• No results found

Taakherschikking in strikte zin

Een jurisprudentieonderzoek over taakherschikking in de gezondheidszorg

3 Analyse rechtspraak taakherschikking 1 Inleiding

3.2 Taakherschikking in strikte zin

In deze paragraaf komen achtereenvolgens aan de orde de taken welke volgens de rechter wel en welke niet voor

taakherschikking in aanmerking komen. De rechter stelt voorop, dat een basisarts zich niet dient te begeven op het deskundigheidsterrein van een arts (CMT, 12-9-1991, in casu had basisarts oogheelkundig onderzoek verricht en oogheel- kundige diagnose gesteld). De arts dient de grenzen van zijn kennen en kunnen in acht te nemen en in voorkomende geval- len dient hij een wel terzake deskundige in consult te roepen (MTC, Amsterdam, 23-12-1991, in casu werd een neuroloog niet deskundig bevonden op het gebied van antistolling). Taken die wel voor taakherschikking in aanmerking komen

Van sommige handelingen is de rechter van mening dat deze wel gedelegeerd mogen worden, althans mogen worden over- gelaten aan een ander. Ten aanzien van vaccinatie werd geoor- deeld dat delegatie aan verpleegkundigen mogelijk is en dat delegatie op termijn mogelijk is. Daarbij werd de voorwaarde gesteld dat er een goed protocol werd opgesteld door de beroepsgroep (Ktg. Schiedam, 20-20-1996). Daarnaast heeft de rechter bepaald dat praktijkassistenten eenvoudige handelingen waarover geen twijfel bestaat zelf mogen afdoen, mits ze achteraf melding maken aan de huisarts. Ieder geval waarin twijfel redelijkerwijs mogelijk is, dient vooraf aan de arts te worden voorgelegd (CMT, 27-4-1999). Het feit dat de patiënt instemt met het beleid doet daar niets aan af (CMT, 25-5- 2000). Met betrekking tot triage op de Spoedeisende Hulp, hetgeen sterk medisch van aard is, heeft de rechter bepaald dat verpleegkundigen triage mogen doen.

De casus betrof een klein kind, dat op de Spoedeisende Hulp niet werd gezien door een arts, het kind is later overleden. De grondregel van de desbetreffende SEH was dat geen patiënt werd heengezonden zonder door een arts te zijn gezien. In drie gevallen werd hierop een uitzondering gemaakt (niet benoemd in uitspraak). Volgens de rechter was het destijds op de SEH gehanteerde systeem van triage door verpleegkundigen niet ongebruikelijk en geldt dit ook nu nog in een aantal ziekenhuizen. Als voorwaarden werden gesteld, dat de verpleegkundigen voldoende gekwalificeerd waren en ook voldoende bekwaam konden worden geacht, en voorts dat het vervolgtraject met een eventuele nacontrole door een huisarts was gewaarborgd. Volgens de rechter was aan deze voor- waarden voldaan (MTC Amsterdam, 16-2-1999). Opgemerkt dient te worden dat in het navolgende aan de hand van speci- fieke situaties ook nog andere taken aan bod komen die in aanmerking kunnen komen voor taakherschikking.

Taken die niet voor taakherschikking in aanmerking komen

Achtereenvolgens komen de handelingen en verantwoorde- lijkheden aan bod die naar de mening van de rechter niet voor taakherschikking in aanmerking komen.

Handelingen

Het Hof geeft aan dat het voorschrijven van een recept een voorbehouden handeling is. De apotheker mag niet zonder overleg met de arts wijzigingen aanbrengen en vervolgens het gewijzigde recept afleveren (Gerechtshof Amsterdam, 20-10- 1992). Voorts behoort het vervaardigen en afleveren van ge- neesmiddelen volgens de rechter tot de exclusieve taak van artsen en kan niet gedelegeerd worden aan verpleegkundigen (MTC Amsterdam, 23-9-1991). Ook euthanasie is nadrukkelijk voorbehouden aan artsen en kan onder geen enkele voorwaar- de gedelegeerd worden. Euthanasie is weliswaar niet op grond van de wet BIG een voorbehouden handeling, maar op grond van de opvattingen in de beroepsgroep is euthanasie voorbe- houden aan artsen. De rechter wijst tevens op het feit dat euthanasie een medische handeling is, ten aanzien waarvan de meldingsprocedure niet voorziet in een andere melding dan door artsen en waarbij slechts een toetsingsprocedure voor artsen bestaat (Arr. Rb. Groningen, 23-3-1995). Tot slot dienen uit kwaliteitsoogpunt sommige verpleegkundige hande- lingen (bijvoorbeeld laxeren) van verschillend niveau in één hand te worden gehouden, en dienen hierbij geen ziekenver- zorgenden of mantelverzorgers te worden ingeschakeld (Arr. Rb. ’s-Gravenhage, 13-1-1995, Sector Bestuursrecht).

Verantwoordelijkheden

Het is de directeur patiëntenzorg die verantwoordelijk werd gehouden voor een gebrekkige organisatiestructuur en tekort- komingen in het functioneren van de zorgverlening in de instelling. Daarbij werd nadrukkelijk opgemerkt dat het de eigen verantwoordelijkheid van de aan het ziekenhuis verbon- den medici onverlet laat (MTC Zwolle, 2-12-1999, in casus werd de verantwoordelijkheid voor de patiënt gedeeld door de neurochirurg en de intensivist). De organisatie van de afdeling, de verdeling van werkzaamheden, de aanwezigheid van een protocol en de waarnemingsregeling is de verantwoordelijk- heid van de leden van de artsen maatschap (CMT, 15-12-1994, MTC Eindhoven, 12-9-1994). Deze zijn niet alleen gezamenlijk maar ook individueel verantwoordelijk. De rechter is van me- ning, dat de individuele verantwoordelijkheid van een lid niet

ophoudt indien een ander lid van de maatschap zich non- coöperatief opstelt, ondanks het feit dat de arts in kwestie van alles in het werk had gesteld om daar verandering in aan te brengen (CMT Eindhoven, 12-9-1994). Van een arts die een goede naam heeft en meer gespecialiseerd is mag worden verwacht dat deze een meer dan gemiddeld inzicht heeft en bijzondere zorgvuldigheid betracht. Hoe meer gespecialiseerd, hoe groter de verantwoordelijkheid (CMT, 2-12-1997). Het is noodzaak duidelijkheid te scheppen in de vraag wie waarvoor verantwoordelijk is. Daartoe dienen duidelijke afspraken ge- maakt te worden. Goede werkafspraken zijn een voorwaarde voor taakherschikking. De rechter heeft geoordeeld dat het de primaire verantwoordelijkheid is van de radioloog zorg te dragen voor een correcte uitvoering van het gevraagde onder- zoek, voor de interpretatie van de verkregen beelden en voor het juist informeren van de behandelend arts. De behandelend arts is verantwoordelijk voor een goed geformuleerde vraag- stelling voor het onderzoek (CMT, 28-5-1998).

Ten aanzien van nazorg is uit de jurisprudentie af te leiden dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de chirurg ligt, die dienst doet op de afdeling waar de patiënt na de operatie verblijft (CMT, 16-4-1998). Indien de patiënt de behandelend arts ver- zoekt te komen mag deze de nazorg niet aan een ander over- laten en is deze daarvoor zelf verantwoordelijk (Geschillen- commissie Ziekenhuizen, 9-7-1997).

3.3 Taakafbakening deskundigheid en