• No results found

2 Bepalingen die seksespecifieke termen bevatten

2.1 Bepalingen die geen enkel onderscheid beogen .1 Registratie persoonsgegevens

2.1.5 Strafrecht en defensie Strafrecht

Wetboek van Strafrecht (1881)

 Artikel 65 - Indien de klacht tegen de wettige vertegenwoordiger in burgerlijke zaken van de in artikel 64 aangewezen persoon moet geschieden, zijn tot de klacht gerechtigd: de echtgenoot, een bloedverwant in de rechte linie of, bij het ontbreken van al die personen, een broer en een zuster.

 Artikel 258 - Indien de schuldige aan het in artikel 256 omschreven misdrijf de vader of de

moeder is, kunnen te zijnen aanzien de in de artikelen 256 en 257 bepaalde

gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.

 Artikel 304 - De in de artikelen 300-303 bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd: ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn moeder, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, zijn echtgenoot, zijn levensgezel,

91 zijn kind, een kind over wie hij het gezag uitoefent of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin

Wetboek van Strafvordering (1921)

 Artikel 51e lid 2 - Het slachtoffer, de vader of de moeder van een minderjarig slachtoffer die een nauwe persoonlijke betrekking met dat slachtoffer hebben en personen die dat slachtoffer als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en in een nauwe en persoonlijke betrekking tot het kind staan kunnen, gezamenlijk of elk afzonderlijk, op de terechtzitting een verklaring afleggen over de gevolgen die de strafbare feiten genoemd in het eerste lid, bij hen teweeg hebben gebracht. Van het voornemen daartoe geeft hij voor de aanvang van de terechtzitting schriftelijk kennis aan de officier van justitie opdat deze hem tijdig kan oproepen. De voorzitter kan het spreekrecht van de vader of moeder of verzorgers als bedoeld in de eerste volzin, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie beperken of ontzeggen wegens strijd met het belang van het minderjarige slachtoffer. Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (1999)

 Artikel 1 sub f en g - In deze regeling wordt verstaan onder: f. broer: de broer van de gedetineerde, alsmede de halfbroer of pleegbroer; g. zuster: de zuster van de gedetineerde, alsmede de halfzuster of pleegzuster.

 Artikel 23 - Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.

 Artikel 24 lid 1 - Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van de levenspartner, of een kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.

 Artikel 27 lid 1 - Incidenteel verlof voor een bezoek aan gedetineerde levenspartner, kind, ouder, broer en zuster kan slechts worden verleend indien de gedetineerden elkaar ten gevolge van de detentie ten minste drie maanden niet hebben ontmoet. (GRONDSLAG: Artikel 26, derde lid, Penitentiaire beginselenwet, Artikel 570b, tweede lid, Wetboek van Strafvordering)

AMvB’s en regelingen grondslag niet vermeld

Klachtenregeling seksuele intimidatie burgerlijk rijkspersoneel (1994)

 Artikel 9 lid 4 - De klager en de beklaagde kunnen zich tijdens het horen door een

raadsman of -vrouw laten bijstaan. (grondslag niet vermeld) Defensie

Inkwartieringswet (1953)

 Artikel 19 lid 1 - Inkwartiering en onderhoud kan niet gevorderd worden indien daardoor gebruik gemaakt zou moeten worden van woonruimte, welke ter beschikking staat van gezinnen, waarin vier of meer minderjarige kinderen of kleinkinderen, tot het gezin behorende, inwonend zijn, waartoe een kraamvrouw of een ernstige zieke behoort, of waarin zich een lijk bevindt.

92

Kaderwet militaire pensioenen

Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (2001)

 Artikel 13 lid 3 - Bij ontstentenis van zowel een partner als bedoeld in het eerste lid, als van wezen, bedoeld in het tweede lid, geschiedt de overlijdensuitkering ten behoeve van de ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, indien de overledene kostwinner was van de genoemde betrekkingen.

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (1984)

 Artikel 2a lid 1 sub d - Voor de toepassing van deze wet wordt gelijkgesteld met: weduwe of weduwnaar: de achtergebleven partij bij het geregistreerd partnerschap.

 artikel 3 lid 1 sub c en d - Deze wet is van toepassing op: c. de weduwe, weduwnaar en de minderjarige volle wees van het burger-oorlogsslachtoffer dat aan de eisen gesteld onder a of b voldeed, mits zij de Nederlandse nationaliteit bezitten; d. de weduwe, weduwnaar en de minderjarige volle wees van het burger-oorlogsslachtoffer dat aan de eisen gesteld onder a of b voldeed en voor de datum van aanvraag, bedoeld in artikel 35, is overleden, mits zij de Nederlandse nationaliteit bezitten.

 Artikel 4 sub c - Behoudens in nader bij algemene maatregel van bestuur te regelen gevallen kunnen aan deze wet geen aanspraken worden ontleend door: c. de weduwe, weduwnaar en minderjarige volle wees van de onder a en b bedoelde personen, indien en voor zover zij als nabestaanden aanspraken ontlenen aan de voorzieningen, bedoeld onder a en de wetten, genoemd onder b.

Militaire ambtenarenwet (1931) & Ambtenarenwet (1929) Inkomstenbesluit Militairen 1995 (1995)

 Artikel 1 lid 3 - Met inachtneming van artikel 1, derde en vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen mede verstaan onder echtgenote of echtgenoot: 1°. de geregistreerde partner; 2°. degene die door de militair als partner is aangemeld bij de Stichting Pensioenfonds ABP en door het bestuur van dat fonds als zodanig is aangemerkt, op voorwaarde dat de militair een bewijs van die aanmelding heeft overgelegd aan de commandant. (GRONDSLAG: Artikel 125, Ambtenarenwet, Artikel 12, Militaire Ambtenarenwet 1931)

Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering burgerlijke ambtenaren defensie (1993)

 Artikel 8 lid 1 - Bij overlijden van een betrokkene die op het tijdstip van overlijden een uitkering krachtens dit besluit genoot wordt een op basis van het bedrag van de uitkering op dat tijdstip berekende smartengelduitkering verleend: a. ter grootte van tweemaal de maandelijkse uitkering aan de weduwe of weduwnaar van betrokkene van wie hij niet duurzaam gescheiden leefde, indien de overledene een invaliditeitspensioen had. b. op de voet van het bepaalde omtrent smartengelduitkeringen in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie bij overlijden van een rechthebbende op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien de overledene een zodanige uitkering genoot.

93  Artikel 8 lid 2 - Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner dan wel de achtergebleven partner die is aangemeld bij de Stichting Pensioenfonds ABP en door het bestuur van dat fonds als zodanig is aangemerkt.

 Artikel 8 lid 5 - Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen, over wie de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van een kind, als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of het genieten van een vergoeding daarvoor. (GRONDSLAG: Artikelen 125, eerste lid en 134, eerste lid, Ambtenarenwet)

2.1.6 Koninklijk huis