• No results found

Welke strategie gebruiken actieve groepen van burgers bij protest tegen een grote ingreep in het landschap?

De onderzochte actiegroepen gebruiken verschillende strategieën. Terwijl het Actiecomité Horstermeerpolder en Red ons bos het vooral moeten hebben van weerstand en creativiteit, is bij de

Bewonersvereniging Horstermeerpolder en Werkgroep Zwartendijk juist de belangenvertegen- woordiging het belangrijkste. De strategie lijkt samen te hangen met de mate van wij-zij denken. Het denken in wij-tegen-zij is het grootst bij Red ons bos en het Actiecomité. Door de rol van relschopper op zich te nemen verscherpt het comité de wij-zij tegenstellingen. Red ons bos wil niet als schreeuwers neergezet worden, maar komen toch vaak fel over, wat de vijandigheid doet toenemen. Sterke wij-zij tegenstellingen passen niet bij de strategie van de andere twee actiegroepen; de

Bewonersvereniging Horstermeerpolder wil via diplomatieke weg hun doel te bereiken en Werkgroep Zwartendijk wil vooral nette acties voeren en niet agressief en op de man spelen.

De actiegroepen zijn vrij plat georganiseerd, de trekkers zijn geen autoritaire leiders, maar zijn vaak wel de opinieleiders. In de Horstermeer en de Werkgroep Zwartendijk wordt informatie voornamelijk via bestaande contacten verworven en dit is ook de manier waarop zij de meeste leden werven. Vooral het Actiecomité heeft daarnaast het voordeel dat zij gemakkelijk toegang hebben tot de traditionele media (TV en kranten) om hun zaak onder de aandacht te brengen en vervolgens hun aanhang te vergroten. Red ons bos zoekt vooral veel informatie en potentiële actievoerders via internet, zoals ook blijkt uit hun oproep om een protest e-mail te sturen. Het gebruik van internet heeft het actievoeren veranderd; het is gemakkelijk het eigen standpunt onder een groot publiek bekend te maken en om onderling informatie uit te wisselen en contact te houden.

Ook is gekeken naar objectiverende, ervaringsgerichte en morele argumenten die de actiegroep gebruikt in hun verweer naar buiten toe. Het blijkt dat de actiegroepen vooral veel gebruik maken van

objectiverende argumenten. Zij kiezen er bewust voor om de ‘vijand’ met objectief onderbouwde argumenten (op basis van cijfers en kennis van experts) te weer te staan, om te voorkomen dat ze als emotioneel en ondeskundig weggezet worden. De kennis voor deze argumenten wordt gehaald uit rapporten, bij kennisinstituten, van internet en bij deskundigen buiten de eigen gelederen. In de

Horstermeerpolder heeft de gebruikte kennis vooral betrekking op het in kaart brengen van de gevolgen van de geplande ingreep en het onderuit halen van de onderbouwing van de plannen.

Werkgroep Zwartendijk richt zich zowel op het in kaart brengen van wat verloren gaat als op het onderuithalen van de noodzaak van de ingreep. Red ons bos richt zich vooral op de haalbaarheid van de doelen van de tegenpartij, en de gevolgen voor de natuur en het milieu. Alle drie de groepen gebruiken kennis om een alternatief, of compromis te bieden voor de plannen. Werkgroep Zwartendijk stelt bijvoorbeeld alternatieve bouwlocaties in de stad voor, Red ons bos wil geen grootschalige kap, maar een compromis, meer open plekken is bespreekbaar. Horstermeerpolder

wil minder natte natuur over een minder groot gebied, waarmee ze wel tegemoetkomen aan de eisen vanuit de provincie.

Daarnaast spelen bij alle actiegroepen ervaringsgerichte argumenten een belangrijke rol. Je zou hun kennis van de natuur en het landschap in het gebied kunnen zien als ervaringskennis. Zij zijn degene die het gebied vaak bezoeken of er zelfs leven, en op basis van die ervaringen is hun mening en argumentatie voor een deel gestoeld.

De context in de drie cases verschilt, wat gevolgen heeft voor de ervaringsgerichte argumenten. In de Horstermeer wonen en werken de mensen in de polder en er worden argumenten genoemd die gebaseerd zijn op persoonlijke en jarenlange ervaringen met hoe een polder functioneert. Bij Red ons bos en Werkgroep Zwartendijk gaat het om naastgelegen gebied en gaan de ervaringsgerichte argumenten met name in op hoe het landschap (al dan niet na de ingreep) wordt ervaren en wat het voor mensen betekent. Daarnaast verschillen de cases wat betreft de voorgeschiedenis en de fase waarin de plannen verkeren. Red ons bos heeft te maken met plannen die deels en volgens de bewoners plotseling zijn uitgevoerd. De Werkgroep Zwartendijk heeft nog te maken met plannen,

maar er hebben in het gebied al wel andere ingrepen plaatsgevonden. Alhoewel het proces in de

Horstermeerpolder al decennia in beslag neemt, gaat het nog om plannen, maar er is al een proefvak waar een vergelijkbare ingreep is uitgevoerd.

Behalve inhoudelijk, verschillen de drie cases ook in hoeveel verschillende ervaringsgerichte argumenten worden gebuikt: meerdere in de Horstermeerpolder en bij Red ons bos, hoofzakelijk één bij de Werkgroep Zwartendijk. De werkgroep gaat vooral in op persoonlijke ervaringen van de werkgroepleden met het gebied, als bijvoorbeeld uitrusten, genieten, inspiratie opdoen en daarmee op het belang van het gebied voor henzelf en voor Kampenaren in het algemeen. In de

Horstermeerpolder wordt, om te laten zien hoe de polder werkt, geput uit de eigen ervaringen met het leven in de polder. Ook ervaringen met betrokken instanties en door hen eerder uitgevoerde projecten worden als argument gebruikt.

Bij Red ons bos wordt in de argumenten vooral ingegaan op de wijze van de uitvoering van de ingreep (hoog tempo, gebruik van zwaar materieel, niet volgens de regels). Daarnaast wordt ingegaan op het proces (lang geheim, nauwelijks inspraak, plotseling). Zowel Red ons bos als de

Horstermeerpolder gaan in op hoe zij het gebied na de ingreep (respectievelijk in het gekapte deel van het bos en in het proefvak) ervaren. Ook wijzen beiden op ervaringen elders (ervaringen van de Woudreus met het kappen van bos, muggen- en knuttenoverlast bij de Ankeveense plassen).

Daarnaast maken de groepen gebruik van morele argumenten waarmee ze voornamelijk willen laten zien dat de ingreep slecht is voor het landschap en voor de samenleving, en dat je met goed fatsoen zo’n mooi landschap of zulke waardevolle natuur niet kan vernietigen met het oog op de toekomst. Doordat deze morele overtuiging doorklinkt in bijna alle argumenten van de actiegroepen, is het moeilijk om de morele argumenten helder te onderscheiden van de objectiverende en de ervaringsgerichte argumenten. De morele argumenten roepen vooral de vraag op of de ingreep nodig is, of deze past in het landschap en hoe er met de natuur omgegaan moet worden.

De groepen verschillen in de mate waarin ze een probleem (h)erkennen of de noodzaak zien van de ingreep. In de Horstermeerpolder ziet men wel een verdrogingsprobleem en de veranderde behoefte aan landbouwgrond, maar men vindt het onacceptabel dat er een oplossing wordt gekozen, met grote impact op het landschap en het leven van de polderbewoners, terwijl de effectiviteit niet vaststaat. Red ons bos ziet geen noodzaak voor de ingreep. Werkgroep Zwartendijk ziet in het geheel geen noodzaak voor de ingreep. Zij vinden het onjuist, onrechtvaardig en een ‘doodzonde’ om het gebied van de Zwartendijk ‘op te offeren’, ‘te verkwanselen’ voor iets dat niet nodig is.

De verontwaardiging is hier bovendien groot omdat het een ecologisch en cultuurhistorisch waardevol gebied is, dat behouden zou moeten blijven voor de natuur zelf (er is al zoveel natuur in Nederland verdwenen), en voor de huidige en toekomstige Kampenaren. Ook Red ons bos en de

Horstermeerpolder wijzen op de verantwoordelijkheid voor het gebied in relatie tot toekomstige generaties.

Red ons bos en de Bewonersvereniging en ActiegroepHorstermeerpolder wijden een belangrijk deel van de argumenten aan welke natuur passend is, en hoe er met natuur wordt omgegaan. De mensen van Red ons bos zijn van mening dat de mens de natuur niet naar zijn hand mag zetten, natuurlijke ontwikkeling staat voor hen voorop. Zij staan daarmee in feite lijnrecht tegenover de mensen in de

Horstermeerpolder. Hier is de opvatting dat alle natuur in Nederland is gemaakt en dus ook onderhouden moet worden. Ook vanuit historisch oogpunt voelt men een verplichting het gebied goed te onderhouden: ze vinden het moreel onjuist om een gebied waar hun voorouders hun leven voor hebben gegeven te laten ‘verloederen’.

Wat is de relatie tussen de drijfveren van de actievoerders én het sociaal kapitaal en