113 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017
Met deze kennis kunnen keuzes en dilemma’s concreet worden benoemd.
Keuzes en dilemma’s
De ruimtevraag van de duurzame energieopwekking zal concurreren met andere wenselijke functies op het grondgebied. Daar waar windmolens worden gebouwd, is geen ruimte meer voor woningen, en vice versa. Daarnaast heeft het ruimtegebruik effecten op milieu en leefomgeving.
Een voorbeeld van aandachtspunten en keuzes is opgesteld door de NVDE: Uit: de Kleijn (2017)
Aandachtspunten
‐ Omgevingsmanagement & participatie ‐ Verdeling lusten & lasten
‐ Integraliteit, rekening houden met andere opgaven, zoals water, demografische ontwikkelingen
‐ Praktische uitvoerbaarheid, SMART formuleren ‐ Politieke haalbaarheid; bestuurlijke en ambtelijke steun ‐ Impact op alle betrokkenen/stakeholders
‐ Toekomstbestendig; stip op de horizon én tussen-aanpassing mogelijk (evaluatie a.d.h.v. vooraf bepaalde punten)
Keuzes
‐ Ruimtelijke schaarste ‐ Tijdelijk gebruik
‐ MKBA (economische en sociale aspecten)/effecten van keuzes
• In elk geval: Werkgelegenheid, Biodiversiteit, Fiscaal, Sociaal, ….
‐ Alternatieven
‐ Samenwerking buurgemeenten en Provincie
‐ Korte en langere termijn
Scope
In de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan moeten alle elementen van de energietransitie worden uitgewerkt die een duidelijke ruimtelijke impact hebben, en deze elementen moeten een plaats krijgen in de regelgeving.
Elementen van de energietransitie kunnen worden opgedeeld in energieopwek, opslag, besparing en transport (zie Figuur 47). Gedacht moet worden aan alle energiedragers: elektriciteit, gas en warmte. Het Rijk heeft in de Energieagenda vier transitiepaden gedefinieerd: Kracht & Licht (elektriciteit), Hoge temperatuur Warmte (industriële processen), Lage temperatuur warmte (ruimteverwarming en tapwater in de gebouwde omgeving), en vervoer. Vervoer wordt in deze handreiking grotendeels buiten scope gelaten. Wel is de omgevingsvisie een integraal document, waarbij de relatie met andere thema’s duidelijk naar voren zal komen. Deze relatie is er bijvoorbeeld met mobiliteit (bijv. elektrische voertuigen), gezondheid (bijv. geluidhinder en slagschaduw windmolens), luchtkwaliteit (bijv.
biomassaverbranding), externe veiligheid (bijv. gasopslag) en natuur & milieu (bijv. restricties windenergie in Natura 2000-gebieden).
Stakeholders
De omgevingsvisie komt tot stand door participatie door stakeholders.
Per gebied moet bepaald worden wie er nodig is om de energietransitie vorm te geven, en wat een bijpassende schaalgrootte is. Soms zal dit op dorpsniveau zijn, soms op regioniveau. Belangrijke stakeholders zijn netbeheerders, woningcorporaties, lokale initiatiefnemers, projectontwikkelaars, grote bedrijven, waterschappen en Rijkswaterstaat. Bij alle partijen zal voor draagvlak moeten worden gezorgd.
114 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017
B.2 Elementen van energieparagraaf
Voor een heldere en goed onderbouwde energieparagraaf in de omgevingsvisie is het van belang dat de volgende zaken worden meegenomen.
Context
Schets zowel de nationale als lokale context: Het Rijk heeft zich tot doel gesteld om de gehele energievoorziening in 2050 klimaatneutraal in te vullen. Ook de gebouwde omgeving moet dan energieneutraal zijn. Naar verwachting komt deze opgave ook terug in de nationale omgevingsvisie44, waarmee de energietransitie naar klimaatneutraal voor provincies en gemeenten een gegeven (randvoorwaarde) is bij het opstellen van hun omgevingsvisie.
Daarnaast dient de huidige ambitie van de gemeente of provincie worden uitgewerkt. In 2050 moet de energievoorziening klimaatneutraal zijn; welke tussendoelen wil de gemeente stellen voor 2030 en 2040? Welk aandeel in die klimaatneutrale energievoorziening gaat de gemeente zelf leveren met lokale bronnen? Wil de gemeente energie blijven importeren, zelfvoorzienend zijn of zelfs netto-energieproducerend?
Om de ruimtelijke impact van landelijke en lokale doelstellingen in beeld te brengen zijn zowel de huidige als de toekomstige situatie benodigd.
Uitgangssituatie
Om de huidige situatie in kaart te brengen dient in de omgevingsvisie aangegeven te zijn welke functies de ruimte op dit moment heeft. Dit is naar verwachting reeds in beeld gebracht. Belangrijk is hierbij niet de ondergrond te vergeten: ruimte is niet alleen bovengronds, maar ook ondergronds een schaars goed.
Hiernaast dient het huidige energieverbruik bekend te zijn. Wat is de warmte en elektriciteitsvraag van de woningen, wat is het huidige energielabel van de gebouwen?
Potentieanalyse
Om te weten of de doelstellingen (energie-/klimaatneutraal) binnen de eigen gemeentegrenzen te halen zijn is het nodig om te verkennen wat de potentie is van het grondgebied van de
gemeente/provincie.
Figuur 48 - Weergave van energievraag en opwekpotentie
________________________________
115 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017
Ontwikkelingen in de vraag en het aanbod van energie worden geschetst aan de hand van (ten minste) twee uiteenlopende scenario’s:
‐ Regionaal zelfvoorzienend: Energie wordt regionaal zelf (decentraal) opgewekt. Daarbij wordt geen energie geïmporteerd van buiten de (regionale) grenzen. De energievraag moet beperkt blijven tot wat regionaal opgewekt kan worden.
‐ Centrale focus: Lokaal/regionaal opgewekte energie wordt aangevuld met geïmporteerde energie van buiten de regio, zoals wind op zee en/of biobrandstoffen. De energievraag kan de lokale opwek overstijgen.
a Prognose energievraag
Als eerste is een prognose nodig van de energievraag in het richtjaar. - demografische en economische ontwikkeling;
- energieverbruik (met behulp van Nationale Energieverkenning, CBS Statline, e.a.).
Bij zowel de energievraag, energiebesparing en het opwekpotentieel dient onderscheid gemaakt te worden in de vier functionaliteiten uit de Energieagenda (2016).
b Besparing
Per functionaliteit dient een inschatting te worden gemaakt van de mogelijke energiebesparing. Bij de functionaliteit lage temperatuur warmte is bijvoorbeeld gebouwisolatie (energielabels) van belang. Bij vervoer is de reductie van autokilometers een voorbeeld van besparing.
c Duurzame opwekpotentie
Aan de hand van de specifieke eigenschappen van de gemeente/regio, kan een inschatting worden gemaakt van de maximale opwekpotentie van duurzame energie. Naast opwek is ook transport en opslag van belang.
De energievraag en opwekpotentie kan inzichtelijk worden gemaakt met balkjes of taartdiagrammen. De elementen komen samen in drie getallen (per scenario): - energievraag ontwikkeling;
- besparingspotentieel; - opwekpotentieel.
Als er weinig opwekpotentie is vergeleken met de vraag, moet er ‘streng’ ruimte toegewezen worden.
Verzwaring elektriciteitsnet: Uit energieopwek en vraag per buurt/wijk zal iets gezegd kunnen worden over in welke wijk netverzwaring waarschijnlijk is.
Vier functionaliteiten uit de Energieagenda
‐ Kracht en licht (elektriciteitssector)*
‐ Hoge temperatuur warmte (energie-intensieve industrie) ‐ Lage temperatuur warmte (gebouwde omgeving) ‐ Vervoer
116 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017
Figuur 49 - Weergave van energievraag en opwekpotentie
Figuur 50 - Voorbeeld van een weergave van de ontwikkeling in energievraag en hernieuwbare energie voor de stad Delft (CE Delft, 2017)
Consequenties
Het invullen van de energietransitie brengt ruimtelijk dilemma’s met zich mee (zie eerdere paragraaf). Kondig in de omgevingsvisie aan hoe met deze dillema’s wordt omgegaan. Maakt de
gemeente/provincie een keuze in ruimtegebruik, en wordt dit opgenomen in het omgevingsplan? Welke knelpunten worden nader onderzocht?
Verdere uitwerking van de keuzes kunnen worden uitgewerkt in omgevingsplannen en programma’s, bijvoorbeeld:
‐ Wat is het eindbeeld voor duurzame energievoorziening in de gemeente/regio? ‐ Toewijzen van gebieden waar gasinfrastructuur zal verdwijnen of juist blijven liggen
(voor hernieuwbare gassen).
‐ Toewijzen van gebieden waar zon-PV of windenergie vergunningsvrij is. ‐ Toewijzen van gebieden waar warmtenet wordt voorzien.
‐ Andere ruimtelijke en juridische impact.
B.3 Bronnen
CE Delft, 2017
Energieneutraal in 2050 Delft: CE Delft, 2017
117 3.L53 - Net voor de Toekomst - 22 november 2017
ECN, 2016
Nationale Energieverkenning 2016 Petten: ECN, 2016
Kleijn, F. de, 2017
Intern document Handreiking Energieparagraaf Omgevingsvisie NVDE: 2017
Ministerie van EZ, 2016
Energieagenda: Naar een CO2-arme energievoorziening Den Haag: Ministerie van Economische Zaken (EZ), 2016 Ministerie van I&M, 2015
Ruimtelijke bouwstenen voor warmteplannen
Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M), 2015 Ministerie van I&M, 2017
Opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie
Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M), 2017 PBL, 2016
Verkenning Omgevingsopgaven voor de Nationale Omgevingsvisie: Policy Brief Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), 2016
POSAD, 2017
Regionale Energiestrategie Midden-Holland Den Haag: POSAD, 2017
Rijksoverheid, 2014
Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet): Memorie van Toelichting, kst. 33962, nr.3
Den Haag: Tweede Kamer der Staten-Generaal, 2014