• No results found

Theoretische en methodologische reflectie

In document Samen vooruit met de buurt (pagina 67-92)

6. Discussie

6.2 Theoretische en methodologische reflectie

Deze paragraaf omschrijft de theoretische en methodologische reflectie op dit onderzoek. Daarbij worden een aantal mogelijkheden en verbeterpunten voor vervolgonderzoek genoemd.

6.2.1 Theoretische reflectie

In deze paragraaf is gereflecteerd op de gebruikte theorieën. Er is nagegaan in hoeverre theorieën uit het theoretisch kader hebben bijgedragen aan de beantwoording van de centrale vraag.

Allereerst heeft de definitie van collectieve zelfredzaamheid beperkingen voor de bij- drage aan de fysieke leefbaarheid. De bereidheid van bewoners om zich in te zetten voor een collectief buurtbelang zoals Sampson (1997) omschrijft, hoeft niet noodzakelijkerwijs te impli- ceren dat bewoners zich inzetten voor de fysieke leefbaarheid.Omwille van deze reden zijn vijf condities aan dit onderzoek toegevoegd. In theorie leidt dit tot bewoners die zich inzetten. Opvallend is dat de literatuur drie motieven kent waardoor bewoners zich willen inzetten voor hun buurt. Toch bleek uit interviews ook een ander belang, bewoners zetten zich namelijk ook in uit plichtsbesef. Dit motief heeft geen enkele overlap met het sociale motief, het doelgerichte motief of eigen belang. Plichtsbesef als motief voor inzet is een toevoeging aan de bestaande literatuur. Daarnaast wordt het hebben van de gelegenheid niet tot weinig als een belangrijke conditie voor inzet beschouwd.

Een ander punt is dat dit onderzoek wellicht te weinig oog heeft gehad voor verander- management. Vervolgonderzoek zou hier passend zijn. Gewoontegedrag veranderen is niet makkelijk en een overheidsrol die inspeelt op de mate van inzet is vaak niet voldoende. Een verandering van overheidsrol neemt naar alle waarschijnlijkheid niet de belemmeringen voor verandering van patronen weg. Deze subparagraaf staat bij twee van deze belemmeringen stil.

68 Allereerst heeft dit onderzoek niet stil gestaan bij het feit dat automatisch gedrag vaak wint (Tiggelaar, 2018, p. 36). De versterking van de inzet van bewoners voor de fysieke leefbaarheid vraagt niet alleen om een andere overheidsrol en flexibele vaardigheden waarover ambtenaren moeten beschikken, maar ook om de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden van bewoners. Soms gaat dit heel snel en soms heel langzaam. Zeker voor achterstandsbuurten geldt dat in de loop der jaren een heel repertoire van (negatief) gewoontegedrag is ontwikkeld. Deze ge- woonten vervangen is moeilijk. De tweede belemmering die mogelijk de verandering naar ver- sterkte inzet in de weg zit, is de relatie met de omgeving. Als de sociale en fysieke omgeving – de omgeving die leidt tot het hebben van de gelegenheid (zie §2.2.3) – niet verandert, dan bewoners ook niet. Bewoners reageren zowel bewust als onbewust op prikkels die zij waar- nemen. Wanneer zwerfafval een blijvend probleem is, zullen bewoners eerder geneigd zijn dit gedrag te blijven volgen, dan aan te passen. Dit geldt ook voor participatie: als andere bewoners zich ondanks de verandering van overheidsrol niet gaan inzetten, dan zal geen enkele bewoner dit doen.

6.2.2 Methodologische reflectie

Dit verklarende onderzoek is van kwalitatieve aard. De positieve aspecten van de gekozen onderzoeksmethode zijn in paragraaf 3.4 toegelicht. Deze subparagraaf gaat in op een aantal punten van reflectie.

De eerste drie punten hebben betrekking op de interviews. Ondanks de bijdrage van pilotstudies en peer review aan de betrouwbaarheid en objectiviteit, is tijdens de interviews allereerst gebleken dat het begrip fysieke leefbaarheid erg subjectief is. Iedere bewoner heeft andere eisen en wensen voordat zij prettig in hun buurt wonen. De beleving van bewoners verschilt, terwijl deze beleving juist de inzet bepaalt. Daarbij is ook niet aan iedere respondent gevraagd wat zij onder de inzet verstaan.

Ook is het opvallend dat bewoners van Sluiswijk en de Deltabuurt vooral spraken over inzet van andere bewoners en niet over zichzelf. Ze praatten vooral over wanneer er sprake is van overlast en weinig tot niet over een situatie waarin de fysieke leefbaarheid stabiel is en gecontinueerd moet worden. Wellicht zou vervolgonderzoek een ander begrip of andere opera- tionele definitie moeten hanteren, waardoor dit begrip objectiever gemeten zou kunnen worden. Dit voorkomt beide punten van reflectie.

Ten derde is het ook een idee om bij vervolgonderzoek te kiezen voor andere vragen- lijsten. Ondanks de pilotstudies zijn de vragen alsnog een enkele keer als lastig ervaren. Dit heeft voornamelijk te maken gehad met de zes keuze-opties bij de vragen over de huidige en

69 gewenste overheidsrol. Bewoners vergaten de opties, omdat ze te lang waren en het onderwerp geen dagelijkse kost voor ze is. Voor vervolgonderzoek zijn er drie mogelijke oplossingen: neem een online vragenlijst af zodat bewoners langer naar de opties kunnen kijken, kies voor meerdere vragenlijsten bestaande uit dezelfde vragen maar in andere bewoordingen of stel de vragen open.

Het vierde punt van reflectie heeft betrekking op de steekproefmethode. Het onderzoek is niet geheel willekeurig geweest en bepaalde (typen) mensen wilden wel of niet meewerken. Dit is ten nadele geweest van de representativiteit. Het kan zijn dat de respondenten geen goede afspiegeling zijn van de populatie. Echter is dit wel bewaakt door naar personen te zoeken die een afspiegeling zijn van de demografische gegevens van de buurten zoals in paragraaf 3.2 weergegeven. Daarnaast is er gevarieerd in tijd. Er is zowel overdag als ’s avonds geïnterviewd, omdat bijvoorbeeld veel mensen overdag werken.

Ondanks het feit dat de externe validiteit minder belangrijk is in een kwalitatieve onder- zoekssetting heeft het laatste punt hierop betrekking. Vanwege het beperkt aantal respondenten in verhouding met het werkelijk aantal bewoners en het aantal Nederlandse gemeenten is ge- neralisatie lastig. Toch kan voorzichtig worden uitgesproken dat de verwachting is dat in een andere praktijk de overheidsrol ter versterking van de inzet van bewoners voor de fysieke leefbaarheid ook zo loopt. Ondanks dat deze mogelijke verklaring is ontdekt, kan er alleen niet dwingend worden gezegd dat iedere gemeente dit zo moet oppakken. Vervolgonderzoek kan met behulp van kwantitatief onderzoek toetsen of de aanbeveling ook gewenst is voor een grotere steekproef. _

70

Literatuurlijst

Almond, G., & Verba, S. (1989). The civic culture. Political attitudes and democracy in five

nations. Thousand Oaks: Sage Publications.

Baaren, R. v., & Dijksterhuis, A. (2016). Rapportage groene afvalbakken. Rotterdam: Gemeente Rotterdam.

Bakker, J., Denters , B., & Klok, P.-J. (2011). Welke burger telt mee(r) in de doe-democratie?

Beleid en Maatschappij, 402-418.

Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Toward a unifying theory of behavioral change.

Psychological Review, 191-215.

Bandura, A. (1997). Self-efficacy: the exercise of control. New York: Freeman. Beckboven, E. v., & Kempen, R. (2002). Het belang van de buurt: de invloed van

herstructurering op activiteiten van blijvers en nieuwkomers in een Amsterdamse en Utrechtse buurt. Utrecht: NETHUR.

Bellair, P. (1997). Social interaction and community crime: Examining the importance of neighbor networks. Criminology, 677-703.

Binnema, H. (2014). Terugtrekken of opzij stappen? Beleidsadviezen over minder overheid en meer samenleving. Bestuurskunde, 47-55.

Blijenbergh, I. (2013). Kwalitatief onderzoek in organisaties. Den Haag: Boom Lemma. Blokland, T. (2008). Oog voor elkaar: Veiligheidsbeleving en sociale controle in de grote

stad. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Boardman, J., & Robert, S. (2000). Neighborhood socioeconomic status and perceptions of selfefficacy. Sociological Perspectives, 117-136.

Boeije, H. (2016). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom uitgevers. Bolt, G., & Torrance, M. (2005). Stedelijke herstructurering en sociale cohesie. Utrecht:

NETHUR.

Bolt, G., Dijken, K. v., & Beckhoven, E. v. (2008). Oorzaken van buurtverval. In Bloei en

verval van vroeg-naoorlogse wijken (pp. 13-39). Den Haag: Nicis Instituut.

Boutellier, H. (2011). De improvisatiemaatschappij. Over sociale ordening van een

71 Brady, H., Verba, S., & Schlozman, K. (1994). Beyond Ses: A Resource Model of Political

Participation. The American Political Science Review, 271-294.

Brandsen, T., Collignon, L., Helderman, J.-K., & Rouw, M. (2010). Hoe pakken we de wijk

aan: Een ontwikkelingsgericht onderzoek naar wijkgericht werken, 2e tussenrapportage. Nijmegen: Radboud Universiteit.

Coleman, J. (1988). Social capital in the creation of human capital. American Journal of

Sociology, 95-120.

Coté, S., & Healy, T. (2001). The well-being of nations. The role of human and social. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2017). Weten is nog geen doen: een

realistisch perspectief op redzaamheid. Den Haag: De Wetenschappelijke Raad voor

het Regeringsbeleid.

Dekker, K. (2007). Social Capital, Neighbourhood Attachment and Participation in Distressed Urban Areas. A Case Study In The Hague and Utrecht, the Netherlands. Housing

Studies, 355-379.

Dekker, P., Boele , A., & Houwelingen , P. v. (2014). Burgermacht op eigen kracht. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Delsen, L. (2015). Realisatie van de participatiesamenleving, hervorming van de

verzorgingsstaat in Nederland: 2010-2015. Belgisch tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 767-797.

Denters, S., Tonkens , E., Verhoeven, I., & Bakker, J. (2013). Burgers maken hun buurt. Den Haag: Platform31.

Diekstra, R. (2004). stadsetiquette: over waarden, normen en collectieve zelfredzaamheid van burgers . In P. d. Beer, & C. Schuyt, Bijdragen aan waarden en normen (pp. 107-132). Den Haag: Wetenschappelijke raad voor het regeingsbeleid.

Doff, W., & Kleinhans, R. (2014). More than just fear: on the intricate interplay between perceived neighborhood disorder, collective efficacy, and action. Journal of Urban

Affairs, 420-446.

Doorewaard, H., Kil , A., & Ven, A. v. (2015). Praktijkgericht kwalitatief: een praktische

72 Dubbelboer, N., & Kalk, E. (2016). De werkplaats maakdebuurt: hoe maatschappelijke

initiatieven zich echt kunnen ontwikkelen. Amsterdam: Agora Europa.

Edelenbos, J., & Monnikhof, R. (2001). Lokale interactieve beleidsvorming: een vergelijkend

onderzoek naar de consequentie van interactieve beleidsvorming voor het functioneren van de lokale democratie. Utrecht: Uitgeverij Lemma BV.

Engbersen, G. (2012). Sociaal kapitaal. In L. Verplanke, R. Engbersen, J. Duyvendak, E. Tonkels, & K. v. Vliet, Open deuren: Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid (pp. 137-141). Utrecht: NIZW/Verwey-Jonker Insituut.

Eysink Smeets, M., Moors, H., & Baetens, T. (2011). Schaken op verschillende borden,

evidence-based strategieën voor communicatie over overlast en verloedering, maatschappelijke onrust, polarisatie en radicalisering, een onderzoek naar de (on) mogelijkheden. Tilburg: Universiteit van Tilburg.

Forrest, R., & Kearns, A. (2001). Social Cohesion, Social Capital and the Neighbourhood.

Urban Studies, 2125-2143.

Foster-Fishman, P., Cantillon, D., Pierce, S., & Egeren, L. v. (2007). Building an active citizenry: the role of neigborhood problems, readiness, and capacity for change.

American Journal of Community Psychology, 91-106.

Frieling, M. (2008). Een goede buur: 'Joint production' als motor voor actief burgerschap in

de buurt. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Fung, A. (2004). Empowerd participation. Reinventing urban democracy. Princeton: Princeton University Press.

Gemeente Deventer. (2018a, mei 16). Nota voor B&W: Extra samenlevingsopbouw voor sociaal zwakkere buurten. Deventer, Overijssel, Nederland.

Goris, P. (2005). Wijkgericht werken binnenn gemeentelijke organisaties: Een typologie van verschijningsvormen in Nederland. Panta Rhei.

Gremmen, M. M. (2016). Vitaliteit van buurten en maatschappelijke veerkracht:

Mogelijkheden en beperkingen van een vitale lokale samenleving. Den Haag:

Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Gruijter, M. d., & Marissing, E. v. (2013). Participatie van kwetsbare burgers. Tijdschrift voor

73 Habermas, J. (1989). The theory of communicative action. V.2: Lifeworld and system : a

critique of functionalist reason. Boston: Beacon Press.

Heijde, C. v., & Van der Heijden, B. v. (2006). A competence-based and multidimensional operationalization and measurement of employability. Human Resource Management, 449-476.

Hoffman, C., Nathan, B., & Holden, L. (1991). A comparison of validation criteria: Objective versus ssubjective performance measures and self-versus supervisor ratings. Personnel

Psychology, 601-619.

Hurenkamp, M., Tonkens, E., & Duyvendak, J. (2006). Wat burgers bezielt: Een onderzoek

naar burgerinitiatieven. Amsterdam/Den Haag: Universiteit van Amsterdam/ NICIS

Kenniscentrum Grote steden.

Huygen, A., Marissing, E. v., & Boutellier, H. (2012). Condities voor zelforganisatie. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Hyndman, N., & Ligouri, M. (2016). Public Sector Reforms: Changing Countours on an NPM Landscape. Financial Accountability and Management, 5-32.

Jansen, M. (2012). Hoe kunnen gemeenten de zelfredzaamheid van burgers bevorderen:

Rapportage literatuuronderzoek. Utrecht: Centrum criminaliteitspreventie veiligheid.

Jung, T. (2010). Citizens, co-producers, customers, clients, captives? A critical review of consumerism and public services. Public Management Review, 439-446.

Kang, N., & Kwak, N. (2003). A Multilevel Approach to Civic Participation Individual Length of Residence, Neighborhood Residential Stability, and Their Interactive Effects With Media Use. Communication Research, 80-16.

Kanne, P., Berg, J. v., & Albeda, H. (2013). Niet iedereen is toe aan de

‘participatiesamenleving’. Handreiking voor een gesegmenteerde doe-democratie- strategie. Amsterdam: TNS Nipo.

Kempen, R. v., Zwiers, M., Bolt, G., & Ham, M. v. (2015). Lessen over buurtontwikkeling en

buurtverval: Essay 2. Den Haag: Platform 31.

Kensen, S. (1999). Sturen op variatie. Sociale vernieuwing en de Deense variant als bronnen

74 Kleinhans, R., & Bolt, G. (2010). Vertrouwen houden in de buurt: Verval, opleving en

collectieve zelfredzaamheid in stadsbuurten. Den Haag: Nicis.

Knol, F., Hart, J. d., Maas-de Waal, C., & Roes, T. (2002). Zekere banden. Sociale cohesie,

leefbaarheid en veiligheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Kruyen, P., & Genugten, M. v. (2019). Opening up the black box of civil servants’ competencies. Public Management Review.

Kruyen, P., Keulemans, S., Borst, R., & Helderman, J.-K. (2018). Searching for the renaissance bureaucrat: A longitudinal computer-assisted study of personality

descriptors in government vacancies. International Public Management Journal, 1-49. Lagendijk, E., & Bürmann, A. (2004). De gemeente, burgerinitiatieven en de ongebonden

vrijwilliger. Den Haag: Commissie Vrijwilligersbeleid.

Lans, J. v. (2010). Eropaf! De nieuwe start van het sociaal werk. Amsterdam: Uitgeverij Augustus.

Leidelmeijer, K., Iersel, J. v., & Frissen, J. (2018). Veerkracht in het corporatiebezit:

Kwetsbare bewoners en leefbaarheid. Amsterdam: Rigo Research en Advies.

Maat, J. v., & Veldhuysen, C. (2011). Actief burgerschap: een overzicht van interventies. utrecht: Movisie.

Manzo, L., & Perkins, D. (2006). Finding common ground: The importance of place

attachment to community participation and planning. Journal of planning literature, 335-350.

Meer, F. v., & Durivou, V. (2016, december). ‘Begin met wat de burger. BinnenbeRijk, pp. 18-20.

Obama, B. (2012, november 7). Barack Obama's victory speech – full text. Retrieved from The Guardian: https://www.theguardian.com/world/2012/nov/07/barack-obama- speech-full-text

Osborne, S., Radnor , Z., & Nasi, G. (2013). A new theory for public service management? Toward a (public) service-dominant approach. The American Review of Public

Administration, 135-158.

Ostrom, E. (1996). Crossing the great divide: coproduction, synergy, and development. World

75 Oude Vrielink, M., & Verhoeven, I. (2011). Burgerinitiatieven en de bescheiden overheid.

Beleid en Maatschappij, 377-387.

Perkins, D., & Long, D. (2002). Neigborhood sense of cummunity and social capital: A multi- level analysis. In A. Fisher, C. Sonn, & B. Bishop, Psychological sense of community:

Research, applications, and implications (pp. 291-318). New York: Plenum.

Pitkin, B. (2001). Theories of neighborhood change. Implications for community development

policy and practice. Los Angeles: UCLA Advanced Policy Institute.

Polman, H. (2018, december). Dienend leiderschap. Publiek denken, p. 3.

Price, R., & Behrens, T. (2003). Working Pasteur's Quadrant: Harnessing Science and Action for Community Change. American Journal of Community Psychology, 219-223. Putnam , R. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of American community. Simon

& Schuster: New York.

Raad van State. (2013). Jaarverslag 2012. Den Haag: Raad van State.

Raad voor het openbaar bestuur . (2012). Loslaten in vertrouwen. Naar een nieuwe

verhouding tussen overheid, markt én samenleving. Den Haag: Raad voor het

openbaar bestuur.

Regenmortel, T. v. (2002). Empowerment en Maatzorg. Een krachtgerichte psychologische kijk. In J. Vranken, K. d. Boyser, D. Geldof, & G. v. Menxel, Armoede en Sociale

Uitsluting, Jaarboek 2002. (pp. 71-84). Leuven/Leusden: Acco.

Sampson, R. (2009). Disparity and diversity in the contemporary city: social (dis)order revisited. The British Journal of Sociology, 1-31.

Sampson, R., Raudenbush, S., & Earls, F. (1997). Neighborhoods and violent crime: a multilevel study of collective efficacy. Science, 918-924.

Schuyt, K. (1997). Sociale cohesie en sociaal beleid:Drie publiekscolleges in De Balie. Amsterdam: De Balie.

Schuyt, K. (2006). Steunberen van de samenleving. Amsterdam: Amsterdam University Press. Siermann, T. (2016, juni 24). De continue doorontwikkeling van het wijkgericht werken.

Retrieved from I&O Research:

https://ioresearch.nl/Portals/0/De%20continue%20doorontwikkeling%20van%20het% 20wijkgericht%20werken.pdf

76 Skocpol, T. (2003). Diminished democracy: from membership to management in American

civic. Norman: University of Oklahoma Press.

Snel, E., Hoogmoed, K., & Odé, A. (2015). Actief burgerschap en leefbaarheid in twee Rotterdamse wijken. Bestuurswetenschappen, 71-84.

Sommerville, P., Beckhoven, E. v., & Kempen, R. v. (2009). The decline and rise of

neighbourhoods: the importance of neighbourhood governance. European Journal of

Housing Policy, 25-44.

Stoker, G., Lowndes, V., & Pratchett, L. (2006). Diagnosing and remedying the failings of offical participation schemes. The CLEAR framework. Social policy and Society, 281- 291.

Stokkom , B. v., & Toenders, N. (2010). De sociale cohesie voorbij: actieve burgers in

achterstandswijken. Amsterdam: Pallas Publications.

Sunstein, C. (2014). Why Nudge? The Politics of Libertarian Paternalism. New Haven: Yale University Press.

Sunstein, C., & Thaler, R. (2008). Nudge: Improving Decisions About Health, Wealth, and

Happiness. New Haven: Yale University Press.

Taylor, M., & Söndergaard, M. (2017 ). Unraveling the Mysteries of Case Study Research. Cheltenham: Edward Elgar Publishing.

Temkin, K., & Rohe, W. (1996). Neighbourhood change and urban policy. Journal of

Planning Education, 159-170.

Thabane, L., Ma, J., Chu, R., Cheng, J., Ismaila, A., Rios, L., . . . Goldsmith, C. (2010). A tutorial on pilot studies: the what, why and how. BMC Medical Research

Methodology, 1-10.

Thiel, S. v. (2007). Bestuurskundig onderzoek. Een methodologische inleiding. Bussum: Coutinho.

Tiggelaar, B. (2018). De ladder: Waarom veranderen zo moeilijk is én...welke 3 stappel wel

werken. Soest: Tyler Roland Press.

Tonkens, E. (2008). De bal bij de burger: Burgerschap en publieke moraal in een pluriforme,

77 Tonkens, E., & Verhoeven, I. (2011). Bewonersinitiatieven: proeftuin voor partnerschap

tussen burgers en bewoners. Een onderzoek naar bewonersinitiatieven in de Amsterdamse wijkaanpak. Beleid en Maatschappij, 419-437.

Tops, P. (2013). De Wijkengids: 2.4.8 Opgaven voor de toekomst. Den Haag: Platform 31. Trnka, S., & Trundle, C. (2014). Moving Beyond Neoliberal Responsibilisation. A Journal of

Scial Anthropology and Comparative Sociology, 136-153.

Tudjman, T. (2013). Inzicht in wijkgericht werken, Beleid en activiteiten in Alphen aan de

Rijn. Utrecht: Movisie.

Ubels, M., & Bolink, J. (2019, februari 15). Volgen er nog meer tegenvallers voor Viking in

Deventer? Retrieved from De Stentor: https://www.destentor.nl/deventer/volgen-er-

nog-meer-tegenvallers-voor-viking-in-deventer~a3084782/

Verba, S., Schlozman, K., & Brady, H. (1995). Voice and Equality: Civic Voluntarism in

American Politics. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press.

Verbon, H. (2017, mei 6). WRR-rapport brengt zelfredzaamheid niet dichterbij. Retrieved from Sociale Vraagstukken: https://www.socialevraagstukken.nl/wrr-rapport-brengt- zelfredzaamheid-niet-dichterbij/

Verhoeven, I., & Oude Vrielink, M. (2012). De stille ideologie van de doe-democratie. In C. v. Montfort, A. Michels, & W. v. Dooren, Stille ideologie: Onderstromen in beleid en

bestuur (pp. 55-66). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

Verhoeven, I., & Tonkens, E. (2011). Bewonersinitiatieven: partnerschap tussen burgers en overheid. Beleid en Maatschappij, 419-437.

Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: Uitgeverij Lemma.

Wijdeven, T. v. (2012). Doe democratie: Over actief burgerschap in stadswijken. Delft: Eburon.

Wijdeven, T. v., Graaf, L. d., & Hendriks, F. (2013). Actief burgerschap: Lijnen in de

78

Bijlagen:

Bijlage A: Format vragenlijst bewoners Bijlage B: Format vragenlijst ambtenaren Bijlage C: Overzicht respondenten bewoners Bijlage D: Overzicht respondenten ambtenaren

79

Bijlage A: Format vragenlijst bewoners

Allereerst hartelijk dank dat u wil meewerken aan mijn onderzoek. Door interviews met zowel bewoners als ambtenaren af te nemen probeer ik een antwoord te geven op de volgende vraag:

“Welk type overheidsrol draagt – volgens het perspectief van zowel bewoners als ambtenaren – bij aan de versterking van de condities waaronder bewoners zich inzetten voor de fysieke leefbaarheid van hun buurt?”. Onder fysieke leefbaarheid wordt de mate waarin de fysieke

leefomgeving aansluit bij uw eisen en wensen, zodat u prettig woont verstaan. Denk hierbij aan de kwaliteit van de openbare ruimte waarin wij ons nu bevinden en de staat van het groen om u heen.

De vragenlijst bestaat uit veertien hele korte (gesloten) tot soms iets langere (open) vragen. Het zal ongeveer tien minuten van uw tijd in beslag nemen. Middels deze vragenlijst probeer ik erachter te komen wat en wanneer een bewoner iets zou doen voor de uitstraling van zijn buurt en wat voor ondersteuning vanuit de gemeente hierbij door u verwacht wordt.______

Om een gedegen antwoord te kunnen geven op mijn onderzoeksvraag eerst enkele demografische gegevens gevraagd worden. Vervolgens wordt ingegaan op redenen waarom u u wel of niet inzet voor de fysieke leefbaarheid van uw buurt. Het interview wordt afgesloten met enkele vragen over de huidige en gewenste overheidsrol hierbij. Vindt u het vervelend als ik dit gesprek opneem?

De antwoorden die u geeft zullen vergeleken worden met de antwoorden die ambtenaren geven. Op deze manier kan een verklarend inzicht worden gegeven over de beleving van de empirische werkelijkheid.

Demografische gegevens

1. In welke buurt woont u?

a) De Deltabuurt b) Sluiswijk c) De Hoven

2. Wat is uw leeftijd?

a) Jonger dan 25 jaar b) Tussen de 25 en 65 jaar c) Ouder dan 65

3. Wat voor type opleiding heeft u genoten?

a) Geen of middelbare school afgerond b) MBO c) HBO of hoger

4. Wat is uw afkomst?

a) Autochtoon b) Allochtoon, ik of (één van) mijn ouders kom(en) uit…

5. In welk type woning woont u?

a) Koop b) Huur

80 a) Nee

b) Ja, namelijk…

Inzet voor de fysieke leefbaarheid

7. Onder fysieke leefbaarheid versta ik de aansluiting van de fysieke leefomgeving bij uw

eisen en wensen zodat u prettig woont. Dit is de omgeving waar wij nu wandelen/fietsen. Zet u zich in voor de fysieke leefbaarheid?

a) Ja, omdat…

In document Samen vooruit met de buurt (pagina 67-92)