• No results found

5. Op welke manieren kan het evangelie nog meer uitgedragen worden?

6.2 Het TOPOI model

6.2.1 Taal

Het maakt veel uit of je met een ander in je moedertaal kunt spreken of niet. Ook al beheers je een vreemde taal redelijk goed, het blijft moeilijk om je goed uit te drukken. Helemaal als het ook nog eens over zaken gaat die niet alleen bij een oppervlakkig praatje blijven, ervaren we moeite om ons goed uit te drukken.

In het onderzoek kwam naar voren dat ook een bewoner door de taalbarrière veel

belemmeringen ervoer om vragen te stellen over het geloof of zaken die daar mee te maken hebben. Dit probleem is eventueel op te lossen door deze bewoner te helpen met het regelen van een taalcursus als dit mogelijk is. De meeste bewoners beheersen de Nederlandse taal echter wel voldoende, maar ook dan kunnen zich er nog genoeg misverstanden voordoen op dit gebied. Als we het hebben over communicatie gaat het over zowel verbale als non verbale communicatie, op beide niveaus ervaren we soms dat er misverstanden zijn.

Als het om verbale communicatie gaat zijn we bijvoorbeeld al gauw geneigd om een boodschap op een bepaalde manier te interpreteren, terwijl die ander misschien wel iets heel anders voor ogen heeft. Wat het moeilijk kan maken is dat de boodschap die mensen af willen geven in werkelijkheid soms iets anders inhoudt dan wat er feitelijk eigenlijk wordt gezegd. Als iemand bijvoorbeeld zegt dat hij een belangrijke afspraak heeft die avond kan dat verschillende

boodschappen met zich meedragen. Zo kan zo iemand bijvoorbeeld proberen aan te geven dat hij het druk heeft en dat hij het gesprek af wil ronden, maar het kan ook gewoon een

mededeling zijn. Hetzelfde geldt voor christelijk taalgebruik, als we hier gebruik van maken moeten we ons ervan bewust zijn dat niet iedereen altijd op de hoogte is van wat we nou werkelijk duidelijk willen maken. In gesprekken over het geloof kunnen uitdrukkingen die voor ons heel normaal zijn heel anders overkomen op mensen die hier niet zo bekend mee zijn. Ik kan me daar nog goed een voorbeeld van herinneren uit het programma Rayman is laat. Toen een presentator van dat programma aan een gemeentelid van onze kerk vroeg wat we dan zoal deden op de zondag antwoordde dit gemeentelid dat we vooral gemeenschap hadden met

elkaar. Het mag wel duidelijk zijn dat dit heel gemakkelijk op een andere manier opgevat kan worden. We moeten dus voorzichtig zijn met impliciet taalgebruik in onze communicatie.

Non verbale communicatie kan weer voor andere misverstanden zorgen. Verschillende culturen nemen verschillende gebruiken met zich mee. Als je Lucas 23:48 bijvoorbeeld leest kan het nogal vreemd overkomen dat mensen zich op de borst slaan, iets wat hier als een teken van trots wordt gezien, als ze Jezus aan het kruis zien hangen. In die cultuur betekent het echter niet dat je trots bent, maar is het op de borst slaan juist een teken van diepe rouw.

Een wat actueler voorbeeld is dat we een andere invulling geven aan het aankijken van elkaar. In veel culturen is het onbeleefd om iemand met een hogere status of plek heeft dan jij, recht in de ogen te kijken. Je hoort dan juist naar beneden te kijken.

Maar in Nederland wordt ‘onderuit kijken’ juist vaak opgevat als afwijzen, niet willen communiceren of onverschillig zijn. 49

Ook als we het hebben over elkaar een hand geven kunnen cultureel bepaalde factoren ervoor zorgen dat er misverstanden ontstaan. Dit geldt niet alleen voor contacten met buitenlandse culturen, maar ook in het contact met Nederlandse subculturen kunnen verschillende gebruiken communicatiestoornissen veroorzaken.

Verwerkingsvragen

Denk terug aan een gespreksituatie die je kort geleden hebt meegemaakt, waarin je een actieve rol vervulde en waarover je een onbevredigd gevoel hebt overgehouden dat je wilt

onderzoeken. Haal de situatie weer levendig voor de geest en stel jezelf de volgende vragen: - Waarover gaat het gesprek? Hebben jij en de andere gesprekspartners eenzelfde idee over doel en inhoud ervan?

- Geven jullie aan dezelfde woorden dezelfde betekenis? Begrijp je elkaars taal?

- Wat zie je aan lichaamstaal bij ieder van de gesprekspartners? Begrijpen jullie elkaars lichaamstaal?50

6.2.2 Ordening

Iedere cultuur en subcultuur brengt een systeem met zich mee waarin gebeurtenissen worden geordend. Het wereldbeeld waar we het over hebben gehad geeft mensen grip op de

werkelijkheid en helpt ons om gebeurtenissen die op ons af komen te verwerken. Zo heeft ieder mens zijn eigen referentiekader.

49 Rooijendijk, L. en Sommer, J.H., Interculturalisatie. Cultuur en cultuurverschillen als basis voor begeleiden in de

Deze referentiekaders kunnen erg van elkaar verschillen. Wat voor de één de normaalste zaak van de wereld is, is voor de ander ondenkbaar. Het met een hoedje op naar de kerk gaan wordt al snel vreemd gevonden door anderen. Maar ook bij een gesprek met een Maatschappelijk werker niet op komen dagen, omdat er onverwachts een vriend op bezoek komt is hier een goed voorbeeld van. Niet iedereen kan dit altijd goed begrijpen, want afspraak is immers

afspraak. Mensen uit dezelfde subcultuur spelen het sociale spel volgens dezelfde regels. Als we van elkaar weten wat geaccepteerd wordt in de cultuur van de ander kunnen we hier met elkaar over praten en kunnen we zoeken naar een oplossing. Maar dan moeten we ons daar wel eerst bewust van zijn.

Ieder persoon heeft een bepaalde hiërarchie tussen zaken die belangrijk zijn voor hem of haar, maar ook als zaken voor beide partijen even belangrijk zijn kan de ordening die hierin

aangebracht wordt verschillend zijn. Als we op de hoogte zijn van de prioriteiten die de ander stelt kunnen we daar eerder rekening mee houden en hoeven we ons minder snel te verbazen als zaken anders lopen dan we in eerste instantie graag zouden willen.

Verwerkingsvragen

Om te oefenen met het aspect ordening kun je de gekozen gesprekssituatie uit de vorige oefening nu analyseren met behulp van de volgende vragen:

- Wat is volgens de betrokken gesprekspartners het belangrijkste gespreksonderwerp of wat is volgens hen het probleem?

- Vanuit welke invalshoek kijken ieder van de gesprekspartners naar het onderwerp of het probleem?

- Kennen jullie elkaars invalshoek en visie?

- Wat doet eenieder met verschillen die daarin voelbaar en zichtbaar worden?51

6.2.3 Perspectieven

Communicatie bestaat uit meer dan alleen maar inhoudelijke boodschappen met elkaar uitwisselen, maar zegt ook iets over de relatie die je met elkaar hebt. Hoe je jezelf en de ander ziet is van groot belang in de positie die je inneemt. Hoe we over onszelf en anderen denken bepaalt hoe we een ander tegemoet treden en daarmee ook hoe we op de ander over komen. Ons denken wordt hierin voor een groot deel beïnvloed door de maatschappij. Iedereen heeft direct een bepaalde associatie als er woorden als politieagenten, Turken, Marokkanen of jongeren voorbij komen. Ons beeld dat we van deze mensen hebben wordt sterk beïnvloed

door het beeld dat de maatschappij ons over deze mensen geeft, of dit nu bewust of onbewust gebeurt. Frappant is dat als mensen eenmaal een bepaalde rol aangemeten krijgen, ze zich ook vaak zo gaan gedragen. Het is bewezen dat kinderen die te horen krijgen dat ze knap en slim zijn een veel beter zelfbeeld hebben dan kinderen die nooit positieve opmerkingen krijgen. In een gesprek met een bewoner uit de Maatschappelijke Opvang hoorde ik hoe oneerlijk het door deze persoon werd gevonden dat bewoners in een krantenartikel werden betiteld met de term “de zwakkeren van de samenleving”. Het deed deze persoon heel wat dat dit stempel werd gegeven. Ik kan me voorstellen dat mensen die altijd te horen krijgen dat ze tot de groep zwakkeren van de samenleving behoren zichzelf op een gegeven moment hier ook mee gaan identificeren. Als we ons hier bewust van zijn kunnen we er ons best voor doen om mensen niet te betitelen als zwakker of minder.

Juist het uitzenden van een ander geluid helpt mensen om een positief zelfbeeld te ontwikkelen, wat ook weer zijn weerslag heeft op het gedrag van mensen.

Verwerkingsvragen

Het aspect perspectief kun je onderzoeken door bijvoorbeeld de volgende vragen te stellen in jouw voorbeeldsituatie:

- Hoe zien de gesprekspartners zichzelf? - Hoe kijken ze naar elkaar?

- Welke achterliggende sociale perspectieven spelen bij elk van de gesprekspartners een rol?52

6.2.4 Organisatie

Alle gespreksvoering vindt plaats binnen het kader van de organisatie van het Leger des Heils. De wijze waarop de organisatie is opgezet, maar ook de cultuur van de organisatie heeft grote invloed op het communicatieproces. Kunnen bewoners bijvoorbeeld met vragen alleen langs komen op een daarvoor apart gericht spreekuur of kunnen ze ook zonder afspraak bij hun begeleiders terecht? Tijdens één van de koffiemomenten sprak ik met een bewoner die totaal gefrustreerd was, omdat hij zijn post niet op kon halen toen hij dat wilde. Ik hoorde van een andere bewoner dat er speciale tijdstippen zijn om post op te halen en als bewoners dan te vroeg of te laat zijn moeten ze wachten. Ik weet er te weinig van en heb dit niet geverifieerd, maar het geeft in ieder geval een goed voorbeeld van een bepaalde organisatiestructuur. Ook kan het zo zijn dat bewoners soms niet goed weten wat er van hen verwacht wordt in gesprekken of wat de functie van een medewerker nou precies inhoudt.

die mensen hielp met het zoeken van een baan. Tijdens een gesprek met een bewoner kwam naar voren dat hij graag wou werken, maar dat hij niet wist wie hem hierbij verder kon helpen. Het kan in dit voorbeeld overigens goed meegespeeld hebben dat deze bewoner nog maar net in de Maatschappelijke Opvang binnen was gekomen. Maar ook dit voorbeeld laat zien hoe belangrijk het is om duidelijkheid te verschaffen. Overzichtelijke procedures en regels kunnen een hoop misverstanden tegengaan.

Verwerkingsvragen

Het aspect organisatie kun je bijvoorbeeld onderzoeken door je het volgende af te vragen in jouw casus:

- Zijn de functies van de gesprekspartners voor henzelf en voor elkaar duidelijk?

- Zijn de organisatorische aspecten als procedures, bevoegdheden, afspraken, regelingen en dergelijke duidelijk?

- Op welke wijze wordt er binnen de organisatie rekening gehouden met de achtergrond van de gesprekspartners?53

6.2.5 Inzet en invloed

Mensen hebben vaak een bepaalde bedoeling met hun communicatie op het oog. Helaas is het effect van hun boodschap niet altijd het effect dat ze ermee wilden veroorzaken. Doordat het beoogde effect en het resultaat van de boodschap soms niet met elkaar overeenkomen, ontstaan er misverstanden. Ondanks deze misverstanden is het wel belangrijk dat mensen gewaardeerd worden voor de inzet achter hun communicatie. Wanneer mensen namelijk het idee krijgen dat hun inzet niet gewaardeerd wordt, haken ze al snel af en ben je ze kwijt. Erkenning voor inzet is voor mensen een fundamentele behoefte en het is belangrijk dat hier gehoor aan wordt gegeven. Als er waardering voor elkaar is kun je samen kijken hoe het komt dat het effect van een boodschap niet dat heeft bereikt wat het zou moeten doen en kan hier aan gewerkt worden. In professionele gespreksvoering is het dus belangrijk dat er altijd waardering voor de ander is. Dit hoeft echter niet te betekenen dat je het met de ander eens bent.

Als er erkenning wordt gegeven aan mensen en als er met hun mee wordt gedacht gaan mensen kan er een vertrouwensrelatie opgebouwd worden en kan er meer ingang ontstaan voor geloofsgesprekken. Het is dus belangrijk om hier goed om te denken.

Verwerkingsvragen

Mogelijke vragen om het aspect inzet/invloed toe te passen op je casus zijn de volgende: - Is er verschil tussen de inzet en de invloed bij elk van de gesprekspartners?

- Erkennen zij elkaars inzet?

- Zijn de gesprekspartners zich bewust van de eigen invloed?54

6.3 Samenvattend

In dit hoofdstuk heb ik uiteengezet dat het belangrijk is dat in overeenstemming met de visie van waaruit het Leger des Heils werkt, medewerkers getuige zijn van het evangelie in zowel woorden als daden. Als het gaat om het getuige zijn in woorden is er nog vaak een kloof die het uitdragen van de boodschap van het evangelie in de weg staat. Dat bewoners hier niet altijd ontvankelijk voor zijn hoeft niet altijd te komen doordat ze het niet willen horen. Verschillende wereldbeelden kunnen veel ruis veroorzaken die ervoor zorgt dat de boodschap niet altijd overkomt zoals de bedoeling is.

Getuigen heeft in de eerste plaats te maken met een levensstijl en is niet zozeer een methode. Mensen proeven of iets uit het hart komt of dat het een aangeleerde methode is. Als we mensen willen bereiken met het evangelie is het in eerste instantie dan ook belangrijk dat onze levensstijl aansluit bij de boodschap die we willen brengen.

Toch is het brengen van de boodschap in woorden ook enorm belangrijk. Voordat een boodschap aankomt, is het echter van belang dat deze zo goed mogelijk afgestemd is op het referentiekader van de ontvanger. In dit geval het referentiekader van de bewoners. Juist op dit gebied heb ik een handreiking willen bieden door het TOPOI model te introduceren.

Het TOPOI model kan medewerkers van de Maatschappelijke Opvang helpen om de kloof die er door sommige bewoners wordt ervaren zoveel mogelijk te overbruggen.

Het is een middel om te communiceren in de taal van de bewoners waardoor misverstanden uit de weg geruimd kunnen worden. Medewerkers zullen zich meer bewust zijn van hun eigen ordening, maar ook van de ordening van de bewoners. Er wordt vertrouwen gewekt en er wordt

perspectief geboden voor bewoners. Ook wordt er bij gebruik van het TOPOI model een positieve invalshoek gebruikt, er wordt uitgegaan van de potenties en mogelijkheden van mensen.

7. Conclusies en aanbevelingen

In de conclusie wil ik nog eenmaal kort de antwoorden van de onderzoeksvragen beantwoorden en weergeven wat de belangrijkste uitkomsten van mijn onderzoek zijn.

Daarnaast wil ik nog aanbevelingen doen die voor medewerkers van de Maatschappelijke Opvang van pas kunnen komen als het gaat om het getuigen als hulpverlener.

7.1 Conclusies

In mijn onderzoeksplan heb ik aangegeven dat ik een overzicht wou bieden van de bewoners van de Maatschappelijke Opvang op het gebied van het uitdragen van het evangelie. Naast het onderzoeken van de verwachtingen en behoeften van bewoners heb ik ook een onderzoek uitgevoerd bij de medewerkers van de Maatschappelijke Opvang. De uitkomsten van dit onderzoek kunt u terug vinden in paragraaf 4.7, daar wordt een overzicht gegeven van de verwachtingen en behoeften van bewoners aangevuld met de uitkomsten die medewerkers in het onderzoek naar voren hebben gebracht. Dit overzicht beantwoordt het eerste deel van de hoofdvraag van mijn onderzoek.

Daarnaast heb ik in hoofdstuk twee de visie van de Maatschappelijke Opvang beschreven. De visie van stichting Leger des Heils W&G houdt in dat ernaar wordt gestreefd zowel materiële als immateriële hulp aan te bieden. De hulp die wordt aangeboden wordt gegeven vanuit een holistische mensvisie. Zo mogelijk worden alle gebieden van de cliënt meegenomen in het traject van hulpverlening.

geschikte plaats, tijd en wijze het evangelie - met name de daarin vervatte oproep tot bekering - in woord en daad uit te dragen. Vooral dit was interessant voor mijn onderzoek, hoe dit in de praktijk in zijn werk gaat kunt u eveneens terugvinden in paragraaf 4.7.

Om een kader te bieden voor andere vormen van getuigen in de hulpverlening heb ik verschillende vormen van pastoraat beschreven. Dit is immers de dimensie waar

geloofsoverdracht plaatsvindt in christelijke hulpverlening. De modellen die ik beschrijf zijn verschillend van aard. Sommige stellen het verhaal van God centraal, waardoor het verhaal van de mens tekort kan worden gedaan. Andere benaderingen stellen het verhaal van de mens weer centraal waardoor het verhaal van God snel tekort kan worden gedaan. Aan het eind van dit hoofdstuk beschrijf ik het hermeneutisch model wat zowel het verhaal van God als het verhaal van de mens recht wil doen. Omdat deze benadering het meest recht doet aan de visie van het Leger des Heils heb ik aanbevolen om deze dan ook toe te passen binnen de Maatschappelijke Opvang.

Omdat na dit hoofdstuk heel terecht de vraag gesteld kan worden hoe dit model dan toegepast kan worden binnen de Maatschappelijke Opvang ben ik hier in het laatste hoofdstuk dieper op ingegaan. Ik heb beschreven wat belemmeringen zijn in het overdragen van het evangelie en reik een model aan dat medewerkers kan helpen om misverstanden in de communicatie met bewoners op te sporen en uit de weg te ruimen. Als medewerkers dit model eigen zouden maken zal dit ten goede komen aan de communicatie tussen medewerkers en bewoners. 8.2 Aanbevelingen

Door verschillende bewoners werd aangegeven dat ze het prettig zouden vinden als er meer ruimte zou zijn voor hun specifieke geloofsbeleving. Ze doelden dan op het bidden voor het eten, er werd aangegeven dat ze graag het Onze Vader op zouden willen zeggen voor de maaltijd. Nu is hier geen ruimte voor, omdat een medewerker een gebed uitspreekt. Het zou overwogen kunnen worden om een extra stilte in te lassen voor het eten.

Door verschillende bewoners werd aangegeven dat ze het prettig zouden vinden als er een geestelijk begeleider aangesteld zou worden. Hier zouden ze eerder met hun vragen naartoe gaan dan naar een persoonlijk begeleider. Ook in het interview met dhr. Jaap Brouwer kwam naar voren dat het goed zou zijn als er iemand zou komen die dit op zich zou nemen. Nu wordt het door alle medewerkers een beetje gedaan en is er vaak geen goed overzicht van het totaal. Door verschillende medewerkers wordt genoemd dat tijdgebrek een belemmering is voor het uitvoeren van de doelstelling. Jaap Brouwer geeft in het interview aan dat het er nu nog vaak een beetje bij wordt gedaan en dat er geen speciale tijd voor ingeroosterd staat. Ook geeft hij aan dat er verschillende commissies zijn, maar dat er nog geen commissie zingeving bestaat.

Een geestelijk begeleider zou dit werk goed kunnen coördineren volgens Jaap Brouwer. Het zou dus overwogen kunnen worden om een geestelijk begeleider aan te stellen of in dienst te nemen. Tot nu toe werd er eens in de veertien dagen door Majoor Enny van Triest of Majoor Marijke van Dalen een pastoraal bezoek gebracht tijdens de maaltijden of koffiemomenten waar bewoners met vragen terecht kunnen. Op de beleidsdag van 27 mei werd gepresenteerd dat