• No results found

Succes- en faalfactoren

In document Net voor de Toekomst (pagina 123-127)

Bijlagen over energiebronnen

C.4 Succes- en faalfactoren

122 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017

Wat betreft de gemiddelde instraling van zon in Nederland was dit voor 2015 1073.1 kWh/m2, 4.7% hoger dan het langjarige gemiddelde van 1024.8 kWh/m2 (Sark Solar Energy Consultancy en New-Energy-Works, 2016). Aangezien 1 ha gelijk staat aan 10.000 m2, loopt de instraling dus op tot ongeveer 10.000 MWh/ha/jaar.

Dit geeft ook tegelijk het doorbraakpotentieel: als de efficiencies verder omhoog gaan, dan neemt de elektrische opbrengst ook meteen ruim op, en dan is de bovenstaande bandbreedte van

500-950 MWh/ha/jaar niet meer actueel.

C.4 Succes- en faalfactoren

Een succesfactor voor zonnepanelen is dat zij maatschappelijk geaccepteerd zijn: ze worden

nauwelijks als bezwaarlijk gezien blijkt uit een onderzoek van Motivaction (2016). Het wordt gezien als de aantrekkelijkste vorm van duurzame energie, in tegenstelling tot wind. Bovendien ervaren

Nederlanders zonneweiden niet als overlast voor omwonenden (geen horizonvervuiling en geen geluidsoverlast). Nederland is een vlak land en daarom zijn er geen zonneweiden die schuin opgesteld zijn op heuvels, wat in bergachtige gebieden voor grotere landschappelijke impacts kan zorgen. Een andere succesfactor is de financiële. Dankzij de salderingsregeling is de businesscase zeer voordelig voor een kleinverbruikers, met een terugverdientijd die veel minder is dan de technische levensduur. Kleinverbruikers betalen hogere elektriciteitstarieven dan grootgebruikers, en hebben zonder de salderingsregeling al een sterke prikkel om deze kosten te sparen. Doormiddel van de salderingsregeling kunnen zij ook verder geld sparen door het verrekenen van zelfopgewekte stroom met stroom van het net. Volgens PWC (2016) wordt de terugverdientijd dankzij de salderingsregeling gehalveerd: van 14 jaar naar 7 jaar. Voor bedrijven is de terugverdientijd verkort van 17 jaar naar 10 jaar.

Zon-PV heeft in 2012 netpariteit bereikt, oftewel de opwekkosten van een kWh zonnestroom zijn gelijk aan de prijs van een kWh stroom van een energiebedrijf (ECN, 2013). Sindsdien zijn de kosten verkleind, waardoor de terugverdientijd kort is geworden.

Anderzijds zal de salderingsregeling op termijn (2020-2023) waarschijnlijk worden versoberd (Tweede Kamer, 2017). Volgens PWC (2016) worden kleinverbruikers niet genoeg gestimuleerd om hun eigenopgewekte stroom op een optimale manier te benutten, waardoor het net extra wordt belast. Verder zijn er marktverstorende effecten doordat de regeling geen rekening houdt met de werkelijke (tijds)waarde van de opgewekte elektriciteit: een kWh overschot aan opgewekte stroom kan worden ingevoerd in het net en er kan op een later willekeurig moment over de volgende 12 maanden dezelfde kWh worden afgenomen tegen dezelfde prijs. Zonnestroom wordt gedurende de dag opgewekt, terwijl de piekvraag vooral ‘s ochtends en ‘s avonds plaats vindt. De werkelijke waarde van opgewekte zonnestroom komt dus niet overeen met het afhalen van het net tijdens piekmomenten. De salderingsregeling is hiermee voor partijen met zon-PV een belemmering om te investeren in accu’s of energiemanagementsystemen.

Het versoberen van de regeling is een potentiele faalfactor die de ontwikkeling van zon-PV voor kleinverbruikers kan benadelen. Echter de kostenreductie zal voortgang vinden, en ook zonder salderingsregeling zal het door de verhoudingsgewijs forse energiebelasting, BTW en dergelijke toch aantrekkelijk blijven om een zon-PV-systeem aan te schaffen, al dan niet met accu-opslag.

Zoals eerder werd vermeld is het potentieel aan dakoppervlak voor zon-PV groot (66 GWp). Om de groei van zon-PV voort te zetten zullen de businesscases voor de utiliteitsbouw, woningcorporaties en huurwoningen moeten verbeteren indien deze groepen ook hun dakoppervlak optimaal gaan

benutten. Tot dusver is de groei van zon-PV voornamelijk dankzij woningeigenaren tot stand

gekomen. De businesscase voor woningcorporaties is alleen positief bij grondgebonden woningen met 4 tot 5 woonlagen, anders wordt het dakoppervlak en PV-panelen per woning te klein. Ook is het

123 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017

voordeel voor de huurder vaak te klein. Dit zijn twee factoren die de ontwikkeling kunnen belemmeren voor woningcorporaties.

C.5 Schaalsprong

Fraunhofer ISE (2015) heeft de historische leercurves47 van PV zonnepanelen onderzocht om een voorspelling te maken van de toekomstige ontwikkeling wereldwijd. De systeemkosten van zon-PV hangen af van de kosten ontwikkeling van de componenten: modulen, omvormers en balancerings-kosten. In de onderstaande figuur schommelen de historische moduleprijzen in de omgeving van de historische leercurve: als de cumulatieve vermogen verdubbeld, zakken de prijzen van de modulen met 20.9%. Historische bewegingen boven de trendlijn zijn een gevolg van productie en materialen schaarste in de module waardeketen. In 2014, het meest recente jaar van de serie, waren de modulekosten ver onder de historische trendlijn.

Figuur 53 - Leercurve van zon-PV modulen en voorspellingen

Bron: Fraunhofer ISE (2015).

Afhangend van de toekomstige leercurves en de groei van de PV-afzetmarkt (tussen 5% en 10% per jaar) zijn 4 scenario’s geformuleerd voor de toekomstige moduleprijs. Het resultaat was dat de toekomstige moduleprijzen in 2050 wereldwijd tussen € 0,14/Wp en € 0,35/Wp zullen zijn. De kosten van de omvormers en balanceringskosten zullen ook fors lager zijn in 2050: € 0,021-0,042/Wp voor omvormers en € 0,12-0,21/Wp voor de balanceringskosten. De systeemkosten van zon-PV in 2050 zullen tussen € 0,28/Wp en € 0,61/Wp zijn, in vergelijking met € 1/Wp in 2014. De gemiddelde totale kosten per eenheid product van elektriciteit, ook wel de levelised cost of electricity (LCOE) genoemd, voor zon-PV in 2050 schommelt tussen €ct 1,8/kWh en €ct 4,4/kWh, terwijl dat in 2014 tussen €ct 5,4/kWh en €ct 8,4/kWh waren. Opmerkelijk is dat de scenario’s erg uiteenlopend zijn: de meest pessimistische scenario48 voorspeld een geïnstalleerde vermogen van 4.300 GW wereldwijd, terwijl de meest optimistische49 scenario 30.700 GW aan zon-PV schat in 2050. Alhoewel de elektriciteit prijs van zon-PV met een factor 2.5 verschilt tussen deze twee scenario’s, verschilt het vermogen met maar liefst een factor 7. Technologische ontwikkeling van de componenten blijkt een belangrijke factor te zijn voor de kostendaling. In vergelijking met de voorspelling destijds van het MNP (2008), toen er ________________________________

47 Een leercurve geeft de prijs van panelen tegen de cumulatieve hoeveelheid van panelen die ooit zijn geproduceerd (Sinke, 2015).

48 Het pessimistische scenario voorspeld een lage CAGR groei van 5% voor zon-PV (vermogen).

124 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017

werd verwacht dat de systeemprijs pas in 2030 net onder € 1/Wp zou zijn, zijn de huidige systeem-prijzen voor zon-PV nu op het niveau van deze voorspelling: 16 jaar vroeger dan verwacht. Dit toont aan hoe hard de kostendaling is gegaan.

De gemiddelde totale kosten per eenheid product van elektriciteit werd ook voor Nederland geschat. In de onderstaande figuur worden deze kosten voor verschillende jaartalen gegeven. Afhangend van de WACC en andere factoren, zoals de gemiddelde instraling, heeft Agora Energiewende (2015) voor Nederland geschat dat de kosten van zon-PV-elektriciteit in 2050 ongeveer tussen 2,7-5,8

ctEUR2014/kWh zouden zijn (5% WACC). In 2015 was dit 7,7-10,4 ctEUR2014/kWh (5% WACC), een toekomstige daling van tussen 40-60%. Over het algemeen gaan de kosten verschuiven, omdat de panelen steeds goedkoper worden, zullen de bijkomende kosten (voor installatie, omvormer, support frames, e.d.) steeds belangrijker worden.

Figuur 54 - Gemiddelde totale kosten per eenheid product van elektriciteit in Nederland voor 2015, 2025, 2035 en 2050

Bron: Agora Energiewende (2015).

Voor kleinverbruikers is de schaalsprong al reeds gehaald. Meer dan 50% van kleinverbruikers zou in 2012 investeren in zon-PV-systemen met een terugverdientijd van 5-9 jaar (PWC, 2016). Voor utiliteitsgebouwen en woningcorporaties is de terugverdientijd echter nog te lang en moet de schaalsprong nog behaald worden.

Zoals eerder vermeld in 1.1 hebben de MEP, SDE en SDE+ voor de periode 2011-2015 11% van de totale cumulatieve zonneproductie ondersteund. CE Delft en SEO (2016) hebben de verdeling van de productie per technologie en het bijhorende subsidieregime in 2015 bepaald, weergegeven in de onderstaande figuur. Binnen de techniekcategorieën afvalverbrandingsinstallaties, biomassaketels, wind op land en zon zit het grootste aandeel van de productie welke op dit moment (dus in 2015) zonder subsidie tot stand komt. Bij zon geldt dat er veel zonvermogen bij huishoudens gerealiseerd wordt. Het gaat dan om systemen < 15 kWp die niet in aanmerking komen voor de SDE+ (maar wel voor de huidige salderingsregeling). Dit toont opnieuw de schaalsprong die is gerealiseerd voor woningeigenaren van zon-PV-systemen.

0 2 4 6 8 10 12 14 16

Levelized Cost of electricity from large scale solar PV: Netherlands

2015 2025 2035 2050

ctEUR2014/kWh

Full load hours: 900 - 1100 kWh/kWp p.a., Cost of capital (WACC): between 5% and 10%

125 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017

Figuur 55 - Hernieuwbare Elektriciteitsproductie (TJ) in 2015

C.6 Concurrerende technieken

Tegenwoordig concurreert zon-PV vooral met fossiele centrales. Dit komt doordat Nederland meer dan 81% (in 2015) van zijn elektriciteit met fossiele brandstof opwekt. Een woningeigenaar met een zon-PV-systeem zal daarom vooral fossiele elektriciteit vervangen met de eigen opgewekte

zonnestroom. In de toekomst zal zon-PV in combinatie met opslagsystemen vooral met biomassacentrales concurreren.

C.7 Toepassingsgebied

Volgens Holland Solar (2015) is 80% van het opgesteld vermogen in 2014 op particuliere woningen te vinden, en ruim 10% in de landbouw. Het hoge aandeel aan zon-PV op daken van woningen kwam vooral door de saldeerregeling.

Het aandeel van de landbouw zal stevig groeien, vooral omdat agrariërs eigenaar zijn van hun vastgoed (in tegenstelling tot bijvoorbeeld huishoudens binnen een Vereniging van Eigenaren) en gewend zijn aan lange termijn investeringen. Hierbij komt ook dat zij over kapitaal beschikken, en komt het vaker voor dat er gebruikt wordt gemaakt van de SDE+ in combinatie met de regeling “Asbest eraf, Zonnepanelen erop”. Tevens is er gewoon heel veel technisch potentieel voor zonneweides, dit zal door ondernemers inclusief agrariërs worden benut.

Huurwoningen zullen echter geen sterke groei ondervinden doordat de kosten en baten van zon-PV onevenredig verdeeld zijn over de huurders en verhuurders: de baten van een betere energieprestatie komen bij de huurder, terwijl de verhuurder de kosten voor de panelen moet betalen (kosten van zonnepanelen kunnen niet verrekend worden naar de huurprijs). Er zijn wel methoden om de prikkels van verhuurders te vergroten, door de panelen te leasen aan de huurders, de postcoderoosregeling, en het eigendom van panelen te onderscheiden van de gebouwinstallatie.

126 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017

In document Net voor de Toekomst (pagina 123-127)