• No results found

Testen van de aannames

6.1 Beschrijvende statistiek

6.2.3 Testen van de aannames

Page 36

6.2.3 Testen van de aannames

In deze paragraaf wordt er gecontroleerd of er aan de aannames van het beschreven klassieke regressiemodel is voldaan. In de vorige paragraaf zijn de aannames beschreven en in deze paragraaf zal kort worden aangegeven of het gerechtvaardigd is om van de aannames uit te gaan.

Het is duidelijk dat in ons model de relatie tussen de afhankelijke variabele en de regressors lineair is. Er is voldaan aan de aanname van strict exogeneity omdat de gegevens in de dataset onafhankelijk zijn van de error term. Voor het testen op heteroscedasticiteit is de White

heteroscedasticiteit test uitgevoerd. Uit de White test blijkt dat er sprake is heteroscedasticiteit, wat inhoudt dat er niet aan de aanname wordt voldaan van homoscedasticity Er wordt niet voldaan aan de aanname van homoscedasticiteit. . Een kenmerk van een GLS regressie is wanneer er sprake is van heteroscedasticity. Tot slot heb ik getest of de storingsterm normaal verdeeld is aan de hand van de Jarque-Bera test. De resultaten zijn in tabel 7.4 weergegeven voor formule 1 en tabel 7.5 voor formule 2. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een normaal verdeling aangezien de p-value gelijk is aan 0. Een p-value van 0 houdt in dat de null hypothese ‘’de distributie is normaal verdeeld’’ is verworpen.

Page 37

7 Conclusie

In het laatste hoofdstuk komen de resultaten aanbod en worden de conclusies getrokken. Allereerst worden de resultaten voor de hypothese besproken. Uiteindelijk leidt dit tot de beantwoording van de hoofdvraag. De tweede paragraaf zal in het teken staan van de

beperkingen van het onderzoek. In paragraaf 3 zullen de mogelijkheden voor vervolgonderzoek aanbod komen.

7.1 Conclusie

De afstudeerscriptie staat in het teken van de bonus van de CEO en de mate van winststuring. Voor de bepaling van de bonus kan een manager worden beoordeeld op basis van financiële prestatiemaatstaven (FPM) en niet-financiële prestatie maatstaven (NFPM). Een CEO die wordt beloond op basis van FPM heeft de neiging om de resultaten te sturen om zodoende de FPM te bereiken. De CEO heeft een dermate grote invloed op de financiële verslaggeving van een onderneming en kan zodoende zijn invloed gebruiken om het resultaat te sturen. In deze scriptie is onderzocht of een CEO die wordt beoordeeld op een combinatie van FPM en NFPM de neiging heeft om earnings management toe te passen? Het doel van deze scriptie is om te onderzoeken of een CEO van wie de bonus wordt bepaald op basis van FPM en NFPM in mindere mate EM zal toepassen dan een CEO bij wie de bonus louter wordt beoordeeld op FPM.

Er van uitgaand dat een CEO invloed heeft op de financiële verslaggeving is er onderzoek gedaan onder Nederlandse ondernemingen die genoteerd stonden aan AEX en AMX voor de periode van 2006-2010. De groepen zijn verdeeld in twee groepen, ondernemingen die gebruik maken van FPM als basis voor de hoogte van de bonus en ondernemingen die gebruik maken van zowel FPM als NFPM voor de hoogte van de bonus. De volgende hoofdvraag is

geformuleerd: In welke mate heeft het opnemen van NFPM in de korte termijn beloning van de CEO van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen invloed op de mate van earnings management?

Om bovenstaande hoofdvraag te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van de volgende hypothese: Ondernemingen die gebruik maken van een combinatie van NFPM en FPM waarop de bonus wordt gebaseerd hebben lagere discretionaire accruals dan ondernemingen die gebruik maken van louter FPM. Uit het onderzoek blijkt dat er geen verband is tussen de DA van een onderneming en de wijze waarop de bonus voor de CEO wordt bepaald. Ibrahim et al. (2013) en Koubaa et al. (2013) hebben in hun onderzoeken aangetoond dat er wel een verband bestaat tussen de wijze waarop de bonus wordt bepaald en de mate van winststuring. Ibrahim et al. (2013) richtten zich in hun onderzoek op de S&P 500. Koubaa et al. (2013) richtten zich op Canadese ondernemingen omdat deze ondernemingen in vergelijking met ondernemingen uit de VS relatief kleiner zijn qua omvang en omdat bij Canadese ondernemingen het eigendom beter is verdeeld. Voor de bepaling van EM gebruikten Ibrahim et al. (2013) en Koubaa et al

Page 38 (2013) het gewijzigde Jones model met een aanpassing in het model voor de ROA. In dit

onderzoek is er gebruik gemaakt van het gewijzigde Jones model.

Nu de hypothese is beantwoord zal er nu antwoord worden gegeven op de hoofdvraag: In welke mate heeft het opnemen van NFPM in de korte termijn beloning van de CEO van

Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen invloed op de mate van earnings management? Op basis van dit onderzoek kan er niet worden geconcludeerd dat ondernemingen die gebruik maken van een combinatie van FPM en NFPM als basis voor de bepaling van de bonus in mindere mate aan winststuring doen dan ondernemingen die de bonus bepalen op basis van FPM.

7.2 Beperkingen van het onderzoek

Hieronder zullen de beperkingen van het onderzoek worden besproken:

- Voor niet alle ondernemingen was de volledige informatie beschikbaar voor het bepalen van de discretionaire accruals. Daarnaast worden financiële instellingen niet

meegenomen in het onderzoek omdat deze sector sterk gereguleerd is en andere motieven kunnen hebben voor het toepassen van EM. Hierdoor zijn er voor de

ondernemingen die een notering hadden aan de AEX en AMX in de periode 2006-2010 waarvan de volledige informatie beschikbaar was over deze jaren meegenomen in het onderzoek. Uiteindelijk bevat de sample 36 ondernemingen.

- In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de gewijzigde Jones model. In de literatuur zijn er tal van modellen ontwikkeld voor het bepalen van EM. Uit eerdere onderzoeken bleek dat het gewijzigde Jones model een van de nauwkeurigste modellen is voor de bepaling van EM. Aangezien deze scriptie binnen een bepaald termijn dient te worden afgerond is het niet haalbaar om verschillende modellen te hanteren.

- In dit onderzoek is er een periode van 5 jaar gehanteerd terwijl er in andere onderzoek vaak een langere periode wordt gehanteerd. Hierdoor kunnen de resultaten minder betrouwbaar zijn dan uit de andere onderzoeken.

7.3 Vervolgonderzoek

In de toekomst kan er onderzoek worden gedaan over een langere periode. Dit om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen. Daarnaast wordt de vergelijkbaarheid met andere onderzoeken hierdoor verhoogd. Tevens kan dezelfde tijdsperiode worden gekozen voor de onderzoeken omdat NFPM in die periode in opkomst waren.

Er zijn verschillende modellen voor het meten van EM. In een mogelijk vervolgonderzoek kan er gebruik worden gemaakt van een ander model. Hierbij kan gedacht worden aan de modellen die in deze scriptie aanbod zijn gekomen of aan het model dat Ibrahim et al. (2013) en Koubaa et al. (2013) hanteren voor het meten van EM.

Page 39 In het onderzoek van o.a. Koubaa et al. (2013) worden de ondernemingen ingedeeld in

branches. Mogelijk vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op verschillende branches om zodoende de verschillen per branche in kaart te brengen. Om dit te bewerkstelligen zijn er veel observaties noodzakelijk. Dit kan worden bijvoorbeeld worden uitgevoerd door ondernemingen uit Europa te gebruiken voor de dataset.

Een ander mogelijk vervolg onderzoek betreft de vergelijking tussen de periode voor de crisis en de periode na de crisis. Dit kan worden bereikt door dezelfde ondernemingen/branches te onderzoeken uit de onderzoeken van Ibrahim et al. (2013) of Koubaa et al. (2013). Tevens zou dit kunnen worden uitgevoerd voor ondernemingen uit Nederland of andere Europese landen. Het is aan te raden dit voor beursgenoteerde ondernemingen te verrichten aangezien deze meer informatie bekend maken omtrent de beloning van de CEO.

Page 40

Literatuurlijst

Akkermans, D.H.M., Ees, H. van, Hermes, C.L.M., Hooghiemstra, R.B.H., Laan, G. van der and Postma, T.J.B.M., (2007). Corporate governance in Nederland: 2006. Groningen: University of Groningen. Antle, R., & Demski, J.S. (1988). The controllability principle in responsibility accounting. The Accounting Review 63, 700-718.

Baker, George P., Robert Gibbons, and Kevin J. Murphy, 1994. “Subjective Performance Measures in Optimal Incentive Contracts,” Quarterly Journal of Economics, 109, 1125- 1156.

Banker, R.D., Lee S. and Potter G. (1996), “A Field Study of the Impact of a Performance Based Incentive Plan”, Journal of Accounting and Economics, Vol. 21, pp. 195-226.

Barkema, H. G. and L. R. Gomez-Mejia. 1998. Managerial compensation and firm performance: A general research framework. The Academy of Management Journal 41(2): 135-145.

Bier, B., Frentrop P., Lückerath-Rovers M. and Melis D. (2013) ‘’Overzicht Corporate Governance in Nederland 2003-2013’’, Nyenrode university,

Behn, B.K. and R.A.Riley (1999). ‘Using non-financial measures to predict performance: the case of the

US airline industry’. Journal of Accounting, Auditing, and Finance 14 (1), 29–57.

Burns, N. and S. Kedia (2006). ‘The impact of performance-based compensation on misreporting’. Journal of Accounting and Economics 79, 35–67.

Bushman, R., Indjejikian, R., Smith, A., (1996), ‘’CEO Compensation: the role of individual performance

evaluation’’ . Journal of Accounting and Economics 21, 161–193.

Carter, M.E., L. Lynch amd S. Zechman, (2009). ‘Changes in bonus contracts in the post-Sarbanes–Oxley

era’. Review of Accounting Studies 14 (4), 480–506.

DeAngelo L (1986), “Accounting Numbers as Market Valuation Substitutes: A Study of Management Buyouts of Public Stockholders”, The Accounting Review, Vol. 61, July, pp. 400-420.

Dechow, P., Sloan, R., Sweeney, A., 1995. Detecting earnings management. The Accounting Review 70 (April), 193–225.

Defond M and Subramanyam K R (1998), “Auditor Changes and Discretionary Accruals”, Journal of Accounting and Economics, Vol. 25, No. 1, pp. 35-68.

Demski, J.S. (1976). ‘Uncertainly and evaluation based on controllable performance’. Journal of Accounting Research, pp. 230-245.

Page 41

Feltham, G.AA. and J. Xie (1994). ‘Performance measures congruity and diversity in multi-task

principal/agents relations’. The Accounting Review, vol 69, July, pp. 429-453.

Frankel, R.M., Johnson, M.F., Nelson, K.K., 2002. The relation between auditors’ fees for nonaudit services and earnings

management. The Accounting Review 77 (Suppl.), 71–105.

Healy, P.M. (1985) 'The Effect of Bonus Schemes on Accounting Decisions', Journal of Accounting and Economics, 7: 85-107.

Hayashi, F., ‘’Econometrics’’. Princeton University Press.

Healy, P.M. en Wahlen J.M. (1999). A review of the earnings management literature and its implications for standard setting. Accounting Horizons, 13, (4), 365-383. Holmstrom, B. (1979). Moral Hazard and Observability. The Bell Journal of Economics, 10, (1), 74-91.

Ibrahim, S en C Lloyd (2013). ‘The association between non-financial performance measures in executive

compensation contracts and earnings management’, Journal Accounting and Public Policy.

Ittner, C.D., D.F. Larcker and M.V. Rajan (1997) 'The Choice of Performance Measures in Annual Bonus

Contracts', The Accounting Review, 72(2): 231-255.

Ittner, C. en D.F. Larcker, 1998. Are nonfinancial measures leading indicators of financial performance? An analysis of customer

satisfaction. Journal of Accounting Research 36 (Suppl.), 1–35.

Ittner C.D., Larcker D.F. and Randall T. (2003), “Performance Implications of Strategic Performance Measurement in Financial Services Firms”, Accounting, Organizations and Society, Vol. 28, pp. 715-741.

Jensen and Meckling (1976). ‘Theorie of the firm: Managerial behavior, agency costs, and capital

structure’. Journal of Financial Economics 3 (4): 305–60.

Jones J (1991), “Eamings Management During Import Relief Investigations”, Journal of Accounting Research, Vol. 29, pp. 193-228.

Kaplan, R. S. and D.P. Norton (1996), ‘’The Balanced Scorecard: Translating Strategy into Action’’. Boston: HBS Press.

Kaplan, R. and D. Norton, (2001). ‘Transforming the balanced scorecard from performance measurement

Page 42

Koubaa, A., K.M. Chakib en K. Halioui (2013). ‘Use of non-financial performance measures in managers

compensation contracts as earnings management constraints’. Journal of Organizational Behavior.

Levitt A. (1998), ‘’ The numbers game’’. Remarks at the N.Y.U. Center for Law and Business, New York, N.Y.

Merchant, K.A and Van der Stede, W.A (2003), ‘’Management control systems: performance

measurement, evaluation and incentives’’. Prentice Hall, Harlow, UK.

Moers, F. (2005), ‘’Discretion and bias in performance evaluation: the impact of diversity and

subjectivity’’. Accounting, Organization and Society, p. 67-80.

Murphy, K.J. (1999), ‘’ Executive compensation. Marshall School of Business University of Southern California.

Praag, C.M. van and Sloof, R. (2008), ‘’Performance measurement, expectancy and agency theorie: An experimental study’’. Journal of Economic Behavior and Organization 67, 794-809.

Said, A., H. HassabElnaby and B. Weir (2003). ‘An empirical investigation of the performance

consequences of nonfinancial measures’. Journal of Management Accounting Research 15, 193–223

Schipper, K. (1989). Commentary on earnings management. Accounting Horizons, 3, (4), 91-102.

Scot, W.R. (2009). Financial Accounting Theorie, 5e druk, Pearson, Toronto.

Smith, M.J. (2001). ‘Gaming non-financial performance measures’. Journal of Management Accounting Research, Vol. 14, pp. 119-134.

Watts, R. and J. Supreme (1986). ‘Positive Accounting Theorie’, Edgewood Cliffs, NJ: Prentice Hall. Wiersma, E (2001). ‘De relatie tussen financiële en niet-financiële prestatiemaatstaven’.

Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie.

Wiersma, E. (2008), An exploratory study of relative and incremental information content of two non-financial performance measures, Accounting, Organizations & Society, Volume 33, Issue 2, pages 249-265

Page 43