• No results found

4.1. OVER DE AUTEUR

206 M. Bloem, Vaders van betekenis, p. 65.

Zowel de vader als de moeder van Jill Stolk waren van gemengd Nederlandse/Indonesische afkomst. Haar vader zat bij het KNIL. Na de capitulatie van Nederlands-Indië werd hij in

verschillende Japanse kampen geïnterneerd en werkte onder andere aan de Birma-spoorlijn. Jill's ouders ontmoetten elkaar pas nadat beiden naar Nederland gekomen waren. Zij woonden eerst in Hilversum, waar Jill in 1952 geboren werd, maar verhuisden daarna naar Den Haag. Daar ging Jill naar de middelbare school en later naar het Koninklijk Conservatorium, waar zij als hoofdvak blokfluit studeerde en als bijvak etnomusicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze ging daarna werken aan de Stedelijke Muziekschool van Den Haag als muziekpedagoge. De muziek speelt, naast het schrijven, nog steeds een grote rol - zij speelt in het Trio Blimbing in Hilversum en geeft muziekles aan kinderen. Ze is ook actief als yogadocent. Haar opleiding tot yogadocent volgde Stolk bij het instituut van de spraakmakende Saswitha te Scheveningen. In haar Haagse studio werkt zij nu aan het geestelijke en fysieke welzijn van de mens. Ze is aangesloten bij de Vereniging van Yogaleerkrachten Nederland en lid van de Europese Yoga Unie. Stolk zet zich zeer actief in voor de Indische gemeenschap in Nederland.

Jill Stolk debuteerde in 1983 met haar roman Scherven van smaragd. Drie jaar later verscheen haar tweede boek Onder de blauwe sarong, in 1992 gevolgd door De zwijgende vader. Naast romans publiceerde Stolk Indische verhalen (Indië was alles - Alles. De verhalen van toen en nu in 1996 en Indische portretten in 2005) en een aantal kinderboeken zonder Indische achtergrond (bijvoorbeeld Rijmpjes en versjes uit de oude doos, Hallo Sinterklaas! of Beste groeten uit de bajes). Stolk schreef ook columns voor NRC Handelsblad en Moesson, en recensies in de Haagsche Courant. Nu levert zij

 

boekbesprekingen voor de nieuwe Haagse weekkrant Den Haag Centraal.

Haar literaire stijl is herkenbaar: “Ze schrijft zonder een woord te veel of te weinig te gebruiken, zodat wat ze in gedachten heeft ook precies zo overkomt. Met sarcasme, te veel sarcasme soms.”207 Stolks humor, ironie, compacte stijl en soms authentieke woede maakten haar boeken heel populair in de jaren tachtig, toen ook de andere schrijvers van de tweede generatie debuteerden.

4.2. VADER(S)

Scherven van smaragd, Onder de blauwe sarong en De zwijgende vader vertonen, hoewel ze officieel geen trilogie zijn, opvallend veel overeenkomsten: de ik-vertelster (respectievelijk Jill,

207 L. Ducelle, Onder de blauwe sarong: Jip, Jill en Janneke, p. 12.

Salma en Marijn) is een Indisch meisje uit Den Haag dat muziekles geeft en uit een streng Indisch milieu komt. Alle drie hoofdpersonen proberen zich los te maken van de Indische erfenis van hun ouders, vooral van de gefrustreerde vader. De vader lijdt aan een oorlogstrauma. Daar komt nog eens bij dat de dochter er een tikje Japans uitziet, tot afschuw van de vader. Het is immers het gezicht van de vijand: “Ik haat elke Jap, alles wat Japans is of er mee te maken heeft.”208 De vader ontkent niet alleen dat er Japans bloed door de aderen van de familie stroomt, maar hij reageert zijn frustraties af op zijn dochter.

Wat ook opvalt in Stolks drie romans is de sterke persoonlijkheid van de ik-vertelster die ironisch, eigenwijs, intelligent en slimmer is dan haar ouders, en vooral haar vader. De ouders worden vanuit haar perspectief geportretteerd, het perspectief dat hun gedrag analyseert en als toxisch beoordeelt: “Mijn vader en mijn moeder [...] zetten mij problemen voor die ze zelf niet kunnen oplossen. [...] Ik haat ze.”209 Het oorlogsverleden van de ouders wroet bij de kinderen door: “Mijn moeder poetste en boende haar frustraties weg. Ze kon gewoon niet stilzitten.”210 De vader heeft in een Japans kamp gezeten, hij is streng en koud tegen zijn dochter. De vertelster wil geen ‘uitlaatklep’ zijn voor haar ouders frustraties, hoewel ze het moeilijk heeft: “Ik ben hun kleine gevangene.”211 Het meisje gaat “in het verzet, van binnen.”212 Dat de hoofdpersoon zich los probeert te maken van haar ouders zien we duidelijk in een symbolisch fragment uit Onder blauwe sarong: Salma is niet in staat haar ouders in perspectief te zien. Als ze op het strand van haar weglopen, worden ze vreemd genoeg maar niet kleiner: “Ze bleven groot op mijn netvlies om mij duidelijk te maken dat ze niet uit mijn leven te branden zijn.”

de

213 Salma droomt ook dat ze in een kerk kruipt en niet rechtop kan staan214, wat voor haar ‘niet vrij zijn’ betekent.215 Ook in Scherven van smaragd droomt Jill dat zij samen met haar vader opgesloten zit in een kasteel.

Ontsnappen is niet mogelijk. De hoofdpersoon wil “genezen van haar jeugd”216 en zoekt evenwicht. Scherven van smaragd eindigt met een slotscène waarin Jill iets voor haar ouders kookt, iets wat “als een evenwichtig mengsel smaakt.”217 Het smaakt Indisch. Onder de blauwe sarong eindigt op een soortgelijke manier. Salma is volwassen geworden en heeft een zoon die

208 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 51.

209 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 76.

210 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 107.

211 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 87.

212 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 10.

213 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 20.

214 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 32.

215 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 139.

216 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 88.

217 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 143.

“omringd zal worden door de mooie dingen uit het Oosten. Het bloed dient niet verloochend te worden.”218

In Onder de blauwe sarong wordt het uiterlijk en gedrag van de vader beknopt

beschreven: “Man met bruinverroeste kampkop en vierkante schouders”219, “hij ziet eruit als een sherrylord, van wie de familie al generaties lang heeft geweten hoe de rijpingsgraad van de druiven moet zijn [...] Chique, maar niet opvallend. Hij draagt zijn kleding als een rijke, oude aristocraat.”220 Zijn interesse in zijn dochter beperkt zich tot de angst dat ze niet zwanger raakt op een feestje. Hij is autoritair, streng en dominant. Hij heeft iets raars in zijn blik: “Hij had

natuurlijk een vreemde manier van kijken. Hij keek met ogen die niet naar buiten gericht waren, zodat jij als degene die bekeken werd, niet kon zien wat er in het hoofd omging.”221 “De man met de naar binnen gerichte blik.”222

De vader zwijgt veel. Hij heeft driftaanvallen. In De zwijgende vader heeft hij twee gezichten: op zijn kantoor is hij open, vrolijk en charmant; thuis is hij gesloten: “Die

alleraardigste meneer die je je als vader zou wensen, werkelijk waar, dat was dezelfde die bij ons thuis woonde. Als ik het al niet geloofde - dat was zijn kantoorgezicht dat ik voor het eerst aanschouwde - herkende ik hem wel aan zijn kleren.”223 Thuis ondergaat hij een metamorfose: hij trekt oude sokken met gaten aan en afgelopen sandalen en zit de hele avond alleen in zijn erker.

Niemand mag hem storen. Er wordt in huis weinig gesproken, alleen korte mededelingen zoals

‘Kom je eten?’ of ‘Het eten is klaar.’ De moeder verontschuldigt het gedrag van de vader: “Het kamp heeft hem gek gemaakt. Door het kamp is hij zo geworden. Ik doe ook net of ik gek ben.

Dat is maar het beste voor iedereen hier.”224 De vader heeft inderdaad verschrikkelijke dingen meegemaakt, zo blijkt uit zijn dagboek gedateerd op 1941: honger, katten eten, kaalknippen, de hitte in de tropen, ziekten, luizen en publieke executies: “De lijken hingen aan een afrastering en mochten niet verwijderd worden. Een barbaarse waarschuwing. Mijn haat is intens en ik wil wraak. [...] Dit gebeurde zal ik nooit meer vergeten.”225

Dit probleem hebben veel Indische Nederlanders na de oorlog. In De zwijgende vader zegt Marijn over haar oom Fred: “Naar buiten toe en in zijn werkzame leven deed hij normaal,

218 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 148.

219 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 20.

220 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 19.

221 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 98.

222 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 101.

223 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 16.

224 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 26.

225 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 34.

en thuis sloeg hij zijn vrouw en zijn dochter.”226 En in het laatste hoofdstuk van dat boek zegt Stolk dat ‘er nog anderen zijn’ waarbij ze suggereert dat zij over de generatie vaders schrijft die hun kampervaringen niet hebben verwerkt en hun negatieve emoties weggetrapt in een “donkere hoek van hun ziel.”227 Ze somt veel problemen op die in Indische families voorkomen:

zelfmoord, nachtmerries, zwijgen, pessimisme, stukgelopen huwelijken, ruzies en eetproblemen.

Dat verwijst naar Stolks eigen activiteiten voor de Indische gemeenschap:

“Ik zat in een Tweede Generatie gespreksgroep van de KJBB (Vereniging Kinderen uit de Japanse Bezetting en Bersiap 1941-1949) waar we allemaal over onze ouders spraken. Als zij aan het woord waren, schreef ik. Niemand durfde er wat van te zeggen. Ik heb er verder niets mee gedaan, maar wat ik daar hoorde, vermengde zich in mijn hoofd. Daar is uiteindelijk de zwijgende vader uit voortgekomen. Het is een samengestelde vader geworden die ook op de mijne lijkt. Iedereen die het boek gelezen heeft, zegt: ‘Alsof je het over mijn vader hebt.' Toen het boek gepresenteerd werd, op 15 augustus 1992 in het Haagse Congresgebouw, heb ik dat

nadrukkelijk gezegd.”228

Dat Stolk over de hele generatie schrijft zien we ook in de opdracht van Onder de blauwe sarong aan A. Cottaar en W. Willems die haar met hun Indische Nederlanders. Een onderzoek naar beeldvorming inspireerden.

Stolk laat ons echter ook de goede, “pratende vader”229 zien - op de Pasar Malam leert Marijn een zekere Gerard kennen, iemand die ook in een kamp heeft gezeten, maar zich bewust is van zijn trauma’s en zijn kinderen niet wil belasten met zijn frustraties. Hij fungeert als de tegenpool van de klassieke Indische vader die we uit zo veel andere boeken kennen en die ik als een postkoloniale creatie beschouw.

4.3. HYBRIDITEIT

Jills vader in Scherven van smaragd is gek op normen en waarden, regelmaat, gehoorzaamheid en orde: zo moet hij samen met Jill elke dag afwassen en afdrogen. Evenals in de romans van Van Dis zien we dat het gebrek aan emotioneel evenwicht een pathologische geordendheid in het alledaagse leven oproept: “Indische ouders zijn zo vreselijk autoritair. [...] Je moet blindelings doen wat ze zeggen, anders krijg je bonje. En als kind gehoorzaam je ook als ze je eisen stellen

226 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 108.

227 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 133.

228 http://damescompartiment.nl/bioJillSt.htm [03.10.2008]

229 J. Stolk, De zwijgende vader, p. 95.

die voortkomen uit hun gefrustreerde Indisch-zijn, [...] geestelijke balast.”230 “Als vader reprimandes uitdeelt, blijf je staan.”231

De bron van de frustraties van de vader is zijn hybriditeit en mentaliteit van

ex-onderdrukte - hij is een mix van nationale (schijn)trots en een minderwaardigheidscomplex. Jill zegt in Scherven van smaragd : “Ik wist dat hij niet trots was op het feit dat hij Indisch was.”232 Voor de vader is assimilatie de belangrijkste taak van de migrant: “Ze is nu in Holland, dus zal ze zich aanpassen aan de Hollandse mentaliteit.”233 Aanpassen, niet opvallen: in Onder de blauwe sarong ergert de ik-vertelster zich aan de Indische overdreven beleefdheid: “Was mijn houding thuis alleen een rol? Was dat slechts een pose geweest?”234 De vader denkt dat Indo’s beter moeten presteren dan de anderen: “Indisch zijn betekent minder zijn, dus daarom moet je meer presteren om dat gebrek te compenseren.”235 Omdat hij zich als Indo minderwaardig voelt, moet zijn dochter bewijzen dat zij even goed is als Hollanders: “Doe maar goed je best op school. Zorg maar dat je de beste bent, als Indische.”236 Daarom vind de vader zijn dochters passie voor muziek en schrijven stom en kinderachtig. Dat is geen echt beroep volgens hem. Omdat ze niet van wiskunde houdt, moet ze van twee bibliotheken af. In De zwijgende vader willen de ouders op een obsessieve manier alleen goede cijfers van hun dochter als bewijs van hun succesvolle integratie in de Hollandse samenleving. Stolk legt dat gedrag zo uit:

“Mijn moeder was veel Indischer dan mijn vader; haar familie zat al een generatie langer in de tropen. Zij was veel meer Indisch in haar hart, terwijl ze sterk met de Hollandse cultuur

verbonden wilde zijn. In Nederland heeft ze aan Nederlanders les gegeven, ze wilde er letterlijk tussenin staan. We woonden in Den Haag, toen ik problemen kreeg met een scheikundelerares.

Mijn moeder zei: ‘De docent heeft altijd gelijk.’ [...] Alles wordt beoordeeld vanuit de positie tussen zwart en wit. Dat is het tussenvolksyndroom.”237

Jill vraagt zich in Scherven van smaragd af: “Of voelde het Indische volk zich kleintjes omdat ze Indisch waren, en moesten ze tegen de verdrukking in bewijzen dat ze eigenlijk heel goed waren,

230 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, pp. 130-131.

231 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 135.

232 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 75.

233 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 50.

234 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 15.

235 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 77.

236 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 74.

237 http://www.damescompartiment.nl/bioJillSt.htm [17.10.08]

zodat men zei: Hij is Indisch, maar goed dat ie is?”238 In Nederland moet je zelfs anders gaan lopen - de vader in Onder de blauwe sarong ergert zich aan de manier waarop Salma loopt: “In West-Europa lopen ze allemaal zo.”239 De vader uit Scherven van smaragd is aan het einde van de romans verhollandst - in het laatste hoofdstuk lezen we: “Hij kijkt zo Nederlands uit zijn ogen. [...] Mijn vader had de blonde duinen in zijn ogen.” 240

In Onder de blauwe sarong laat Stolk nog een voorbeeld van de hybrideachtige vader zien. ‘Koffiekaatje’ noemt Salma de Indische vader van haar vriendinnetje die zich volledig aan zijn Nederlandse vrouw aanpast: “Een Nederlander met de kleur van koffiekaatje [advocaatje met koffiesmaak die hij schenkt - KK].”241 Hij is niet geïnteresseerd in zijn Indische achtergrond. Hun huis is helemaal Nederlands ingericht, “geen Indisch tafereel op de muur, [...] geen enkel gebatikt kleedje. Geen krisje. Nog geen schelpje ergens in de kamer dat uit de Indische tijd stamt. Geen Boeddhabeeldje op de schoorsteen. Niets, niets, niets.”242 Als Salma op bezoek komt, zegt de vader van Bianca niet zoiets als “hé, we hebben iets gemeenschappelijks [Indische wortels- KK].”243 Samen met haar vrouw “hadden ze Indisch-heid eruit gekruist. Geen hond zag aan Bianca dat ze een Indische vader had. En haar broertje was zelfs blond. Waarschijnlijk tot genoegen van vader Koffiekaatje.”244

De hoofdfiguur van alle drie romans verloochent haar afkomst niet. Zij is zich er altijd bewust van dat ze ‘anders’ is en zij vindt het ontkennen van haar herkomst onzin: “Ontsnappen was niet mogelijk. Wie kan er nu ontsnappen aan wat hem met de geboorte is meegegeven?”245 Zij heeft een hekel aan mensen die hun achtergrond willen verbergen achter een Westers uiterlijk (Jill in Scherven van smaragd noemt ze ‘Eurinda’s’) of achter pathologische verlegenheid en passiviteit (Adinda’s). De hoofdfiguur van Stolks debuutroman heeft vooral een hekel aan haar tante Ordi, die er alles aan doet om zich aan te passen aan de Hollandse of westerse mentaliteit.

Ordi is identiteitloos, vreemd ook aan haar eigen cultuur. Ze voedt haar dochter op een

Amerikaanse manier op. Ze wordt een “ontworteld wezen”246 genoemd dat “niet in vrede met hun eigen cultuur”247 leeft.

238 J. Stolk, Scherven van smaragd, pp. 74-75.

239 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 107.

240 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 140.

241 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 76.

242 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, pp. 76-77.

243 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 76.

244 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 77.

245 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 79.

246 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 61.

247 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 109.

4.4. STEREOTYPEN

Stereotypen fungeren als een apart onderwerp in Jill Stolks romans. In elk boek worden ze op de een of andere manier behandeld, impliciet of expliciet. In het vorige hoofdstuk zijn al er twee genoemd: Eurinda en Adinda. Ze worden als schreeuwende voorbeelden gebruikt voor de identiteitsproblemen van de Indo’s (dus ook de Indische vaders). De hoofdpersoon in Stolks romans heeft een hekel aan clichés, stereotypen en gekunstelde ideeën (zoals de mythen over de oorlog en oorlogshelden [vooral de Joden] die voor haar generatie abstract zijn).

INDISCH MEISJE

Eén van de representaties die Stolk regelmatig bekritiseert is het Indisch meisje:

“Jill stelt zich eerst voor als een Indisch meisje, niet ‘geen gewoon Indisch meisje’, zoals Marion Bloem, maar als een gewoon Indisch meisje dat zich wil afzetten tegen het beeld dat er van haar gevormd is door bestaande [koloniale- KK] Indische literatuur [...]. Jill is dat meisje niet. Ze is niet onverschillig, indolent, onzeker, passief, met een minderwaardigheidscomplex geboren en voorbestemd om elke man te verleiden met haar olijfkleurige huid en amandelvormige ogen.”248

Maar Stolk laat ons duidelijk zien dat dat beeld door de Indische gemeenschap wordt geërfd en zelfs versterkt: “Als ze thuiskomt van een party, hoort ze haar vader door de gang naar de kapstok waar haar jas hangt gaan. En ze weet dat hij in haar jaszakken zoekt naar eventuele

voorbehoedsmiddelen, verboden en verderfelijke bewijzen van een zondig leven.”249 “Pas op! Pas op voor de verkrachters, de beatkelder-verleiders, de borstentrekkers [...] Sex is gevaar. Rood licht”250- hoort Salma in Onder de blauwe sarong elke dag. Indo’s hebben een hekel aan de koloniale wereld met de koloniale versimpelingen, maar ze denken op dezelfde koloniale manier over de wereld: een Indisch meisje wordt door hen “behaagzuchtig koket”251 genoemd.

INDO’S OVER NEDERLAND

Er worden verschillende generalisaties in Stolks boeken gebruikt die onder de Indo’s leven over Nederland en Nederlanders. Nederlanders leven schematisch, burgerlijk en saai, ze werken van acht tot vijf en trouwen op een burgerlijke manier: “stadhuis, kerk, maaltijd.”252 Nederlanders

248 L. Ducelle, Onder de blauwe sarong: Jip, Jill en Janneke, p. 12.

249 L. Ducelle, Onder de blauwe sarong: Jip, Jill en Janneke, p. 12.

250 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 128.

251 J. Stolk, Onder de blauwe sarong, p. 77.

252 J. Stolk, Scherven van smaragd, p. 58.

zijn ijverig (“handen uit de mouwen”253) en gedisciplineerd (“Je kunt hier toch niet tot elf uur in je pyjama blijven rondhangen. [...] Dat is toch niet de manier om je in dit land aan te passen.”254)

Het Nederlandse klimaat is slecht voor Indo’s. De warmte in Indië is beter dan in Nederland, verdraagbarder. Daarom zitten de ouders van Jill in Scherven van smaragd thuis als het warm is.

Nederlanders zijn koud en rationeel: na het bezoek aan haar vriendin zegt Jill over het Nederlandse interieur:

“Het zwarte tafelkleed was me te Hollands. Zo’n kleed hoorde bij opa’s en oma’s van het platte land Nederland. De tuin was te Madurodam-achtig. Te klein. Te popperig. Je kon alleen kíjken naar die bloemperkjes. Er was geen gras om te lopen [...] Ik hield van opgeruimd, maar hier in huis was er toch iets meer aan de hand dan alleen ‘de boel aan kant’. Het was net of alle keurig gestofte spullen en meubels gerangschikt waren zonder dat de bewoners precies wisten wat ze wilden. Alsof hun hart er niet bij was geweest toen ze het huis inrichtten.”255

INDO’S OVER INDO’S

Naast de overtuigingen dat Indo’s minderwaardig zijn (dus beter moeten presteren) en het cliché van het Indisch meisje bestaat onder Indo’s een beeld van het geestelijke Oosten, de demonische

Naast de overtuigingen dat Indo’s minderwaardig zijn (dus beter moeten presteren) en het cliché van het Indisch meisje bestaat onder Indo’s een beeld van het geestelijke Oosten, de demonische