• No results found

Een uitspraak die Streuvels en Yourcenar grinnikend beamen

Eindnoten:

1 Omwille van de uniformiteit spellen we steeds Avelghem, ook als we naar het Volledig Werk verwijzen.

2 Luc Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels, 1971, p. 115. De kritiek kwam van Clem Bittremieux (1920-2003) in De Spectator van Kunst- en Geestesleven, 24 februari 1946, p. 10. Speliers zegt over deze criticus: ‘indertijd bekend om zijn voorliefde voor de nieuwe zakelijkheid van Elsschot maar nu als essayist volledig uit de letteren afgevoerd.’ (Dag Streuvels, 1994, p. 646). Bittremieux maakte een proces op van het Europese peil van de Vlaamse letterkunde anno 1946.

3 Leo Pleysier, Wit is altijd schoon (1989), De kast (1991), De gele rivier is bevrozen (1993),

Volgend jaar in Berchem (2000).

4 Bart Moeyaert, Broere (tot nu 3 delen: 2000 - 2002 - 2010). In deze rij van deels autobiografische fictie passen ook: Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest (1965), W.F. Hermans, Onder professoren (1975), Gerard Reve, Oud en eenzaam (1978), Moeder en zoon (1980) en Jeroen Brouwers,

Bezonken rood (1981).

5 Stijn Streuvels, Volledig Werk. Brugge: Orion/Desclée de Brouwer, 1973. Verder afgekort als VW, waarop de pagina volgt, zonder ‘p.’.

6 Alternatieve titels in vertalingen: Mijn jeugd (1919), Kinderjaren (1982).

7 Streuvels bezat veel boeken van zijn lievelingsauteur Tolstoj, o.a. de Oeuvres complètes (5 vol.). Paris, 1903, waarin deze autobiografische werken opgenomen zijn. Zie hiervoor de inventaris van Streuvels' boeken, opgemaakt door Luc Schepens, in de Provinciale Bibliotheek te Brugge.

Proust in de bibliotheek van Streuvels en dat dateert van... 1926. Speliers is hier onduidelijk, ofwel is zijn citaat verkeerd, of slaat zijn citaat op de lectuur van A l'ombre des jeunes filles en

fleurs uit een vroegere lectuur of versie uit 1925 (met dank aan Paul Thiers voor deze opmerking).

Op p. 649 stelt Speliers dan weer in tegenstelling tot zijn vorige datering: ‘[...] Marcel Proust, die hij voor het eerst heeft gelezen in 1926.’ De inventaris van Luc Schepens vermeldt de complete Parijse uitgave van 1926 als Streuvels' bezit en de 3 volumes van de uitgave van 1947. 9 Inventaire de la Bibliothèque de Marguerite Yourcenar. Clermont-Ferrand, 2004, p. 462, onder

de nummers 5483 en 5484 de uitgaves Leon Tolstoï, Etapes d'une vie, Enfance. Paris, 1935, en Etappe d'une vie, Adolescence. Paris, 1936. Onder 5485 dan weer: Leon Tolstoï, Enfance,

Adolescence, Jeunesse. Paris, 1975. Onder 6066, op pagina 508: Marcel Proust, A la recherehe du temps perdu. Pléiade, 1987, 1549 p. In Met open ogen, gesprekken met Matthieu Galey.

Ambo, 1982, p. 47: ‘En Proust, wanneer hebt u die ontdekt? - Kort na diens dood; ik moet vierentwintig of vijfentwintig jaar geweest zijn.’ En op p. 192: ‘Ik heb Proust zeven of acht keer herlezen.’ Op dezelfde pagina: ‘Van de schrijvers uit de generatie voorafgaand aan de mijne herlees ik vaak [...] Tolstoj...’ Op p. 178: ‘[...] ik ben geneigd om te antwoorden [...] dat Tolstoj de absolute meester blijft. Toch meen ik dat we Kinderjaren en Jongensjaren niet tot zijn grote werken moeten rekenen; misschien heeft hij die geschreven toen hij nog te jong was.’ Marguerite Yourcenar bezat ook tal van autobiografieën in Engelse en Italiaanse vertaling van Junichiro Tanizaki, de Japanse schrijver die in het begin van dit artikel aangehaald wordt. 10 Dit citaat van Yourcenar komt uit www.citaatnet.be.

11 Uit Marguerite Yourcenar, Met open ogen. Gesprekken met Matthieu Galey. Amsterdam: Rainbow Pocket, 1982, p. 215. In Dierbare nagedachtenis formuleert ze over haar grootouders een gelijkaardige gedachte: ‘En toch, achter die [...] meneer en mevrouw stonden rijen van duizenden voorouders, teruggaand tot de prehistorie en dan, hun menselijk gelaat verliezend, verder tot aan de oorsprong van het leven op aarde.’ (p. 47)

12 G.J. van Bork, H. Struik, P.J. Verkruijsse, G.J. Vis, Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek. 2002 (dbnl, website).

13 Luc Devoldere, ‘Afscheid van Yourcenar. Een autobiografie zonder ik’. Uit: Verken uw

gevangenis: over Marguerite Yourcenar. Brugge, 2003, p. 124: ‘Het kind moet een naam hebben

maar er bestaat geen naam voor de unieke literaire vorm die Yourcenar hier vond: een vorm waarin familiekroniek, roman en essay samensmelten, zonder dat de ene de andere verdrukt.’ 14 Vooral Luc Schepens, o.c., André Demedts, Stijn Streuvels. Een terugblik op leven en werk.

Brugge, 1971. Verder Hedwig Speliers, Dag Streuvels (1994) en de beknopte biografie van Paul Thiers op www.streuvels.be/biografie.html. Maar ook het werk van André de Ridder, Filip de Pillecyn en Joos Florquin. Streuvels had voor Heule zelf al autobiografische geschriften gepubliceerd in de ik-vorm: ‘Kindertijd’ uit Dodendans (1901) (VW 1, 601), Stille avonden (1905), In oorlogstijd (1915-1916) en Herinneringen (1910-1940) (VW 2).

15 Vooral de biografieën van Josyane Savigneau, Marguerite Yourcenar (1990) en Michèle Goslar,

Yourcenar. Qu'il eût été fade d'être heureux (1998). Verder van Michèle Goslar: Marguerite Yourcenar. Regards sur la Belgique. Brussel, 2003, en Marguerite Yourcenar. De gemaskerde passie. Amsterdam, 1996.

16 André Demedts, o.c., p. 291. (Het boek werd in twee delen uitgegeven: Ingoyghem I en II). 17 Josyane Savigneau, o.c., p. 64. Deze biografe speculeert ook op de ironie van Marguerite

Yourcenar door te suggereren dat zij deze titel koos om al diegenen die iets bijgedragen hadden tot haar vorming, te plagen. Comenius gold immers als grote hervormer van de pedagogie en volgde niet het voorgeschreven pad van het bestaande onderwijs. Deze interpretatie lijkt evenwel vergezocht.

18 Marguerite Yourcenar, Met open ogen. Gesprekken met Matthieu Galey. Ambo, 1982, p. 171 en 172 onderaan.

19 In het Volledig Werk 4 vergat men helaas dit zinnetje! Het stond nochtans duidelijk in de uitgave van 1946. Het is de uitgever wellicht ontgaan, omdat het onderaan links stond, op pagina 4 en het Volledig Werk onmiddellijk startte met pagina 5. Ingoyghem wordt in dit artikel niet besproken, maar het is belangrijk daar als eerste zin te lezen: ‘Deze keer is het niet voor mijn plezier. Inderdaad. Met hoeveel lust en opgezet als ik was om de herinneringen uit mijn jeugd weer op te halen en neer te schrijven, is het nu met weerzin dat ik het derde deel aanvat [...]. Gingen Heule en Avelgem onder de kenspreuk van: “Pour mon plaisir”, nu [...]’. (VW 4, 1271) 20 M. Yourcenar, Met open ogen, p. 168.

drempel der Wereld-Halle’. Jaarboek 10 van het Stijn Streuvelsgenootschap. Tielt: Lannoo,

2005, p. 47-75.

23 E. Brems, o.c., p. 48 en 49. Het valt op hoe Tom Lanoye ook deze methode van citaten toepast. In Sprakeloos citeert hij o.a. Sophocles, Shakespeare, Molière, Claus, Miller, e.a.

24 Tom Sintobin, ‘We schaft er op de woorden?’ Vijf keer Streuvels lezen. Gent, 2005, p. 5. 25 We nemen in de tekst de paginaverwijzingen naar het werk van Yourcenar op zonder de

aanduiding ‘p.’

26 Omer Vandeputte, Van Achiel tot Zwarte Seis. Personages in Stijn Streuvels' Volledig Werk, p. 84 en 85. (Onuitgegeven studie; zie ook de vorige bijdrage in dit jaarboek, p. 90-99). 27 Ook bij Tom Lanoye, o.c., talrijke personages en hun epitheton: de Hardwerkende Bultenaar,

Willy De Schoenmaker, Dikke Liza, Omer De Loodgieter, e.a. 28 M. Yourcenar, Met open ogen, p. 19.

29 M. Yourcenar, Met open ogen, p. 20.

30 De voorbeelden zijn over het hele boek verspreid. Soms expliciet met een hoofdstuk daaraan gewijd, zoals XV, maar ook III, met de titel ‘Indrukken’. (VW 4, 735) Onder ‘VI Naar school’ en ‘IX De Jaargetijden’ staan zeer talrijke voorbeelden, o.a. p. 813 ‘de gevoelens die in mijn innerlijk gemoed sluimerden’.

31 P. Vantyghem, ‘Desalniettemin’, colum in De Standaard, maandag 10 oktober 2010, p. 22.

Herinneringen...