• No results found

- Uursla. Eenogige vrouw van schele Prinse. (863, 864, 866)

- Vande Wiele, Catharina. Nicht van meester Mussely, bij wie zij inwoonde.

(730)

- Vandoorn, Mielke. Zoon van bezembinder, die in een boshut woonde, stroper.

(887)

- Vandorpe. Pastoor, die een gat in zijn rechterwang had. (794)

- Van Humbeek, Pietje. Minister die de schoolwet 1879 ondertekende. Zie Van

Peeteghem. (777)

- Van Peeteghem. Onderwijzer aan de gemeenteschool, waar de negenjarige

Frank naartoe moest. Hij verloor al zijn leerlingen aan de kloosterschool door

de strijd rond de schoolwet van 1879. (775)

- Verdure, Jantje. Bakker die Streuvels inspireerde tot de gelijknamige novelle.

(802)

- Verhamme. Eigenaar van een rosmolen getrokken door een os. (937)

- Verkamer. Boer, wekte de belangstelling van de jeugd door zijn erg hese stem.

(799)

- Verriest, Hugo. Was negen maanden geestelijk directeur van het klooster. Bij

wiens afscheid Frank weigerde verdriet te tonen. (772)

- Wanne Dok. Baker die moeder Maria Louisa bijstond bij de geboorte van Frank.

(728, 943)

- Wies. Veertienjarige leerjongen bij de Lateurs die deelnam aan de rellen op de

Krakeelhoek. (782)

- Yserbyt. Onderpastoor, die tot 15 maanden gevangenis veroordeeld werd wegens

het luiden van de brandklok bij de rellen op de Krakeelhoek. Nadien zoals de

andere veroordeelden feestelijk onthaald door de bevolking. Werd korte tijd

later op een andere parochie aangesteld. (784, 785)

- Zale-Moeie. Vrouw Kijvers. Zie Petrus Gezelle; zie Kijvers. (824, 836)

- Zuster Clothielde. Een van de onderwijzeressen van de kloosterschool. (766)

- Zuster Ignatia. Strenge non, bijgenaamd Naske Klakbille, catechiste. (771,

978)

- Zuster Kostka. Een van de onderwijzeressen van de kloosterschool. (766)

- Zuster overste. Van het klooster in Heule. (770)

Eindnoten:

1 VW 4, p. 1067.

2 Zie: Paul Thiers, ‘Stijn Streuvels, de antecedenten en Heule: het geboortedorp’, in: Jaarboek

11 van het Stijn Streuvelsgenootschap (2005), p. 158.

3 VW 3, p. 725-795.

4 ‘Leven’ staat voor Het leven en de dood in den ast.

5 Meer lichte verbanden tussen: rellen op de Krakeelhoek (Heule, 781-784) en scharminkeling (‘Leven’, 737); paard (Heule, 799, 805, 870, 878) en (‘Leven’, 736, 739, 745, 771); zwijn (Heule, 805-806) en (‘Leven’, 727, 736); hofhond (Heule, 896) en (‘Leven’, 736); korinten (Heule, 847, 851) en (‘Leven’, 745); fruit (Heule, 776, 884, 895, 920) en (‘Leven’, 771); pijp en tabak (Heule, 818, 825-826, 923) en (‘Leven’, 734, 742). Over de duivel in Heule en ‘Leven’: zie Toemaatje.

6 1924; VW 2, p. 1763-1780.

7 De passage verdient een vergelijking met het eerste hoofdstuk van Godfied Bomans, Erik of

het klein Insectenboek van 1941.

8 G. Verbeek in ‘Inleiding’ tot Het leven en de dood in den ast. Brugge: Desclée de Brouwer, 1964, p. 7. De tekst gaat verder: ‘In Leven en dood in de Ast nu is die novelle uitsluitend geschikt om gelezen te worden. Daarom ook heb ik alle aanbod (zelfs van 't ministerie!) radikaal afgewezen en alle illustratie, bewerking voor toneel, voor radio, en voor televisie ten stelligste verboden. Ze zouden het kapot maken. Hier moet de verbeelding uitsluitend overgelaten worden aan de lezer, gelijk de dingen voorgesteld worden en gesuggereerd door de tekst.’

9 In Prutske van 1922 (VW 3, p. 263) legde Streuvels deze visie in het bewustzijn van de kleine Prutske.

10 Ook in Avelghem is materiaal te vinden over Streuvels' omgang met tijd, o.a. p. 1010-1011. 11 Zesde gebod: Doe nooit wat onkuisheid is.

zwijgen in de ast’, in: Jaarboek 5 van het Stijn Streuvelsgenootschap. Tielt: Lannoo, 2000, p. 65 e.v.

14 Negende gebod: Wees steeds kuis in uw gemoed. 15 Zie lijst als bijlage.

16 Streuvels schrijft niettemin in lyrische bewoordingen over de landelijke maatschappij. (Heule, 827-831) Door zijn vergelijking van de buren Karel en Ivo met figuren uit het Oud Testament, benadert hij bijvoorbeeld de opvattingen van de calvinistische Amsterdamse auteur van Portugees-Joodse afkomst Isaac da Costa (1798-1860), zoals verwoord in ‘Bezwaren tegen den geest der eeuw’ (in: Vrijmoedige bedenkingen. Spectrum van de Nederlandsche letterkunde, deel 20, p. 117-188). Wat in de lijn ligt van Knorres levenswijsheid: ‘Waartoe de bestaande dingen willen veranderen? gekkenwerk!’ Zo interpelleert hij Blomme die staat te ‘purren op zijn land’ (‘Leven’, 769-770) - En Fliepo in zijn reisdroom spreekt Knorre na met de bedenking: ‘Moet ge nu niet stomzot zijn gelijk Blomme, die daar op z'n harde gersfakken staat te beulen, als men zulk een leventje hebben kan?’ (‘Leven’, 771)

17 Johan Roelstraete, ‘Het volkslied in het oeuvre van Stijn Streuvels’, in: Iepers Kwartier, 7 (1971), 4, p. 117. Een variante van het tweede lied staat in Prutske (VW 3, p. 289-290). 18 De Fiertel gaat traditioneel uit op Drievuldigheidszondag, dit is de eerste zondag na Pinksteren.

Streuvels dateert de Hermesprocessie in de novelle op de derde zondag van juni. In het jaar voor de publicatie viel Pinksteren op 8 juni, en de Fiertel dus op 15 juni. Dit was de derde junizondag.

19 Katholieke Encyclopedie, deel 13, p. 223 b.

20 Eric Devos en Ludo Collin, ‘Behoet mine zinnen...’ 1150 jaar Sint-Hermes in Ronse. Gent: Dienst Erfgoed Provincie Oost-Vlaanderen, 2010.

21 Niet alle onthoofde martelaren werden daarom als beschermers tegen waanzin vereerd. 22 Eric Devos en Ludo Collin, o.c., p. 33: Dimpna in Geel.

23 Jean Froissart (1337-1405), Chroniques. ‘Aussi envoya-t-on pareillement à Saint-Hermer [sic] à Ronais, lequel Saint a le mérite de guérir de frénésie et de derverie, on y envoyoit ordonnément et dévotement l'offrande du roi.’ (Geciteerd in: Eric Devos en Ludo Collin, o.c.).

24 Op het zuidelijke kruisbeukaltaar van de Sint-Hermeskerk staat een levensgrote ‘Sint-Hermes te Paard, met de Duivel’, en een reliekschrijn van de heilige. Zie: Eric Devos en Ludo Collin,

o.c. Cfr. p. 40 Duiveluitdrijving, - De novenes in Ronse en Geel hebben een gelijklopend

programma, cfr. p. 45.

25 ‘[Alientje] miek een kruis als ze hem zag afkomen, alsof hij de duivel meebracht’ (‘Kinderzieltje’, 1904; VW 1, p. 1494) - ‘wie de duivel zal nog uitkennen of weten te zeggen: wie en welk? Siska of vrouw Vanneste?’ (‘Martje Maertens en de misdadige grafmaker’, 1904; VW 1, p. 1547) - ‘bij de duivel, zou hij weten dat der sperren op zijn diltezolder liggen?’ (‘Op het kasteel’, 1904; VW 1, p. 1586) - ‘of de baron ging met de duivel om en wilde hen betoveren’ (‘Op het kasteel’, VW 1, p. 1591) - ‘zitten we nog in de klauw van de duivel?’ (‘Op het kasteel’, VW 1, p. 1597) - ‘als van de duivel bezeten’ (‘Jantje Verdure’, 1904; VW 1, p. 1453-1454).

26 Soms heeft het bijwoord ‘duivels’ (verduiveld) een versterkende betekenis: ‘'t was duivels lekker, Amelie kende 't om de baron zijn keuken te doen’ (‘Op het kasteel’, VW 1, p. 1594) -of drukt het ironiserend waardering uit: ‘die duivelse, luie melkmoederkes’ (‘Horieneke’, 1905; VW 2, p. 219).

27 Met het beeld ‘De Ronsiese Zot’ (1959) van Florent Devos, en de ‘Zottenmuur’ (1998) van Ephrem Delmotte cultiveren de Ronsenaars hun bijnaam.