentiekader aan de hand waarvan individuele opvattingen getoetst worden.

Een kanttekening is dat jongeren in de 'echte' samenleving te maken krijgen met regels die door anderen worden opgelegd. Het is ook belangrijk dat jongeren daarmee leren omgaan.

Veel van de altijd geldende groepsnormen, zoals geen handen in de zakken, elkaar aankijken etc. zijn wel degelijk regels (afgeleid van de meer abstracte norm: 'je moet je netjes gedragen'.).

De effectiviteit van dit op theorie gefundeerde principe is binnen de jeugdzorg (nog) niet aangetoond.

Geen hekken en tralies

De GMS kiest heel principieel voor een alternatief voor opsluiten. Het ont-breken van hekken en sloten zou bijdragen aan het 'met respect tegemoet treden' van de jongens, wat geldt als een van de drie belangrijkste voor-schriften op de Glen Mills School. De geïnterviewde jongens ervaren dit ook als zodanig.

Het 'ontbreken van hekken en sloten' wordt gezien als werkzaam be-standdeel omdat het zou bijdragen aan het gevoel van veiligheid en respect, dat de GMS op de studenten wil overbrengen. Wij hebben geen theoretische basis gevonden voor de werkzaamheid van dit onderdeel. ad 2 Groepsdruk

Binnen de Glen Mills School is men er van overtuigd dat mensen elkaars gedrag kunnen beïnvloeden om tot positieve resultaten te komen. Ze ge-bruiken daarbij de groep als middel, voor de individuele ontwikkeling van de studenten. Deze overtuiging is in belangrijke mate gebaseerd op ervarings-gegevens en dan vooral de ervaringen van de GMS in Amerika.

“In Amerika werkt het al 25 jaar en bij ons al 5 jaar” (directeur).

Naast de ervaringsgegevens wordt de groepsdynamica64 (Gestaltpsycholo-gie en de veldtheorie van de grondlegger van de groepsdynamica: Lewin) door GMS als onderbouwing van dit aspect genoemd.

Principes als groepscultuur, groepscohesie, groepsdruk, motivationele groepsprocessen en groepsstructuur (waaronder hiërarchie en status) wor-den gebruikt om de negatieve gedragingen van stuwor-denten om te buigen.

Het hanteren van de groep als belangrijk middel is gebaseerd op de theorie van de groepsdynamica. Er zijn echter (nog) geen wetenschap-pelijke studies bekend die de werkzaamheid van de groepsdynamica voor deze doelgroep hebben bewezen. In tegendeel: uit de literatuur blijkt dat 'positieve peer culture' in leefgroepen niet werkt65. Het blijkt bijzonder moeilijk om jongeren met deviant gedrag elkaar positief te laten beïnvloeden; een dergelijke aanpak blijkt alleen te werken wan-neer jongeren mét en zonder gedragsproblemen bij elkaar geplaatst worden en deviante jongeren eerst vaardigheden bijleren66. Binnen de GMS wordt wel veel aandacht besteed aan een goede verdeling van 'positieve' en' negatieve jongens' in een unit.

ad 3 Het confrontatiemodel

Het confrontatiemodel is met name bedoeld om de positieve normatieve cultuur te handhaven en als ondersteuning en hulp bij de begeleiding, voor de veiligheid, om de jongens te leren accepteren en incasseren en om fysiek ingrijpen te beperken.

De GMS geeft zelf geen theoretische onderbouwing van dit onderdeel. Wij zijn van mening dat het confronteren van studenten met hun gedrag en het

Noot 64 Het dynamische van een groep zit zowel in de groei en verandering van de groep als geheel als van de individuele leden van die groep, waarbij de groep meer is dan de som van de individuen. Noot 65 When interventions harm: peer groups and problem behavior, T. Dishion e.a. 1999.

ontwikkelen van gedragsalternatieven past binnen de cognitieve en ge-dragsgerichte programma's. In beide theorieën wordt ervan uit gegaan dat gedrag is aangeleerd. Daarnaast is het – volgens deze theorieën – ook van groot belang om jongeren te confronteren met wat zij gedaan hebben en hun motieven leren te begrijpen.

Binnen de GMS worden studenten echter niet stelselmatig geconfronteerd met wat zij gedaan hebben in de periode voorafgaand aan de GMS, noch wordt ingegaan op hun motieven. Overigens kan hier in gesprekken met de trainer-coach wel op worden ingegaan. Zo sloeg een jongen die moeite heeft om te incasseren als hij wordt aangesproken (geconfronteerd), er op straat ook altijd op los. Waarom het van belang is te leren incasseren wordt vooral toekomstgericht besproken ("Denk aan de baas die je een opdracht geeft, ….").

In de groepsaanpak is er geen ruimte voor, vanuit de gedachte dat de me-thodiek niet problematiserend is maar toekomstgericht.

Jongens mogen niet met medestudenten over de gepleegde delicten praten, omdat ze dan op oneigenlijke gronden (ik heb 5 overvallen gepleegd en jij maar drie) status krijgen en niet op basis van positief gedrag. De studenten worden alleen geconfronteerd met het gedrag dat zij binnen de GMS laten zien (zie verder ook paragraaf 6.5.1).

Het confronteren van studenten met hun gedrag en het ontwikkelen van gedragsalternatieven past binnen de cognitieve en gedragsgerich-te programma's, waarmee aantoonbare effecgedragsgerich-ten zijn gerealiseerd. Wel wordt binnen de GMS alleen geconfronteerd op het 'hier en nu' gedrag. Aan de hand van een concrete (actuele) aanleiding kan - in gesprekken met de trainer-coach en big-brother - worden ingegaan op het 'wat en waarom' van het gedrag voorafgaand aan de plaatsing.

ad 4 Studentenparticipatie

Op de Glen Mills School bestaat een vergaande participatie van studenten, direct voortvloeiend uit de aanname dat de studenten normale jongens zijn en uit de keuze om de studenten (en hun kwaliteiten) serieus te nemen. Deze werkwijze leert jongeren zelf verantwoordelijk te zijn, draagt respect uit voor de jongere en biedt verder de mogelijkheid voor het ontdekken van verborgen talenten.

Wij hebben geen gedragswetenschappelijke onderbouwing kunnen vinden voor dit onderdeel.

ad 5 Hiërarchie en status

De hiërarchische opbouw in verschillende statussen is een van de instru-menten waarmee het principe van belonen van positief gedrag en het be-straffen van negatief gedrag (sociale leertheorie) zeer consequent wordt toegepast.

Studenten kunnen positief scoren (dit draagt bij aan stijgen in status) door het corrigeren van negatief gedrag (confrontatie), het steunen van correcties en het complimenteren van positief gedrag. Binnen de Glen Mills School ligt de nadruk op belonen; door de statusopbouw valt er veel te verdienen voor studenten: “Je begint heel laag, maar je kan wel ver komen” (directeur).

Concluderend: de hiërarchieopbouw van de GMS is gebaseerd op de (sociale) leertheorie waarbij het stelselmatig belonen of bestraffen van bepaald gedrag de kern vormt.

De (sociale) leertheorie en dan in het bijzonder de therapeutische vari-ant (cognitieve gedragstherapie) blijkt effectief te zijn67, als alle onder-delen worden ingezet. In paragraaf 6.7.4 wordt daar uitgebreider op ingegaan.

ad 6 Geleide Groeps Interactie (GGI)

Ook de methode van de GGI waarbij een 'veilige omgeving' gecreëerd wordt om met andere studenten emoties te delen, elkaar te ondersteunen en zich in anderen te verplaatsen, is in belangrijke mate afkomstig uit de groepsdy-namica. GGI is een dagelijks onderdeel van het programma.

Om de groepsstructuur te onderzoeken wordt gebruik gemaakt van de 'dia-mant van Polsky', een instrument gebaseerd op onderzoek in vele leefgroe-pen van residentiële instellingen in Amerika, waarbij met name gekeken is naar de verschillende groepen, de samenstelling daarvan, de rollen in de groep enz.

De diamant van Polsky is gebaseerd op een negatieve groep waarin vele rollen tot uiting komen. Als er een pispaal/zondebok in een groep aanwezig is wordt er vanuit gegaan dat er sprake is van een negatieve groep.

De effectiviteit van dit – op theorie gebaseerde - onderdeel is niet we-tenschappelijk vastgesteld.

ad 7 Duidelijk en vol programma

Doordat er heel duidelijke normen zijn, is het voor een jongere volstrekt hel-der wat hij wanneer geacht wordt te doen. Op ongewenst gedrag volgt on-middellijk (kenmerk van onon-middellijkheid) een consistente reactie (kenmerk van onvermijdelijkheid). De reactie op het ongewenste gedrag (overtreden van groepsnormen) is voor jongeren voorspelbaar (en komt daarmee tege-moet aan het kenmerk begrijpelijkheid)68.

Het leren van praktische en sociale vaardigheden is één van de suc-cesfactoren voor een effectieve interventie. Binnen de GMS wordt dit onderdeel zeer goed vormgegeven. Wij hebben geen theoretische basis voor dit onderdeel, maar wel een empirische onderbouwing gevonden.

6.2.5 Groepsdruk nader onderzocht: achterliggende mechanismen van