• No results found

Structurele weerstandscapaciteit

MOGELIJKE TOEKOMSTIGE CLAIMS EN INVESTERINGEN

3. Structurele weerstandscapaciteit

De structurele weerstandscapaciteit is dat deel van de weerstandscapaciteit dat gebruikt kan worden om onverwachte tegenvallers structureel op te vangen. Tot de structurele weerstandscapaciteit rekenen we de onbenutte belastingcapaciteit en eventuele ruimte op de begroting.

Onbenutte belastingcapaciteit

Bij de gemeente Peel en Maas worden de belastingstarieven jaarlijks bepaald. Tussen de tarieven die Peel en Maas hanteert en de tarieven die door het Rijk als redelijk worden geacht zit ruimte. Die ruimte wordt de onbenutte belastingcapaciteit genoemd.

De onbenutte belastingcapaciteit wordt bepaald aan de hand van de norm welke het Rijk hanteert voor het bepalen van het artikel 12-status, het zogenaamde redelijk peil. Jaarlijks wordt deze norm vastgesteld in de meicirculaire inzake de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Deze norm is voor 2014 vastgesteld op 0,1651 als percentage van de WOZ-waarde.

Voor de diverse belastingen die in Peel en Maas van toepassing zijn geldt het volgende:

a. Onroerende zaakbelasting

De limitering van de OZB-tarieven is per 1 januari 2008 afgeschaft. Het kabinet heeft wel het voorbehoud gemaakt dat de opbrengststijging voor de OZB landelijk beperkt moest blijven. Daartoe is een macronorm ingesteld die de maximale opbrengststijging voor een bepaald jaar aangeeft. De macronorm voor 2013 bedraagt 2,45% waarbij de overschrijdingen van de macronorm door de gezamenlijke gemeenten in 2012 en 2013 zijn gecorrigeerd. Dat betekent dat de opbrengststijging voor alle gemeenten samen in 2014 ten opzichte van 2013 maximaal de toegestane stijgingsnorm van 2,45 % mag bedragen. De verwachte stijging in Peel en Maas is hoger dan de 2,45% maar daar staat tegenover dat in de afgelopen jaren de OZB met 1% is gestegen en Peel en Maas dus jaren ver onder de macronorm heeft gezeten.

b. Rioolrecht

Het nieuwe GRP is in 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Uit het GRP volgen de tarieven voor 2013 die in principe kostendekkend zijn.

c. Afvalstoffenheffing

Ook hierbij is het uitgangspunt 100% kostendekkendheid en de vervuiler betaalt.

d. Leges

Bij de leges is gehanteerd het principe van kostenmaker – kostendrager en maximaal 100%

kostendekkendheid. Een hogere opbrengst is niet toegestaan. In 2012 heeft een onderzoek naar de opbouw van de legestarieven en de kostendekkendheid daarvan plaatsgevonden. Op basis daarvan is de kostendekkendheid van de leges per 1 januari 2013 verhoogd. De gemiddelde kostendekkendheid bedraagt per 1 januari 2013 ca. 65%. Bij de kadernota 2014 is al aangegeven dat voorgesteld zal worden om de legestarieven vanaf 2014 geleidelijk te verhogen zodat uiteindelijk een kostendekkendheid van 75% zal ontstaan.

e. Verblijfsbelasting

De opbrengst van de verblijfsbelasting wordt aangewend als algemeen dekkingsmiddel. De onbenutte belastingcapaciteit op verblijfsbelasting wordt bepaald door de gemeenteraad aangezien de tarieven ook door de gemeenteraad worden vastgesteld. Voor de tarieven verblijfsbelasting worden van hogerhand geen kaders aangegeven.

f. Nieuwe belastingen

De gemeente kan nog overgaan tot invoering van bepaalde nieuwe belastingen, zoals honden-belasting, precariorechten e.d. De onbenutte belastingcapaciteit voor deze mogelijke nieuwe belastingen worden bepaald door de gemeenteraad. Omdat door de raad nieuwe belastingsoorten kunnen worden ingevoerd, bepaalt hij ook de mogelijk onbenutte belastingcapaciteit van deze belasting/heffing.

Financiële ruimte in de begroting

De financiële ruimte in de gemeentelijke begroting is de laatste jaren sterk ingeperkt door de bezuinigingen die vanuit het rijk op de gemeenten worden afgewenteld. Ook voor de komende jaren zijn de vooruitzichten in dat opzicht niet gunstig. Als gevolg van de decentralisaties wordt een aantal taken van het rijk naar de gemeente overgeheveld. In financiële zin worden die taken echter niet volledig overgeheveld omdat er eerst efficiencykortingen van af gaan alvorens de (restant) budgetten naar de gemeenten worden overgeheveld. Wat de decentralisaties betreft is in de begroting een stelpost opgenomen om knelpunten in de uitvoering op te vangen.

De verdere financiële ruimte in de begroting bestaat voornamelijk uit de begrotingsoverschotten die ondanks de financiële krapte in meerjarenperspectief nog steeds gepresenteerd kunnen worden.

4. Risico’s

4.1 Risicomanagement bij de gemeente Peel & Maas

In juli 2011 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van Peel en Maas de nota risicomanagement vastgesteld om daarmee een efficiënte realisatie van zijn organisatiedoelstellingen veilig stellen.

Risicomanagement is het cyclische proces van identificeren en kwantificeren van risico’s en het vaststellen van beheersmaatregelen om op basis daarvan bewust risico’s te nemen, de kans op risico’s te verkleinen of de gevolgen ervan te beperken. Een risico is de kans op het optreden van een gebeurtenis met effect op het behalen van de doelstellingen van de organisatie.

Risicomanagement is ingebed in het wettelijk kader van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (de BBV). De uitgangspunten voor het risicomanagement van de gemeente Peel en Maas zijn:

Risicomanagement voegt waarde toe en draagt bij aan de verbetering van de organisatie;

Risicomanagement is een integraal onderdeel van de organisatieprocessen en een basis voor keuzes;

Risicomanagement maakt deel uit van de besluitvorming;

Zowel interne als externe transparantie rondom risico’s wordt nagestreefd, om te zorgen voor meer vertrouwen bij de burgers en de bestuurders/medewerkers van de organisatie.

De implementatie en de uitvoering van het risicomanagement is een continu proces waar hard aan gewerkt wordt. Voor de gemeentelijke projecten is inmiddels een handboek projectmatig werken opgesteld waarbij de risico’s van een project nadrukkelijk aan bod komen. Ook de juridische kwaliteitszorg heeft de aandacht middels de uitvoering van vastgestelde notitie Juridische Kwaliteitszorg (JKZ).

In de nota risicomanagement is aandacht besteed aan de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren in de organisatie op het gebied van risicomanagement. Om zorg te dragen voor implementatie en monitoring van het risicomanagementbeleid is het zogenaamde kernteam risicomanagement ingesteld. De structurele verankering van het risicomanagement op alle niveaus is een meerjarig proces, waarbij steeds aandacht dient te zijn voor de in de nota opgenomen uitgangspunten /doelstelling.

Per kwartaal wordt gerapporteerd aan de directie en het college omtrent het gemeentebrede risico-profiel en de daaraan gekoppelde beheersmaatregelen. In de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken wordt aan de raad gerapporteerd over de belangrijkste risico’s en het weerstandsvermogen.

4.2 De belangrijkste risico’s Risico's vloeien voort uit:

A. eigen beleid en handelen;

B. beleid van een hogere overheid;

C. samenwerking met andere gemeenten of instanties;

Hieronder zijn de belangrijkste risico’s die op dit moment in beeld zijn weergegeven.

4.2.A Risico's voortvloeiende uit het eigen beleid en handelen Grondexploitatie en projecten

Aan investeringsprojecten en grondexploitatie wordt jaarlijks kosten van personeel doorbelast.

Afname of toename van de bouwactiviteiten en investeringen alsmede uitstel van de uitvoering van projecten heeft dus directe consequenties voor de exploitatiebegroting van de algemene dienst. Dit wordt gemonitord en indien nodig vind bijstelling plaats in de bijstellingsrapportages. Meer informatie over de specifieke grondexploitatieprojecten en bijbehorende (financiële) verwachtingen is opgenomen in de paragraaf Grondbeleid.

Open eind regelingen

Wet Werk en Bijstand (WWB):

De WWB in de huidige vorm zal per 1-1-2015 worden vervangen door de Participatiewet. Daarbij zal naar verwachting de financiering van het zogenaamde inkomensdeel (uitkeringen in het kader van bijstand, IOAW, IOAZ en levensonderhoud bij BBZ) ook wijzigen. Hoe de situatie er in 2015 uit zal zien is dus vooralsnog onduidelijk. Voor 2014 geldt nog het bestaande regime waarbij de gemeenten een gebundelde uitkering (BUIG) ontvangen om daarmee de uitkeringen te betalen die worden verstrekt in het kader van de WWB. Die rijksuitkering is een vast bedrag en is vrij besteedbaar. Dat wil zeggen dat wanneer de kosten lager zijn dan de uitkering dit overschot vrij besteedbaar is. Anderzijds is de gemeente ook zelf verantwoordelijk bij een eventueel tekort op de rijksuitkering. Bij tekorten die groter zijn dan 10% van de uitkering kan de gemeente een aanvraag indienen voor een Aanvullende uitkering (IAU). Al dan niet toekenning van zo’n aanvraag door het rijk hangt onder meer af van de arbeidsmarktomstandigheden in de regio t.o.v. de landelijke gegevens. Wanneer een regio in negatieve zin afwijkt van de landelijke gemiddelden wordt zo’n aanvullende uitkering meestal toegekend. Is dat niet het geval dan beslist een commissie per individuele aanvraag of er sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden en of de uitkering dus wel of niet wordt toegekend.

Ondanks de economische situatie is de verwachting dat Peel en Maas de komende jaren geen tekort zal hebben dat groter is dan 10% van de rijksuitkering. Uiteraard geldt daarbij wel de onzekerheid m.b.t. de financiering van het inkomensdeel binnen de Participatiewet vanaf 2015.

De reserve Werk en Bijstand dient verder nog als een buffer om eventuele incidentele tekorten in enig jaar op te vangen.

Om de tekorten op de uitvoering van de WWB zo gering mogelijk te houden of zelfs te voorkomen worden de volgende maatregelen uitgevoerd:

Naast het actief leren van andere gemeenten en een zo maximaal mogelijke uitstroom realiseren door vooral te focussen op personen met een zo korte mogelijke afstand tot de arbeidsmarkt zijn de volgend beheersmaatregelen genomen:

1. Er is extra geïnvesteerd in terugvordering en verhaal om bij vaststellen fraude meteen tot terugvordering over te gaan, en de signaalfunctie af te geven dat fraude wordt opgespoord en bestraft.

2. Samenwerking Sociale Recherche is geïntensiveerd om o.a. niet rechtmatige aanvragen, tijdig te kunnen opsporen.

3. Er is geïnvesteerd in activiteitencentra en Work First constructies om bij het toekennen van een uitkering cliënten meteen naar werk door te sturen.

4. Er wordt een programma opgezet waarbij re-integratie-instrumenten zo effectief en efficiënt mogelijk worden ingezet. Met minder middelen meer re-integratie- ondersteuning.

5. Er is gestart in het kader van social return in de eigen organisatie waarbij WWB- en SW cliënten worden ingezet bij het uitvoeren van gemeentelijke taken zoals groen-beheer.

6. Er wordt een andere werkgeversbenadering uitgevoerd waarbij op basis van sociaal partnership en de inzet van “natuurlijke begeleiders” meer mogelijkheden voor WWB/WIJ cliënten worden gerealiseerd ten koste van de inzet van dure externe re-integratiebedrijven. (o.a. via de website: www.werkmakenvanwerk.nl )

7. De managementinformatie is zodanig ingericht dat snel duidelijk wordt welk specifiek onderdeel leidt tot een stijging van de uitgaven m.b.t. de WWB, zodat reeds in een

9. Samenwerking met uitzendbureaus intensiveren, zodat direct bemiddelbare cliënten van een nog groter netwerk kunnen profiteren.

Leerlingenvervoer:

Van te voren is moeilijk in te schatten hoeveel personen gebruik zullen maken van deze regeling.

Indien er in enig jaar veel meer aanvragen worden gedaan, welke aan de criteria voldoen die zijn gesteld in de verordening, kunnen deze niet worden afgewezen. Er wordt zoveel als mogelijk gestreefd naar OV-vervoer, fietsvergoeding en naar gecombineerd vervoer. Ervaringscijfers laten een zeer grillig beeld zien van de uitgaven voor leerlingenvervoer in de afgelopen jaren. De verwachting blijft dat in de komende jaren een daling van de uitgaven voor leerlingenvervoer zichtbaar zal worden als gevolg van het beleid van Peel en Maas.

Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO):

Wat betreft de WMO zijn de uitgaven voor huishoudelijk werk (HHW), persoonsgebonden budgetten (PGB), woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen niet nauwkeurig te voorspellen. Dit brengt risico met zich mee. In de cijfers die in de begroting zijn opgenomen is uitgegaan van zo reëel mogelijke schattingen. Door demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing zullen de uitgaven voor WMO in de komende jaren waarschijnlijk niet afnemen. Op dit moment zijn de uitgaven al hoger dan de rijksvergoeding die wordt ontvangen in het kader van de WMO.

Vanaf 2015 wordt door het rijk flink gekort op de WMO. Van de huidige rijksvergoeding blijft nog maar ca. 60% over waarmee de gemeente de WMO adequaat moet uitvoeren. Dat zal uiteraard betekenen dat de uitvoering van de WMO ook fors zal wijzigen. Met die beweging is in 2013 een aanvang gemaakt en dit zal in 2014 verder gaan. Uiteindelijk gaan we er van uit dat het rijksbudget in 2015 + eigen bijdragen van de WMO cliënten + de huidige bijdrage uit de algemene middelen aan de WMO voldoende is om de WMO uitgaven te betalen.

In 2013 zijn / worden alle bestaande WMO cliënten geherindiceerd waarbij wordt getoetst aan een strikter protocol waardoor naar verwachting het aantal uren zorg afneemt.

De maatregelen die al eerder zijn genomen om de WMO kosten te beheersen zijn:

Vermogenstoets:

Er is een vermogenstoets bij dure woningaanpassingen opgenomen in de verordening voorzieningen voor mensen met een beperking. Hiermee zijn we overigens een van de zeer weinige gemeenten in Nederland die hiertoe zijn overgegaan.

Algemeen gebruikelijk:

Een aantal voorzieningen (zoals beugels, douchezitjes e.d.) zijn uit de Wmo gehaald en als algemeen gebruikelijk gemarkeerd.

Eigen bijdrage:

Voor een aantal Wmo-voorzieningen (o.a. kleine woningaanpassingen, diverse hulpmiddelen) was nog geen eigen bijdrage van toepassing. Inmiddels is deze wel ingevoerd.

Van individueel naar collectief:

In het kader van vernieuwing en creatief ombuigen willen we graag onderdelen van de Wmo anders gaan organiseren voor zover dit mogelijk is. Een onderdeel waar dit bijvoorbeeld al van toepassing is, is de ondersteunende begeleiding. Deze individuele voorziening organiseren we samen met gemeenschapshuizen en zorgaanbieders via de collectieve dagvoorzieningen in de diverse kernen. Al met al levert dat een besparing op van 50% (deze maatregel is meegenomen bij de ombuigingen). Een ander voorbeeld is het oprichten van een hulpmiddelencentrum waar ook collectieve voorzieningen, zoals een scootmobielpool ingericht kunnen worden.

Overige:

Er zijn afspraken gemaakt met de woningbouwcorporaties om mensen (i.c. Wmo-geïndiceerden m.b.t. woningaanpassing) adequaat te huisvesten en de kosten hierbij zo laag mogelijk te houden.

Hierbij wordt een codelijst met vaste prijzen voor (eenvoudige) woningaanpassingen gehanteerd.

Deze codelijst geldt voor alle woningbouwcorporaties, hetgeen de procedure verder stroomlijnt, omdat er eenzelfde afspraken gelden voor alle corporaties en er bijvoorbeeld geen offertes meer opgevraagd hoeven te worden. Er vindt rechtstreekse uitbetaling aan de huurder plaats.

Verder gaan we onderzoeken in hoeverre ook bij huishoudelijke werk moderne vormen van onderling hulpbetoon en nieuwe combinaties van professionele en vrijwillige hulp kunnen worden gestimuleerd.

In hoeverre de beweging van individuele naar collectieve voorzieningen gaat bijdragen aan lagere

Nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (Wro):

De nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening stelt nieuwe eisen ten aanzien van planologische maatregelen en brengt risico’s met zich mee. Als er per 1 juli 2013 bijvoorbeeld nog bestemmingsplannen zijn die ouder dan 10 jaar zijn, kan geen leges meer geïnd worden voor bouwvergunningen en aanlegvergunningen. Binnen de gemeente Peel en Maas is voldaan aan de eisen van deze wet en zo worden de betreffende risico’s tot een minimum beperkt.

Schadeclaims

Regelmatig worden claims ingediend tegen de gemeente door partijen die de gemeente aansprakelijk stellen voor schade die volgens hen is veroorzaakt door het handelen van de gemeente. Dergelijke claims worden meestal door de gemeente doorgeleid naar de verzekeraar, die bepaalt of de claim terecht is en of dit onder de dekking van de verzekering valt. De gemeente loopt alleen een risico als een claim terecht is ingediend en niet gedekt wordt door de verzekering. In een enkel geval leidt onenigheid tussen de gemeente en de indiener van een claim tot een juridisch geschil, waarbij de rechter uiteindelijk bepaalt of een claim terecht is.

4.2.B Risico's voortvloeiende uit het beleid van hogere overheid Toenemende decentralisatie

Vanaf 1 januari 2015 worden gemeenten (hoogstwaarschijnlijk) verantwoordelijk voor een aantal nieuwe taken op het gebied van de participatie, AwbZ-WMO en jeugdzorg. Rondom die decentralisaties bestaat nog veel onduidelijkheid. Dat de rijksbudgetten die vanaf 2015 worden overgeheveld lager zullen zijn dan de huidige uitgaven op de betreffende terreinen is duidelijk. Het rijk gaat er van uit dat gemeenten de taken efficiënter kunnen uitvoeren en voert daarom efficiencykortingen door op de budgetten. Hoe groot die kortingen op landelijk niveau zijn is wel al duidelijk maar hoe de verdeling van de budgetten naar de individuele gemeenten zal zijn is nog niet bekend. Verder bestaat grote onzekerheid over de omvang van de uitgaven voor de nieuwe taken.

Als algemeen uitgangspunt hanteert Peel en Maas het principe dat de rijksbudgetten in principe leidend zijn voor het niveau van de uitgaven. Uiteraard is het risico aanwezig dat dit principe in werkelijkheid niet volledig kan worden nageleefd. Voor 2015 is daarom een stelpost van € 500.000 opgevoerd waarmee knelpunten in de uitvoering van nieuwe taken kunnen worden opgevangen. Die stelpost bedraagt in 2016: € 350.000 en in 2017 nog € 250.000.

Algemene uitkering uit het gemeentefonds

De omvang van de algemene uitkering in deze begroting is gebaseerd op de septembercirculaire 2013. In die circulaire is al aangeven hoe de rijksbezuinigingen in 2014 en verdere jaren zullen doorwerken op het gemeentefonds en op de algemene uitkering voor Peel en Maas. De omvang van het gemeentefonds kan echter opnieuw ter discussie komen te staan bij mogelijk nieuwe rijksbezuinigingen en dan kan de algemene uitkering dus ook verder dalen. Op dit moment is de meest actuele informatie verwerkt in de begroting maar uiteraard geldt dat voor de meerjarenraming de algemene uitkering nog (flink) kan fluctueren in positieve of negatieve zin.

4.2.C Risico's voortvloeiend uit de samenwerking met andere gemeenten en instanties Gemeenschappelijke regelingen

De gemeente kan worden geconfronteerd met financiële tegenvallers van gemeenschappelijke regelingen, omdat de gemeente zich verplicht heeft bij te dragen in eventuele (exploitatie) verliezen.

Hierop heeft de gemeente niet altijd directe invloed. Ook wordt met de gemeenschappelijk regelingen de discussie gevoerd hoe om te gaan bij de keuzes waar gemeenten voor staan in het kader van bijvoorbeeld rijksbezuinigingen.

Samenwerkingsovereenkomsten

Op meerdere terreinen worden de taken van de gemeente uitgevoerd in samenwerking met anderen.

Zo is er samenwerking met de gemeenten in de regio op het gebied van belastingen, brandweer, vergunning toezicht en handhaving e.d. Voor de samenwerkingsvormen dienen goede afspraken op maat te worden gemaakt hoe met diverse zaken wordt omgegaan (beleid, informatievoorziening, bijsturing, financiën, verantwoording, uittreedkosten etc.). Wanneer e.e.a. niet goed is vastgelegd ontstaan aanzienlijke risico's.

Wet Sociale Werkvoorziening (WSW)

Peel en Maas is aangesloten bij de gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap NLW. Dit werkvoorzieningschap is 100% aandeelhouder van NLW groep NV waar de daadwerkelijke (WSW-) activiteiten plaatsvinden. De financiering van de WSW verloopt op dit moment via twee geldstromen.

Enerzijds de van het rijk te ontvangen WSW subsidie, anderzijds via een additionele gemeentelijke bijdrage. De rijkssubsidie wordt de komende jarenstructureel afgebouwd in het kader van de Participatiewet en de opdracht van NLW is om die teruglopende subsidie binnen de exploitatie op te vangen. Daartoe is een forse herstructurering nodig waaraan de deelnemende gemeenten (Venray, Horst aan de Maas en Peel en Maas) bijdragen. De deelnemende gemeenten bewaken zowel ambtelijk als bestuurlijk nauwgezet de voortgang van deze herstructurering. Het doel van de herstructurering is te komen tot een organisatie waarbij meer WSW- medewerkers worden ingezet in het kader van begeleid werk en detachering dan tot op heden en daarmee zal de omvang van het beschut werk afnemen. Deze operatie heeft forse gevolgen voor de bedrijfsvoering van de NLW groep NV. Er zal regulier personeel moeten afvloeien, bedrijfspanden zullen worden verkocht etc..

Het Werkvoorzieningschap Noord Limburg West heeft een 100% deelneming in de NLW Groep NV.

De waardering van die deelneming is gebaseerd op de omvang van het eigen vermogen + de stille reserves van de NLW Groep NV. Wanneer het eigen vermogen + de stille reserves van de NLW groep NV structureel lager blijken dan de deelneming bij het werkvoorzieningschap dan zal afwaardering volgen. Het afwaarderen van de deelneming heeft nadelige gevolgen voor de deelnemende gemeenten aan het werkvoorzieningschap Horst aan de Maas, Venray en Peel en

De waardering van die deelneming is gebaseerd op de omvang van het eigen vermogen + de stille reserves van de NLW Groep NV. Wanneer het eigen vermogen + de stille reserves van de NLW groep NV structureel lager blijken dan de deelneming bij het werkvoorzieningschap dan zal afwaardering volgen. Het afwaarderen van de deelneming heeft nadelige gevolgen voor de deelnemende gemeenten aan het werkvoorzieningschap Horst aan de Maas, Venray en Peel en